Historisch Archief 1877-1940
No. 2502
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
KAREI. V.AN DEN OEVER, Geestelijke peilingen,
J. J. Romen en Zonen, Roermond, zonder
jaar.
P. H. RITTER Jr., Het gracieus Avontuur, E.
M. Querido, Amsterdam, 1924.
P. H. VAN MOERKERKEN, Habhabalgo, P. N. van
Kampen en Zoon, Amsterdam, zonder jaar.
Karel van den Oever doet me wel een beetje
denken aan die interessante type Lieven Lazare,
dien fel katholieken, strijdbaren, fanatieken snui
ter uit Teirlinck's Ivoren Aapje, van wien o.a.
gezegd wordt. Het is een zeer goed man, maar
hij is onstuimig en eenzijdig in zijn liefde". Waar
van den Oever ook maar iets ruikt, dat naar zijn
persoonlijke opvatting niet past in het zuiver
katho, liek geloof, vliegt hij in het geweer. En hij heeft
in ieder geval de royaliteit andersdenkenden"
met nadruk te vervangen
door,,verkeerd-denkenden".
In een reeks Toorop-opstellen tracht hij aan te
toonen, dat de groote katholieke meester lang niet
altijd zuiver op de graat is:,,Het geheele leven van
Toorop is een evolutie uit geestelijke anarchie naar
dogmatisch katholicisme en God heeft ook dezen
Oostersch-Hollandschen artiest zijne innerlijke
beproeving'' gegeven in den vorm eener mystieke
dwaling". In Toorop's madonna's weigert Van den
Oever O. L. Vrouw te erkennen: Dat is een
bouddhistische voyante", die zoo noodig ge
dachten leest en uit de hand propheteert; dat is
een oostersch-psychische somnambule", die in
hare subliminale" hypnose verwarde verklarin
gen stamelt; dat is het spriritistische medium,
welke onbegrijpelijke geheimzinnigheid uit
!'audela" verneemt". Hij ziet er astrale
zelfvergetenheid" in, iets diabolisch, boerenbedrog enz.
Voor zijn landgenooten is hij onverbiddelijk af
wijzend, waar hij het moreel tekort opmaakt van
het Van-nu-en-straks-geslacht bij het
nieuwroomsch inzicht: De Roomsche persoonlijkheid
van Prosper van Langendonck was machteloos
en de levensscepsis van De Wandelende Jood"
verhelderde niet maar verwarde. De naturalis
tische zinnelijkheid van De Bom, de laffe
zielsverscheurdheid van Vari de Woestijne, het licht
zinnig levens-dilettantisme van Teirlinck, ver
schroeiden de moreele gezondheid der kunst. O ja,
Streuvels was gezond" als de natuur, was soms
een fatalist, maar echter niets meer dan dat".
Zelfs pastoor Verriest vindt geen genade: Om
de aanwezigheid van Hugo Verriest zouden we
werkelijk willen gelukkig zijn. Doch dit kan niet,
Verriest smekte" meer aan schoone,
west-Vlaamsche woorden dan dat hij het godsdienstig
geloofscentrum werd in '90; de kunstmatige drapeering
van zijn zwarte halsdoek vergde meer de aandacht
van het publiek dan de religieuze waarde van het
priesterschap".
Waar Van den Oever met al te fel zijn katholicis
me op den voorgrond dringt, geeft hij soms goede,
zuiver litteraire, maar toch altijd zeer persoonlijke
karakteristieken van kunst. Zoo b.v. in zijn opstel
Pseudo-Vlaanderen, waar hij naar aanleiding van
Lemonnier's Le petit homme de Dieu de Vlamingen
d'expression francaise typeert als menschen, die
Vlaanderen beschouwen als een object d'art,
dood-geconserveerd onder de glazen stolp zijner
archaïstische achterlijkheid", en waar hij den Hol
landers den raad geeft, minder den ernstigen"
grappenmaker Maeterlinck dan zijn aangenomen
wees Vlaanderen au sórieux" te nemen".
