De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 23 mei pagina 17

23 mei 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2502 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l? TOONEEL TE PARIJS PIRANDELLO, RENAISSANCE. Vêtir ccnx qui simt mis. THEATRF. DES ARTS. Henri IV. Zooals de meeste stukken van Pirandello heeft ook Vestire gli ignudi" zijn punt van uitgang in een gemengd" bericht. Het dochtertje van den Italiaanschen consul te Smyrna is door na latigheid van de gouvernante Ersilia Drei om het leven gekomen. Ersilia wordt op staanden voet weggejaagd en vertrekt met nauwelijks geld genoeg voor de reis naar Rome. Daar aangekomen hoort zij, dat haar verloofde Laspiga op het punt staat met een ander te trouwen en doet een po ging tot zelfmoord. Buiten alle verwachting slaagt men in het ziekenhuis, waar zij wordt opgenomen, er in haar te redden. Direct na haar opname had zij aan een reporter, die er mooie" copy in zag, een uitvoerig verhaal gedaan van haar weder waardigheden en zoo staan door uitvoerige berich ten in de kranten, haar lotgevallen gedurende een oogenblik in het middelpunt der belangstelling. Een bekend romancier neemt haar uit psycholo gische nieuwsgierigheid, maar evenzeer uit be lustheid op nieuw amoureus avontuur in zijn huis op. Maarzij is geestelijk nog alles behalve hersteld. De verloofde verschijnt en wil vol wroeging goed maken, wat hij misdreven heeft. Intusschen heeft ook de consul Grotti het re laas in de couranten gelezen en eischt een onder houd. In een fel-rauwe scène tusschen Ersilia en Grotti blijkt, dat het met de ware toedracht geheel anders gesteld is. Ersilia was zijn maitresse en dacht niet meer aan verloving of huwelijk met den ander. Tenslotte stemt zij toe haar leugen te bekennen. Als een opgejaagd dier een figuur, die Pirandello dierbaar is staat zij tusschen de drie mannen, die allen opheldering en iets anders wenschen. De eenige uitweg is opnieuw de zelfmoord, maar ditmaal zonder den schoonen schijn. Niets heeft het leven haar gegund, zij is slechts dat geweest, wat de anderen haar gemaakt hebben en zelfs dat ne omhulsel, het kleed van gelukkige en bedrogen verloofde, waarmee zij in den dood haar armzalige nietswaardigheid had willen dekken, was te veel gevraagd. Nu sterft zij naakt,"ontdaan van eiken luister. De gedachte, dat wij geen van allen zijn, wat wij schijnen, was niet nieuw in het oeuvre van Pirandello. Het is waarlijk geen toeval, dat zoovele zijner tooneelstukken hun formeele aanleiding vinden in den korten, hevigen schok van een zelfmoord, een ongeval. Maar verre van de uiterlijke, grove sen satie te zoeken, die in dit gemengde bericht" besloten is, richt hij op een aldus geschapen uit zonderingstoestand" een felverblindend zoeklicht en raakt er het wezenlijke van tot aan den wortel blootgelegde menschelijkheid. En hier, waar dit wegvallen van pose, van elke houding eerst aan het einde geschiedt, toont hij ons hoe zelfs deze, in de oogen van velen volmaakt onbelangrijke vrouw, die kleinzielig en dom is en met tallooze ondeugden behept, die zonder eenige heroïek het leven als een nutteloozen last gedragen heeft, toch nog iets anders verdient dan een botte ver oordeeling of goedkoop medelijden. Wat de opvoering betreft, waren de drie mannenrollen niet zeer sterk bezet, hoewel Vargas als de ijdele, van zichzelf vervulde, maar toch wel fijne romancier uitstekende momenten had. Madame Simone maakte echter van de hoofdrol een creatie, die ons lang zal bijblijven. Als geen ander heeft Pirandello de klove gezien, die altijd zal blijven bestaan, tusschen het beeld, dat de schrijver voor oogen had en de vertolking zelfs door den besten acteur. Zijn spel- en pcrsoonsaanduidingen zijn dan ook overvloedig en verzorgd tot in minitieuse details. En zoo beschouwd heeft Mme Simone zich niet alleen op voorbeeldige wijze gehouden aan het door den schrijver gegevene, maar haar gansche vertolking doordrenkt van dat nieuwe, eigene leven, dat het kenmerk is van alle groote tooneelspeelkunst. In aansluiting aan een uitmuntenden Nederlandschen roman had ik alsgemeenschappelijken titel boven de beide in dit opstel behandelde tooneelstukken het woord Maskerade" kunnen plaatsen. Het punt van uitgang van Enrico IV is een historische optocht met Heinrich der Vierte, de keizer die naar Canossa ging, als hoofdpersoon. Naast hem rijdt als Mathilde van Toscane de vrouw, die hij lief heeft. Maar zijn trouwelooze mededinger, de baron Tito Belcredi komt letter lijk tusschen beide en is oorzaak van zijn noodlottigen val van zijn paard. Door dien val op zijn hoofd wordt