Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2502
IDEOLOGISCH
PANGERMANISME
De presidentsverkiezing in Duitschland is niet
ten onrechte door het buitenland uitgelegd als
een terugkeer van het Duitsche volk naar zijne
normale tradities. En inderdaad, indien eene
natie het geluk heeft gehad, na een eeuwenlange
geleidelijke ontwikkeling harer instellingen te zijn
geraakt tot een feillooze tucht in hare maatschap
pelijke organisaties, tot eene bevredigende homo
geniteit in hare cultuur, tot een vast, erkend gezag
in haren regeeringsvorm, dan kan zij niet zonder
evenwichtsverstoringen en krachtsverlies, plot
seling gehoorzamen aan de suggestie van een
aantal demokratische en socialistische
waandenkbeelden. Heeft zij in deze koorts hare
geesstelijke gezondheid en haren zin voor evenwicht
behouden, dan zal zij instinktmatig terugverlan
gen en, zoodra de omstandigheden daartoe gun
stig zijn, waderkeeren in het beproefde spoor der
overleveringen, waarin het rijpe geslacht geleerd
had zich te bewegen.
Dat het hiertoe in Duitschland komen moest,
was te voorzien. De opmerkzame reiziger nam ge
durende de laatste jaren in gansch Duitschland
de vervluchtiging waar aller republikeinsche
illusie's en eene verdieping der vaderlandslievende
gevoelens zooals de vóórkrijgsperiode die nog
nooit gekend had. Het is nauw mogelijk, deze
wederopleving der nationalistische mystiek te
begrijpen, zonder er de oorzaken van na te sporen.
In normale tijden is de vaderlandsliefde weinig
meer dan het natuurlijke gemeenschapsgevoel
van verwante stam- en cultuurgroepen. De he
vigere vormen eener koorts of eener pathetische
opwinding neemt zij slechts aan in de tijdperken
welke volgen op eene overwinning of eene neder
laag.
Eene overwinning der wapenen is de onloo
chenbare bevestiging der meerderheid eener natie
boven haren geslagen vijand. Alle beletselen voor
de ongehinderde voldoening harer eerzucht zijn
eensklaps verwijderd. Het is, alsof alle grenzen,
door Natuur en Historie aan het volksbestaan
gesteld, met n streek zijn uitgewischt. Van dit
oogenblik af zijn alle verwachtingen gewettigd,
en voor de verbeelding des volks openen zich
onbegrensde mogelijkheden. In nzelfde roes
van trots en roemzucht sluit zich geheel het volk
tezamen.
Een militaire nederlaag beteekent de vernie
tiging al dezer verwachtingen. Na al hare geeste
lijke en stoffelijke energieën op n worp te hebben
gezet en het spel verloren te hebben, ondervindt
de natie eene diepe, ongeneeselijke teleurstelling.
Al hare droomen zijn ineengestort, en zij verliest
alle zelfvertrouwen. De cirkel die elk volksbestaan
omsluit, verengt zich. De macht en de overmoed
van den overwinnaar doen zich nog meer vreezen
dan gevoelen. Oeene illusie en geen ijdele hoop
verzachten de wanhoop, minderwaardig te zijn,
en het te schijnen. Evenals de zegepraal de geest
kracht van een volk tot haar paroxysme opdrijft,
bluscht de nederlaag de laatste vonken van zijn
machtsgevoel in de smeulende asch uit.
In zulk eene periode van uitputting treedt het
patriotisme op, niet met de uitgelatenheid van
den overmoed, maar met het lenigende gebaar
der vertroosting. Men heeft van de naaste toe
komst niets te hopen? Wellicht, maar dat is niet
altijd zoo geweest. Is het zelfstandigheidsgevoel
der natie in de algemeene ontmoediging verloren
gegaan? Geen kracht ter wereld is bij machte
aan een volk zijn bijzonder karakter en zijn
ondelgbaren aard te ontnemen. Wordt het huidige
oogenblik voor onbekende bedreigingen verdui
sterd? Hoeveel is er niet in de nationale geschie
denis, dat troost kan geven en hoop inboezemen.
