Historisch Archief 1877-1940
No. 2502
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
OLYMPIADE
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan
DE PERS
In uw jubileumnummer heeft de heer Patijn
eenige opmerkingen gemaakt over de Nederland
sche pers en hare betrouwbaarheid.
Het bestuur van den Nederlandschen Journa
listenkring heeft het bij die gelegenheden gebrui
kelijke verontwaardiging-zwangere protest j uit
gesproken.
Gebeurt nu ook verder wat gebruikelijk is,
dan zegt of schrijft de heer Patijn een paar ver
goelijkende woorden, verklaart dat hij niemand
onaangenaam wilde zijn en zoo voort en zoo voort,
dat hij overtuigd is van de hooge waarde
patati patata, en dan blijft het erbij totdat weer
eens iemand zijn gemoed lucht en hetzelfde een
voudige program wordt afgespeeld.
Mij zou het aangenaam zijn, als de heer Patijn
nu voor dezen keer van het gewone program af
week en hetgeen hij eenmaal toch waarlijk wel
niet onbezonnen heeft neergeschreven en doen
drukken, volhield en niet door vriendelijke praat
jes ging verzwakken.
Hij zou daar niemand mee hinderen. Ook niek
de menschen, die zoo verontwaardigd doen. Die
menschen toch zijn aan de verkeerde toestanden,
die de heer Patijn veel te zacht afkeurde ten
eenenmale onschuldig. En evenzoo zijn zij ten eenenmale
onmachtig, iets tot verbetering ervan te doen.
De zaak gaat hun niets aan. Dat zij zich ermee
bemoeien, spruit voort uit de rol, die zij vrijwillig
op zich hebben genomen, die namelijk van
officieele vertegenwoordigers van de Nederlandsche
pers. Die rol brengt mee, dat zij nu en dan te
protesteeren hebben tegen beweringen, van welke
zij, ieder voor zich, binnen vier muren gevraagd,
dadelijk de juistheid toegeven. Door zoo'n pro
test hebben zij weer hun taak vervuld. Misschien
zal hun ijdelheid gestreeld zijn met het terugnemen
van de bestreden bewering, maar voor het ove
rige kan de zaak, die hun immers niet betreft,
hen ook koud laten.
Mijn meening is deze, dat de heer Patijn maar
een heel klein deel heeft gezegd van het kwaad,
dat hem reeds in zijn hoedanigheid van de Neder
landsche pers moet bekend zijn, dat dit kwaad
nog maar een klein deel is van al het kwaad, dat
de pers hier te lande eigen is en eindelijk, dat
hij, hetgeen hij zeide, nog veel te zwak uitte. Met
name is zijn vergoelijking, dat de pers altijd haastig
moet werken, maar ten deele ter zake dienende.
Die haast bestaat, maar maakt aanspraak op
een veel te breede rug.
Niemand zal op mijn gezag allén deze mijn
meening tot de zijne maken en het is zeer goed, dat
niemand dat doet.
Maar twee feiten staan vast. Ten eerste de ver
klaring van een overheidspersoon, die dagelijks
in aanraking komt met de pers, dat deze is on
betrouwbaar. Ten tweede de verklaring van het
bestuur der vakvereeniging van werknemers in
het dagbladbedrijf, dat de verklaring van den
ervaren overheidspersoon dermate'kant noch wal
raakt, dat zij zelfs de tegenspraak niet waard is.
Nu vraag ik wat ik meer dan eens in het openbaar
vroeg zonder er ooit in het openbaar antwoord
op te krijgen: is het niet in het belang van het
Nederlandsche volk, dat deze zaak eens wordt
onderzocht, dit geschil eens wordt beslecht?
Waarom ik herhaal hier een jaren geleden ge
stelde vraag bestaat er onderzoek naar levens
middelen, naar geneesmiddelen, geen onderzoek
naarde waarde van het geestelijk voedsel? Waarom
vertrouwt men niet op de eerlijkheid van ieder,
die voedsel voor de maag aanbiedt, waarom ver
trouwt men blindelings den eerste den beste, die
op e;n gedrukt papier beweert te vertellen, wat
er gebeurd is? Waarom is er kritiek op alles en
op ieder, alleen niet op hen, die critiseeren? En
waarom is men toch zoo dom, niet te begrijpen,
dat juist zij, wier personen, wier kennis, verleden,
betrouwbaarheid niet tegen kritiek bestand zijn,
bij voorkeur den eenigen hoek opzoeken, waar men
geen kritiek heeft te vreezen, den hoek namelijk,
waar men zelf anderen critiseert, waar men hamer
is en geen aanbeeld en dus den hamer niet ducht?
Als de heer Patijn, die nu toch eenmaal A heeft
gezegd, ook eens B wilde doen volgen en zijn land
den onschatbaren dienst bewijzen, het initiatief
te nemen tot een onderzoek naar de betrouw
baarheid van de Nederlandsche dagbladpers,
zou hij niet vergeefs hebben geleefd. Zulk een
initiatief zou een waardiger antwoord aan het
bestuur van den Ned. Journalistenkring zijn dan
de gebruikelijke vergoelijkende woorden, waarvan
HUP HOLLAND!
spreker en hoorder de waardeloosheid kennen.
Waardiger antwoord ook dan het quasi-hooge
niet antwoorden. Waardiger zelfs dan het aan
voeren van de drukke ambtsbezigheden," die
voor den ambtenaar zijn wat de haast is voor den
journalist.
Den Haag, Mei 1925. M. M o R E s c o.
CHRISTIAAN SCIENCE
het bestaande geloof komt het niet aan, want
Christian Science brengt een voor onzen tijd nieuw
geloof. Zij die met overtuiging een bestaand geloof
aanhangen, zijn vrijwel ontoegankelijk voor ver
andering. Maar overtalrijk zijn degenen, die zich
bewust of onbewust hebben afgewend van het
onbevredigende Godsbegrip.
MR. D. A. G i E L
I T HET LEVEN ONZER VOOROUDERS
HlllllllllllllHIIIIHjllllllllllllllllllUllllllllllllll
In een artikel onder het opschrift Grepen"
in een April-nummer van Uw blad zegt de schrijf
ster die overigens geen aanval op Christian
Science beoogt Van hen die het met Christian
Science probeeren":
Alles wat ze doen is wenschen, is hopen, en
ze beelden zich in, dat ze gelooven. Maar omdat
ze niet wezenlijk gelooven, daarom helpt het dan
ook niet, daarom brengt het zoo weinig blijvende
genezing, afdoende baat."
Afgescheiden van de vooropstelling, moet ik
onvoorwaardelijk opkomen tegen de conclusie.
Het aantal gevallen van niet-genezing is in Chris
tian Science percentsgewijze gering, en stellig
veel geringer dan in de medische praktijk. Daarbij
bedenke men, dat verreweg de meesten die zich
voor de eerste maal tot Christian Science om hulp
wenden, daartoe eerst overgaan nadat zij langs
anderen weg geen baat konden vinden, of hunne
ziekte, al of niet op grond van erfelijkheid, voor
ongeneeslijk juister: tot nog toe niet door de
dokters genezen werd verklaard, of wel omdat
zij opzagen tegen een noodzakelijk geachte opera
tie. In al deze gevallen heeft Christian Science
de deugdellijkheid harer leer bewezen, en haar
streven ondervindt dan ook meer en meer er
kenning en waardeering.
Di meening van schrijfster is waarschijnlijk
sterk beïnvloed door hare overtuiging, dat er
zeer weinig wezenlijk geloof bestaat. Maar op
DE TREKSCHUIT