Ook Verwey in zijn beschouwingen over
Hadewych moet het ontgelden en de roomsche Van
Eeden zelfs krijgt dan mee een veeg uit de pan:
Het is bij Verwey hetzelfde gebrek aan sensus
catholicus" als bij Kloos, toen deze de Navolging
Christi" vertaalde; zelfs Van Eeden, na zijn be
keering, bleek zoo zwaar belast met de oude duister
nis dat Het Roode Lampje" en Uit Jezus'
Openbaar Leven" gevaarlijk kettersche boeken
zijn. Katholieke mystici hebben meer dan eenmaal
de individualisten van '80 bekoord, omdat deze
meenden in hen gelijkgeaarde en gelijkbesnaarde
zielen te vinden, wier persoonlijk zielelevenkernen
uitgangspunt was van elk hunner mystieke hande
lingen".
Van den Oever heeft misschien schoon gelijk;
maar hij moet niet vergeten, dat ook hij zelf een
prachtige, hoogst interessante individualist is, die
geheel buiten de zich goed katholiek noemende en
voelende massa staat, al die pastoors, die knap zijn
in hun vak, al die leeken, die uit sleur of politiek
trouw de schare volgen. Hij is een prachtkerel in
zijn felle oraties ,zijn verwoede uitvallen; hij is een
krachtig levend zeer apart man met zijn schat
van echte, schitteren
de idealen, zijn muur
vaste axiomata, een
die tiert en fulmineert
tegen allen, die hem
te na komen of aan
zijn idealen twijfelen.
Hij is een heerlijke
Don Quichotte zooals
we allemaal zijn, als
er iets machtig en
hevig in ons leeft.
Of Ritter inderdaad
een nieuw genre wil
inaugureeren met zijn
aardig boekske Het
gracieus avontuur"?
Geen mijmering en
dialoog meer
dooreengehaspeld, de mijme
ring geve de kleur en
de sfeer, de dialoog
de handeling. Zij
werken alleen maar
vruchtbaar samen,
wanneer ze afzonder
lijk worden opgezet.
Wij mijmeren en pra
ten ook niet door
elkaêr heen in het
leven, dat we getrou
welijk pogen na te
volgen in elke Kunst",
laat hij den regisseur
in den proloog van
deze letterkundige
operette" vaststellen.
In ieder geval, het
boekje laat zich
genoegelijk lezen; de
mijmeringen zijn rijk
aan zielsontleding en
natuurimpressies, de
dialoog is echt en
soms pakkend, een
reflex op de mijme
ring. Herman,de stoere
werker in Indiëis
met den handschoen
getrouwd met Jenny,
die zich wel wat ver
vreemd voelt van haar
man" en die nu door
zijn broer Karel, een
verstokt celibatair,
maar een man van een gevoelige natuur, die
innig veel van zijn broer houdt, naar Genua
wordt begeleid.
In mijmering en dialoog zien we langzaam het
gevaar, dat in een dergelijke situatie ligt, groeien,
en nauwelijks zijn ze de Alpen over, of Karel mij
mert al, niet zonder dat Jenny hem voldoende
motieven gegeven heeft in hun dialoog: Maar
bij God, wie heeft er nu recht? Wie is nu meer?
Kent zij hem nog? Heeft zij hem lief? !s het geen
dwaze fictie, geen conventionaliteit? Heeft zij
haar leed niet uitgeschreid, gisteren in dien raren,
wonderlijken nacht?"
Jenny legt hem het vuur bijzonder na aan de
schenen, maar het slot is toch immers de regis
seur had het beloofd: Er gebeurt niets.... óver
het kantje der oirbaarheid. Want (ik cursiveer) ik
heb u gezegd: wat er in voorkomt, is nimmer ge
schied" dat Jenny, ongerept naar den lijve, nog
net op tijd te Genua op de boot komt en ze beiden
hun zwaar offer brengen in het conflict tusschen
plicht en liefde.
Dit conflict is hier voortreffelijk geteekend en
ook de natuurimpressies, precieuse prenten van
het zuidelijke land, hebben mij bijzonder bekoord.
Met Habhabalgo" heeft Van Moerkerken na
tienjarigen arbeid zijn Gedachte der tijden voltooid.