Men herinnert zich alle roemrijke episoden in het
verleden, men zoekt in de volksoverleveringen,
in de gedenkwerken van kunst, wetenschap en
religie, alle kenteekenen en uitingen der volks
individualiteit, en alle gronden samen, welke
pleiten voor een betere toekomst.
In zulke tijdperken van aandachtigen inkeer
en geestelijke verdieping, spelen de geschriften
der intellectueelen een groote rol. Wie denkt hier
bij niet terug aan de periode die in Pruisen op de
Napoleontische overwinningen gevolgd is, en
aan Fichte's nationalisme? Aan het overmatige
zelfvertrouwen van het Pruisische leger, en aan
de eerzuchtige droomen der Fredericiaansche
staatkunde was een einde gemaakt. Doch het
geloof aan de hegemonie welke Pruisen geroepen
scheen over de volken van Duitschen stam en
over de omringende rassen uit te oefenen, en het
vertrouwen in de bijzondere weerkracht, waarvan
Pruisen meende verzekerd te zijn, waren al te
diep in het nationale leven ingeworteld, om door
eene nederlaag, hoe plotseling en hoe smadelijk
ook, te kunnen worden uitgeroeid. Door een
proces van innerlijke compensatie traden motieven
van moreelen aard in de plaats der eerzuchtige
beweegredenen, en het vertrouwen in een bijzondere
geestelijke roeping verving het geloof in eigen
militaire voortreffelijkheid.
Fichte's reden en geschriften zijn kenmerkend
voor deze ,,inwikkeling" van motieven, deze
herschepping der volksbezinning. Nauwelijks was
zijn vaderland verwonnen, en de hoofdstad door
vreemde garnizoenen bezet, of de historische oriën
tatie van Fichte's geest veranderde met n slag.
Deze verdediger der Fransche revolutie, der
vrijheidsrechten van den wereldburger, en eener
voortschrijdende vervolmaking der menschheid,
ziet op eenmaal in zijn met onmacht geslagen
vaderland den meerdere van het zegepralende volk,
en de eenige macht waardoor de menschheid op
haren weg ter volmaking kan worden geleid.
Deze bekeering van den kosmopoliet Fichte tot
het ongebreideldste chauvinisme dat Europa had
gekend, typeert de stemmingen van het tijdperk
waarin hij heeft geleefd en gearbeid. Volgens
Fichte verhielden zich de Duitsche en de Fransche
geest als oorspronkelijkheid en onoorspronkelijk
heid, als leven en dood. Het is niet voor niets,
dat de Romaansche talen doode en voor verdere
ontwikkeling onvatbare talen zijn, en dat het
Duitsch het rijpere bloeitijdperk binnengetreden
is, waarin alle vormen zich eerst ontvouwen. De
belangrijkste problemen van den modernen tijd:
van den staat en der wijsbegeerte, zijn wel in
Frankrijk opgeworpen, maar er niet?wegens zijn
toestand van verval in opgelost. Eerst in de
Germaansche landen kunnen dergelijke vragen
worden opgelost. Het Duitsche volk is het eenige,
welks denkers aan een nimmereindigende vervol
making der menschheid hebben geloofd. Zijne
vaderlandsliefde is naar het eeuwige gericht, en
dus van godsdienstigen aard. Het is datgene waar
in de krachtigste en levensvatbaarste kiem van
volkomenheid opgesloten is. Alleen door het
Duitsche volk is de zedelijke vernieuwing der
wereld mogelijk. Daarom is eene overheersching
van Duitschers door Franschen ondragelijk, wijl
zoodoende het edelere en voor hoogere ontwik
keling vatbare, aan het minder edele en tot stil
stand gebrachte volk dienstbaar gemaakt zou zijn.
En daar de volkeren in overeenkomstig be
wogen tijdperken aan overeenstemmende wetten
gehoorzamen, is Fichte's philosophie van trots
en vertroosting in verzachten vorm, maar in
vaak gelijkluidende bewoordingen na de ne
derlaag van 1918 teruggekeerd. In een geschrift
van voornaam gehalte 1) wijst de bekende Fran
sche lettre Seillière bij drie moderne Duitsche
auteurs van naam (Thomas Mann, Graaf v. Key-,
serling, Oswald Spengier) hetzelfde streven aan,
hun onder de nederlaag gebukte volk op te beuren,
zijn leed te verzachten, en aan de ontmoedigde
Duitsche intellectueelen nieuwe idealen aan te
wijzen.