hij waanzinnig en verkeert van nu af in de meening, in waarheid de historische keizer te zijn. Om hem rust te geven hebben zijn ver wanten een moderne villa in een keizersburcht. DE WEDSTRIJDEN OM DEN DAVIS CUP. De Nederlanders wonnen in dezen belangrijken tenniswedstrijd van de Tsjecho-Slowukeii. ^f i & 'i V/ VAN LENNF.I' DE NEDERLANDERS: TIMMER IEMER KOOL ZEMLA DE TSJECHO-SLOWAKEN: MACENAUER KOZELUK (Teekeningen voor ,,de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen) getransformeerd, met gecostumeerde knechten en met een garderobe voor de bezoekers, die slechts in het costuum van het tijdperk ontvangen kun nen worden. Twintig jaren zijn verloopen en zijn neef Carlo di Nolli wil nogmaals pogen hem door een nieuwen psychiater van zijn waanzin te genezen. Tezamen met den baron Belcredi en de markiezin Mathilde, die sinds jaren zijn maitresse is, verschijnen zij op audiëntie. Enrico IV is hautain, smeekend, uit dagend, maar wekt door enkele zinswendingen bij de markiezin den twijfel of hij werkelijk gek is. Haar vermoeden is maar al te juist, want de ,,keizer" is sinds acht jaren van zijn waanzin ge nezen, maar heeft dit aan geen sterveling ter we reld doen bemerken, er de voorkeur aan gevend, na de jarenlange opsluiting het gewone leven te vermijden. Natuurlijk heeft hij hen herkend, maar hij geniet van de angst en het daaruit voortvloeiend overwicht dat alle gekken op gezonden uitoefenen. De psychiater heeft een vernuftig plan. Frida, de dochter van de markiezin, vertoont een spre kende gelijkenis met het portret van haar moeder voor twintig jaren. Beiden zullen zich in een ge lijkvormig costuum aan den vermeenden dwaas vertoonen. Door den feilen schok zal het uurwerk opnieuw aan het loopen gebracht worden. Maar inmiddels heeft Enrico IV zijn herstel aan zijn vier knechten geopenbaard, die niet aarzelen het hun toevertrouwde geheim onmiddellijk te schen den.. De dokter en de markies verschijnen in moderne kleeren in de troonzaal, waar Frida en haar moe der reeds tezamen waren voor het door den psychiater geëischte experiment; plotseling wil Henri IV de dochter met zich meesleuren, ook nu tracht Belcredi hem te weerhouden, maar wordt in een aanval van woede door Henri IV doorstoken. Nu blijft hem niets anders, dan in de aangenomen fictie terug te keeren. Hij is gek, roepen allen op het moment van de uitbarsting. Hij is niet gek, zegt Belcredi, als hij] eindelijk en ten leste zijn gerechte straf krijgt. Ook hier dus weer een niet volledig gedane keuze tusschen waanzin en gezond verstand. De hoofdverdienste van den in prachtige grilligheid gespeelden Henri IV van Pitoëff, was dan ook juist het elastisch-veerende springen van het ne in het andere gebied. Met een iets verzorg der dictie, zou deze vertolking niet beter te den ken zijn geweest. Maar ook in zijn regie toonde Pitoëff opnieuw zijn fijne intuïtie voor deze in tellect en verbeelding eischende kunst. En zijn sober maar uiterst suggestief decor moet geheel conform zijn aan het door Pirandello zelf toe gepaste systeem in zijn Theater der XII te Rome, waar naar ooggetuigen ons verhalen, men even ver verwijderd is van de groteske meiibcltentoonstelling niet supplementaire mode-show van som mige boulevard-theaters, als van het mania kaal doorgevoerde latjes- en drooglijnen-stelsel van een enkel théatre d'avant-garde. Diepzinnig en vol verborgen bedoeling is dit tooneelstuk. Na zijn herstel is de/e Henri IV te zwak voor het leven van allen dag niet zijn duizende listen en onberekenbare tegenhedcn. Maar de persoon van den historischen" keizer staat vast, /ijn leven is geleefd, het is als de in noten en teekens vastgelegde partituur van een symphonie, d'e door eiken genialen musicus opnieuw vertolkt kan worden, maar aan welks inhoud niets meer te veranderen is. De hoofdpersoon van Henri IV is in zekeren zin die geniale fantast, die herschepper, die door de zuivere kracht der verbeelding zijn gansche omgeving een andere werkelijkheid weet op te dwingen, maar slechts den moed mist, tot het einde vol te houden. Het einde is ook bij den toeschouwer een vraagteeken, maar in tegenstelling tot een analoog slot in Chacun sa vérité, waar men voelde hoe de auteur als een moderne Socrates het niet weten wijsheid noemde, blijft het hier bij een allerdiepsten twijfel, die zelf niet zeker is, of men dézen waanzin beamen mag. Vandaar een zoeken naar vastheid, dat wel de oorzaak zal zijn, dat in dit overigens magistrale tooneelwerk een enkel maal een wankele plaats te bespeuren viel. L o i: i s M !?: IJ !?: K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl