Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2502
t?»
j/Tl/DGENGDfÉN1'
Mllli7i>'*i'.'lil!i>u-.li;.ili>ll'
THEODORE DE BANVILLE
(1823?1891).
II
Wat maakt de grootheid uit van een leven?
vraagt zich Alfred de Vigny af, in zijn dichter
journaal. Zijn antwoord luidt: Het is de droom
uit de dagen der jeugd, wanneer hij door den rijpen
leeftijd wordt verwezenlijkt." In dit licht gezien,
is het leven van de Banville, op zijn eenvoudige
manier, zonder mogelijke tegenspraak een groot
leven.
Hij is de eenmaal gegeven belofte nagekomen.
Onder zijn tijdgenooten is Baudelaire de man met
de machtiger verbeelding en de machtiger gaaf
van expressie, maar Banville heeft zijn eigen ter
rein waar hij meester is. Men ziet het hem alleen
niet dadelijk aan, omdat hij zich zoo gemakkelijk
in zijn zelf opgelegde taak beweegt.
De titels voor zijn eerste gedichten, Caryatides
(1842), Stalactites (1846), geven den indruk
van een reeks van beelden, naast elkander opge
steld, en men verliest uit het oog den stroom van
gevoel die zijn beelden draagt. Die is er. In een
zijner eerste voorreden spreekt hij van den
onmetelijken lust naar geluk en hoop die op den
grond onzer ziel de wacht houdt," en Mallarmé,
van wien men licht anders zou denken, erkent
den gloed die van Banville's verzen uitgaat:
In die oogenblikken," zegt M. waarin mijn
ziel naar verzen smacht en haakt naar de oude
opwinding van het lied, is de heerlijke Th. de B.
mijn dichter die geen mensch is, maar de stem van
,de lier. Bij hem voel ik dat de poëzie mij dronken
maakt. En wanneer ik zijn boek sluit, dan ben
ik opgewonden en boordevol liefde, met de oogen
vol tranen van teedere aandoening en het hart
vervuld van een nieuwen trots mensch te zijn."
Dat was het Banville's eerzucht aan de menschen
.te geven.
Zijn poëzie moest een weg omhoog zijn, een
glorierijke baan.van triomf en van vreugde door
de eeuwen heen. Van die eeuwen verlangt hij dat
zij hem een rijkdom en afwisseling van symbolen
zullen leveren waaru't hij zijn poëtisch heelal
kan bouwen, dat de energie van de menschheid
kan bevestigen en haar miserie, zoodra er van
ellende sprake is, kan veredelen.
De verloren vreugd te herwinnen, met
onversaagden stap de hoogte te beklimmen die naar het
blauw van den hemel leidt, zoo moet de ingeving
wezen die wij moderne menschen hebben te zoe
ken."
Het mag geen afgetrokken denkbeeld zijn, de
werkelijkheid waarin wij leven moet een spoorslag
worden; hij neemt Ooethe's denkbeeld van
gelegenheidspoëzie over en wil wel degelijk, dat de
poëzie haar kracht put uit den onophoudelijken
strijd tegen het onverstand. Spot en ironie en
verachting zijn elementen van zijn dichtkunst,
en de goddelijke ongegeneerdheid die zich uit de
wereldsche bekrompenheid weet te redden. Heine
is voor hem het model van een dichter.
Vraagt men nu persoonlijker waar de bron van
zijn ingeving schuilt, dan 's het antwoord: niet
in den hartstocht. Banville is geen zinnelijk dich
ter, het is geen plastisch gevoel dat bij hem op
den voorgrond staat. Hij, de man van i art pour
l'art, die niet zou kunnen verdragen dat de kunst
een zedelijk bijoogmerk zocht, voor hem zijn de
goden welke hij bij hun Helleensche namen op
roept, geen wezens met een afzonderlijk ideaal
bestaan, zij behooren tot de fantaziewereld welke
hij in het Fransche landschap om zich heen schept,
zooals Ronsard het in de periode van de Re
naissance heeft gedaan.
Liefde is voor Banville niet het laatste woord
voor den artisten-hartstocht; er bestaat een
grooter, het is berusting en opgeven en overgave aan
een hoogen wil. In zijn dramatisch werk, dat hoe
langer hoe meer ruimte bij hem gaat innemen,
ofschoon het, ondanks meesterlijken vorm, nooit
tot meer dan karige opvoering is gekomen, komt
deze levenskunstopvatting eerst tot haar volle
recht.
De inhoud van zijn drama Diogenes kan ten
minste een voorstelling geven van den grondslag
zijner gevoelens.
Diogenes behoort tot de klasse der exilés waar
de menschheid haar keur insluit. Hij heeft de ta
lenten van een kunstenaar, hij kan vertellen, hij
kan meesleepen, maar hij is slaaf. Zoo is het merk
dat het lot op hem heeft gedrukt. Daar is geen
strijden tegen, hem wordt de mond gesnoerd, hij
heeft geen recht zich te verweren, hij is slaaf.
Maar hij wordt de vertrouwde van den vorst;
door hem is hij naar waarde geschat geworden, hij
krijgt invloed en macht en rijkdommen, een
schoone vrouw ziet hem, den misdeelde, genadig
aan: Zal hij het lot overwinnen?
De nijd belaagt hem; hij wordt beschuldigd
in 't geheim schatten te vergaren. Er is een
kistje dat hij altoos met zich omdraagt en dat
zijn geheime zonden moet bevatten. Op heftigen
aandrang opent hij het en laat de lompen van zijn
slaafschap zien, die hij heeft bewaard als een les
in nederigheid. En wil de schoone vrouw hem na
de beproeving haar liefde toestaan, hijzelf is het
die haar beduidt, hoeveel waardiger zij zich hun
liefde toonen door haar tegen alle aanslagen van
bekrompenheid te vrijwaren en haar te toetsen
door het opgeven van haar bevrediging.
De opvoeding die de kunstenaar zich bij de
uitoefening van zijn kunst verschaft, geeft hem het
besef van de vrijheid waarmee hij zich door het
leven heeft te bewegen; maar die vrijheid is ge
bonden aan het waarnemen van zijn plichten en
de plicht is een strenge meester, nooit met zich
zelf voldaan, altoos dieper strevend, even goed
in het gebied der kunst als in het leven. Het engste
begrip heeft meestal kans het waarste te zijn.
De jaren tusschen '40 en '60, toen Banville
en de zijnen in het perk traden, waren niet de ge
lukkigste voor dichters die van plan waren van
hun talent geen vak te maken om er hun levens
onderhoud mee te verdienen. Men moest zich voor
een bepaalde taak als journalist kunnen spannen
of een stoere werker zijn als Balzac om zijn
wereldsch en artistieke verplichtingen te kunnen
nakomen. Noch Baudelaire, noch Banville hoor
den tot een krachtig ras. Baudelaire heeft het eerst
zich moeten terugtrekken, en Banville heeft zware
tijden van depressie doorgemaakt.
Men merkt daar niet veel van, omdat hij het zijn
plicht rekende met opgewekt gezicht door het
leven te gaan en den tijd niet aan klagen te geven;
alleen hoort men van de moeilijkheden waarin
hij zich bij de nadering van '60 bevond, toen hij
met geruïneerde gezondheid en berooide financies,
daarbij in een niet zeer gelukkige liaison met een
actrice gewikkeld, zich in het zuiden aan de oe
vers van de Middellandsche zee bevond, zonder
veel hoop op uitkomst.
De Muze is hem dan toch nog genadig geweest,
vrienden hebben hem een regeeringsbijdrage weten
te verzekeren, en de wolken zijn overgedreven.
Waarvoor anders zijn er ook wolken dan om over
te drijven?
Wie kent niet de entree van Anatole France's
notitie over Albert Glatigny: Cétait un grand et
maigre garcon a longues jambes, terminées par
de longs pieds. Ses mains, mal enmanchées,
taient normes."
Dat magere personage met zijn schrikwekkend
gezicht en zijn goedige oogen, stapt thans
Banville's leven binnen. Hij had op zijn avontuurlijke
omwandelingen door Frankrijk, het deel van
Banville's koorddansers Oden (Odes
funambulesques) gevonden. Met hun over elkaar tuimelende
rijmen, met hun omhoog schietenden drang, met
hun baroke buitelingen, waren die verzen een
openbaring geweest voor den naïef zoekenden
geest van den jongen Glatigny, die in de prakti
sche dagen van het tweede keizerrijk op Frankrijk's
grond den tijd wilde doen herleven van de oude
reizende comediantentroepen en die zonder eenig
acteurstalent, Parijs de intellectueele
wereldhoofdstad, wilde boeien door zijn voordrachten.
Hij wou zijn roem aldaar door zijn onverstoor
bare, over alles heenziende gelijkmoedigheid, niet
door zijn optreden in het drama. Want hij speelde
alleen in stukken waar hij niets had te zeggen,
zooals in de Twee blinden toen hij de rol vervulde
van den voorbijganger, die zonder een woord zijn
sou in den hoed van den blinden man gooit. Zijn
succes behaalde hij door zijn buitengewone gaaf
van gereed en dadelijk op den man af
improviseeren in de cafés chantants. Hij won de Parijsche
glorie, maar eerst de liefde van Banville die hem
een heerlijk trouwe steun en vriend is geweest in
zijn korte levensdagen.
Glatigny, de dichter van Les Vignes folies en
van Gilles et Pasqnins is gekomen als bewijs der
scheppingskracht van Banville's poëzie.