Ik durf niet beweren, dat al de onderdeelen op
dezelfde hoogte staan van wat in den aanvang
verscheen, doch dit slot is geenszins het zwakste
deel van de reeks. Hij geeft hier een weidschen
blik over heel de wereldhistorie van het Westen.
Als Logimena, die troostend en vertrouwend,
leerend en voorspellend door de wereld gaat, Fiamat
aanschouwt in haar zware zwangerschap, neemt
ze haar hand en lacht bewonderend: O, o, Fiamat,
machtigste van de moeders ! je draagt een heel
volk ! Zullen het schrapende kooplieden, oorlogen
de Koningen, listige Magiërs, wegende rechters,
hongerende handwerkers, zwetende boeren, tem
pelbouwers, bceldenbootsers of zangers zijn?" En
zoo worden dan haar zeven zonen geboren: Hab
habalgo, de schrapende koopman, Rabel, de ver
woede krijgsoverste, Momper, de heerschziichtige
priester, Jur, de listige rechtsverkrachter, Pynaar,
de zuchtende arbeider, Dary, de zwoegende boer,
Thaumar, de kunstenaar, de beelder. Deze zal
het smartelijkst torschen het leed der wereld, maar
brengt de verlossing.
BLOEMENMARKT TE AMSTERDAM
Reproductie
geëxp
van een schilderij door B. van Vlijmen;
oseerd hij den kunsthandel Buffa
Zij groeiden op, vechtend en spelend als alle
kinderen, en openbaarden hun verschillenden aard.
Habhabalgo nam het brood weg van de oude, blin
de vrouwen en schrokte de papschotels leeg onder
de bevende kinnebakken. Rabel roofde vogelnes
ten en slurpte de eieren uit. Momper deed de kleine
meisjes schrikken in het donker. En Jur beschul
digde de drie jongsten van de daden der drie oud
sten.
Doch Pynaar, Dary en Thaumar deden het
werk, ook voor hen; zij dreven de varkens onder
de eikeboomen en sprokkelden hout. Alleen Thau
mar sloop vaak weg, de eenzaamheid der verste
duinen in, tot hij de grenzenlooze ruimte van den
rtiisenden Oceaan voor zich zag".
Later zien we Habhabalgo ais Romeinsch patri
ciër, als middeleeuwsch roofridder, als
fabrieksheer en mijnmagnaat. Cajus Publius Rabel is
de groote veldheer, zwelgend in bloed. Momper
wordt op zijn tijd paus. Pynaar, Dary en Thaumar
zijn de ziel der eerste christengemeente; ze trekken
mee ter kruisvaart. Thaumar wordt zelfs dienst
weigeraar. Heel de westersche wereldhistorie is
uitgebeeld in dit roemrijk zevental, van de
Hyperboreërstot de radio-concerten en de laatste voorspel
lingen der toekomst, als Thaumar van den laatsten
strijd zingt tegen Habhabalgo en Rabel, Momper
en Jur: Gij zult vallen, want uw macht is de
macht van den wreden Haat.... onze macht is
de Liefde en de Deernis. De domme Maag schiep
den strijd der broeder-volken; maar nu beheersen
wij de domme Maag door de Goddelijke Rede, het
kind van Gods Wijsheid".
Van dit alles vertelt Van Moerkerken boeiend en
schoon voor wie rustig mediteerend, met kennis en
inzicht mee op kan gaan in zijn fantasieën. Hij
geeft het als een dictaat der colleges van den laat
sten der Merels, professor aan een
Nederlandsche Universiteit in de Filosofie der Geschiedenis.
Hier nog meer dan elders misschien voelen we Van
Moerkerken's verwantschap aan Anatole France.
Toch zal hij vermoedelijk bij het groote publiek
niet het succes hebben van dien speelschen wijsgeer.
France was levendiger en vlotter, eenvoudiger en
doorzichtiger in deze dingen, bood zijn velen lezers
meer de gemakkelijke zelfvoldoening wat diepzinnig
leek, spoedig te kunnen doorzien en in hir.i
.ippln:.ieigenlijk hun eigen scherpzinnigheid te kunnen toe
juichen.
J. PRINSEN J.Lz.