De romanschrijver Thomas Mann ziet in den
laatsten oorlog een schakel in een lange keten
van opstanden van het Germanisme tegen het
Rome des Westens d.i. het Latinisme, en het Rome
des Oostens, d.i. het Tsarendom. De omringende
volkeren weigerden de meerderheid der Duitsche
cultuur (Mann stelt telkens vragen als: Kan men
wijsgeer zijn, kan men Musicus zijn, zonder
Duitscher te zijn?) te erkennen, en aan Duitsche zijde
is de oorlog het verweer geweest tegen deze
universeele jaloezie. Duitschland bevond zich in
een toestand van wettige verdediging, maar vol
voerde tegelijkertijd zijn historische rol, of zooals
Mann het uitdrukt: Duitschland bevond zich
niet alleen in den staat van onschuld, en wettigen
afweer, maar in de houding van noodgedwongen,
scheppenden aanval."
Ook voor Graaf Keyserling, reiziger door
werelddeelen en beschavingen, neemt het Duitsche
volk onder de heerschende cultuurvolkeren een
geheel eenige plaats in. Terwijl alle andere
Westersche volkeren, en in Aziëhet Japansche volk
meer en meer stoffelijke doeleinden najagen,
kenmerkt zich het Duitsche volk door zijne be
gaafdheid voor alle idealen van algemeene strek
king. Onhandig in alle staatkundige bestrevingen,
ongeschikt voor de rol van meester over andere
volkeren, is Duitschland geroepen, het zout der
aarde te zijn, en de zuurdeesem voor alle andere
wereldbeschavingen. Het is het volk van het
heimwee, het wordt in zijn geheel voortgedreven
naar de hoogste zedelijke doeleinden, en is daarom
belangrijker dan welk ander ook, voor den voor
uitgang der menschheid. Duitschland is het, door
de Geschiedenis voorbestemde, voorbeeld voor
alle andere volken. De Entente is juist door hare
overwinning een halve eeuw achteruitgezet. Zelfs
indien Duitschland voor immer afstand deed van
elke verovering door geweld, zou het daardoor
niets verliezen; integendeel !
Oswald Spengier, met zijne vaak verwarde
en onmethodische, maar altijd belangwekkende
en verrassende inzichten in historie en zieleleven,
moest tot een overeenkomstige slotsom geraken.
Volgens hem worden niet de groote wereldbescha
vingen door den arbeid der volkeren voortgebracht,
maar rijzen, alsof h?t onafhankelijke wezens waren,
uit de diepten der geschiedenis omhoog. Nog is
Europa doordrongen van wat Spengier de
Faustische kuituur noemt, maar deze heeft (en deze
trek is aan alle kuituren als typisch decadentie
verschijnsel gemeen) de elementen harer oor
spronkelijke bezieling verloren, en is voorbestemd,
meer en meer tot een rationeel mechanisme (door
Spengier civilisatie of fellaisme" genoemd) uit
te drogen. De anorganische" steden slorpen alle
levende krachten eens volks op. Het eenige red
dingsmiddel kan voortkomen uit eene georga
niseerde landelijke bevolking met hare gewestelijke
kuituur.
Volgens Spengier is Duitschland geroepen, het
Recht te verdedigen tegen de onderscheidene
nuances van het Kapitaal: eenerzijds de geldmacht
der groot-industrieelen, anderzijds de ekonomische
staatkunde der arbeiderssyndicaten. De geheele
wereld is vermoeid van de zoogenaamde
Demokratie die willens of onwillens, slechts aan -het
Kapitaal leenplichtig is. Gelukkig is er in Prui
sen een waar Socialisme, voorbereid door oude
adelstraditie's, door een onwrikbare trouw aan
een erfelijk koningsschap, door de gehoorzaaiiheid
der landelijke massa's aan hare natuurlijke leiders,
en door de gehechtheid aan de eeuwenoude volks
gewoonten: door dit ware Socialisme zal het
Schijn-socialisme ten ondergang worden gebracht.
Pruisen, het Rome onzer dagen, is de eenige staat,
die de krachten bevat welke vermogen strijd
te voeren voor het Recht tegen het Geld. Alleen
Pruisen bezit de adelsklasse met name en
vooral de Oost-pruisische jonkers die een groote
rol zal spelen, wijl zij aan hare historische roeping
getrouw gebleven is. Niet uit zucht tot dominatie,
maar als voortgedreven in een droom, zal zij zich
in somnambulistischen toestand, naar hare functie
van overheerschers laten voortstuwen. De
Europeesche beschaving zal door deze Pruisische adels
klasse in de eerste rij, met eene nieuwe priester
klasse in de tweede rij, naar een betere toekomst
worden voortgeleid.
Bij alle drie besproken schrijvers wordt zoodoende
aan het Duitsche volk een buitengewone roeping
toegeschreven. Deze roeping legt aan het uitver
koren volk plichten op, welke het vervullen moei,
in overeenstemming, en zoo noodig. tegen den
wil aller andere naties welke zich op een lager
plan der providentieele bedoelingen bevinden.
Deze verplichtingen van het Duitsche volk, om
(onder de leiding van Pruisen) den finalen kamp
voor te' bereiden, en alle volken die weerspannig
zijn aan het einddoel der Kultuur, te onderwerpen,
laat zich raden bij Keyserling, wordt te verstaan
gegeven bij Mann, en in duidelijke bewoordingen
gepredikt bij Spengier.
Fichte's nationalistische opwekking had vuur
de Pruisische bsvrijdingsoorlogen gee:i andere
beteekenis gehad, dan die, welke de arbeid der
voorname intellectueel;n in het algemeen voor de
geestelijke stroomingen huns tijds bezit. Fichte's
werk is minder scheppend geweest dan
divinatorisch. Naarmate de stemmingen van het Duitsche
volk zich transformeerden van berusting tut dweep
zucht, weerstand, vijandelijkheid en open krijg,
liet ook Fichte de logische bedachtzaamheid en
het voorzichtige voorbehoud zijner algemeen
historische formuleeringen varen. De abstracte
toon zijner vaderlandslievende dialogen en
wijsgeerige voorlezingen maakte allengs plaats voor
het vuriger pathos zijner krijgsprediking. De on
stuimige bijval van zijn akademisch gehoor, de
warme instemming zijner talrijke lezers, losten
zich op in den golf van geestdrift, die zich gaande
weg van zijn volk had meester gemaakt, en het
voortdroeg naar den oorlog. Fichte's vaderlands
lievende vertroostingspreeken waren niets anders
geweest dan de gedaanteverwisseling van een
verstoorden krijgsmansdroom, en eene
sentimenteele compensatie voor eene
overheerschingsillusie. Op het voorbestemde tijdstip werden zij
door het wapengekletter van den opgeroepen krijg
afgebroken.
Zou men niet meenen, dat ook nu weer de ge
beurtenissen in het Duitsche rijk aan een analoge
wet gehoorzamen? En indien de Baltische Rus
Von Keyserling in zijne Darmstadt'sche School
der Wijsheid het Duitsche wezen aanspoort, te
berusten in zijne stoffelijke onmacht, en zich on
der inspiratie door Indische wijsheid en
Chincesche levenskunst, te verdiepen in eene Synthese
van ziel en geest, is ook deze subtiele drager van
een onlichamelijk nationalisme wellicht alleen
maar door den tijdgeest geroepen, om langs een
omweg aan zijn stam den terugkeer voor te berei
den van het bewind der Kracht, gehoorzaamheid
te leeren aan de machtspreuken der stoffelijke
welvaart, en het krijgsvuur van een ongeduldig
geslacht aan te wakkeren. L. H. d H « N D ij s
1) Ernest Seillière, membre de i'lnstitiit, Les
Pangermanistes d'après-guerre. Paris, Felix Alcan.
Neüerl. Munt
Hollands t» out e IO oonttt »lga»f