Het werd de tijd, zoo tegen de nadering van
1870, dat zijn invloed zich bevestigde, de toe
standen hadden zich verbeterd, zijn middelen
onder strenge werkzaamheid wa^n ruimer ge
worden, hij ontving de kameraden bij zich.
Vcrlaine in zijn souvenirs spreekt over die samen
komsten waar Leconte de Lisle zijn scherpe pijlen
afzond tegen zijn vijanden en medestanders, en
Banville steeds een verzoenende gedachte wist
te vinden, al was ze guitig en soms spits uitgedrukt.
Wie de waardeering wil kennen waarin Banviile
bij de vrienden in zijn omgeving stond, die
herinnere zich hoe men niet beter wist te doen dan
RimVAN NELLE S VARINAS
GOUDZEGEL
3O ets. per Pakje.
Een aangename Bezuiniging
een HALF ONS vervangt
vele GOEDE SIGAREN
baud, den ontembare waar men geen weg mee
wist, als logeergast naar het huis van Banville
te dirigeeren. Last genoeg heeft hij daar veroor
zaakt.
Sinds 1866 had onze dichter zijn eigen thuis,
het huwelijk met Mad. de Rochyrosse bood hem
de zekerheid van levenswijze waaraan hij zich bij
het stijgen van zijn jaren en het verminderen
van zijn gezondheid heeft gehecht met
traditionneele herinnering aan het voorgeslacht. Léon
Daudet heeft in zijn kleine mémoires de wijze ge
schetst waarop Banville en zijn vrouw hun vrien
den en gasten wisten te ontvangen. Voor hem gaat
niets boven de natuurlijkheid en hartelijkheid
van het welkom daar genoten maar het geestelijk
onthaal overschaduwde alles.
Banville was in de periode getreden dat hij zich
voornamelijk toelegde op het schrijven der sou
venirs en verhalen die in verschillende dagbladen
verschenen en later in rijen van deelen zijn
vereenigd onder titels van allerlei soort: Souvenirs
Lanterne magiqne, Lettres chimériques, enz. enz.
Zij maken een bijna overstelpenden rijkdom uit
van fantazie en herinneringen. Men kan er den
geest en de kern van zijn conversatie aan huis
naar beoordeelen.
Zij had dit eigenaardige: dat hij gewoon was zijn
volzinnen correct af te maken en met de hand te
punctueeren. In de strenghe'd van zijn kunst
mocht niets toevalligs zijn.
Het is een verheerlijking van Parijs geworden.
In een magisch verrukkelijk proza heeft Banville
de stad en haar menschen, de werkelijke stad en
de werkelijke menschen doordrenkt met de vrij
heid van zijn verbeelding en boven die levendige
wereld een fantastische sfeer van verbeeldings
personen gecomponeerd, die de leemten der wer
kelijkheid aanvullen. Telkens verrast ons een trek
van ongeëvenaarde soms aandoenlijke komiek.
Daar is de vader, die in het T/iedtre Francais
koning Lear heeft zien opvoeren en die zich met
den ouden vorst vergelijkt, omdat ook hij hij
is bediende aan een regeeringsbureau drie
dochters bezit die hem moeite genoeg geven. Hij
wint de eene door haar, ten behoeve van haar
vriend die schrijft, het mooiste regeeringspapier
te verschaffen. Als zij hem dankt, krijgt hij de
tranen in de oogen en zegt geroerd: (Jij zijt mijn
Cordelia." Men moet dit verhaal met al zijn on
deugende schakeeringen in 't oorspronkelijke lezen
om er de leuke kunst van te beseffen.
Waar zou men uitscheiden als men ging op
sommen?
Voor Banville brak met '80 de tijd aan dat hij
zich vergeten begon te rekenen. Andere liederen,
andere wijzen, andere namen ! Symbolisten !
alsof ook zijn werk niet symbolisch was! Hij dacht
aan zijn kindsheid, hoe hij had verlangd naar de
mooie fel rood gekleurde viool, welke zijn groot
moeder voor hem had laten koopen, en waarop
hij had gespeeld in 't idee dat hij er mooie tonen
uithaaldV Illusie ! terwijl hij zelf zich verbeeldt
dat het weent en dat het zingt.
Is het vreemd om aan verwantschap te denken
tusschen Banville en Heine?
Zeker niet de laatste, want hoe heeft hij misschien
niet zijn heele leven onder zulk een begoocheling
doorgebracht en is blijven voortspelen op zijn rood
viooltje waar niemand meer naar luistert en dat
onder zijn bewegelijke handen blijft zwijgen.
W. G. C. B v v A N c K
BATENBURG & FOLMER
(G. W. FOLMER)
DEN HAAG, HUYQENSPARK22
SPECIALITEIT:
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTINO.
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN