De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 23 mei pagina 6

23 mei 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2502 IDEOLOGISCH PANGERMANISME De presidentsverkiezing in Duitschland is niet ten onrechte door het buitenland uitgelegd als een terugkeer van het Duitsche volk naar zijne normale tradities. En inderdaad, indien eene natie het geluk heeft gehad, na een eeuwenlange geleidelijke ontwikkeling harer instellingen te zijn geraakt tot een feillooze tucht in hare maatschap pelijke organisaties, tot eene bevredigende homo geniteit in hare cultuur, tot een vast, erkend gezag in haren regeeringsvorm, dan kan zij niet zonder evenwichtsverstoringen en krachtsverlies, plot seling gehoorzamen aan de suggestie van een aantal demokratische en socialistische waandenkbeelden. Heeft zij in deze koorts hare geesstelijke gezondheid en haren zin voor evenwicht behouden, dan zal zij instinktmatig terugverlan gen en, zoodra de omstandigheden daartoe gun stig zijn, waderkeeren in het beproefde spoor der overleveringen, waarin het rijpe geslacht geleerd had zich te bewegen. Dat het hiertoe in Duitschland komen moest, was te voorzien. De opmerkzame reiziger nam ge durende de laatste jaren in gansch Duitschland de vervluchtiging waar aller republikeinsche illusie's en eene verdieping der vaderlandslievende gevoelens zooals de vóórkrijgsperiode die nog nooit gekend had. Het is nauw mogelijk, deze wederopleving der nationalistische mystiek te begrijpen, zonder er de oorzaken van na te sporen. In normale tijden is de vaderlandsliefde weinig meer dan het natuurlijke gemeenschapsgevoel van verwante stam- en cultuurgroepen. De he vigere vormen eener koorts of eener pathetische opwinding neemt zij slechts aan in de tijdperken welke volgen op eene overwinning of eene neder laag. Eene overwinning der wapenen is de onloo chenbare bevestiging der meerderheid eener natie boven haren geslagen vijand. Alle beletselen voor de ongehinderde voldoening harer eerzucht zijn eensklaps verwijderd. Het is, alsof alle grenzen, door Natuur en Historie aan het volksbestaan gesteld, met n streek zijn uitgewischt. Van dit oogenblik af zijn alle verwachtingen gewettigd, en voor de verbeelding des volks openen zich onbegrensde mogelijkheden. In nzelfde roes van trots en roemzucht sluit zich geheel het volk tezamen. Een militaire nederlaag beteekent de vernie tiging al dezer verwachtingen. Na al hare geeste lijke en stoffelijke energieën op n worp te hebben gezet en het spel verloren te hebben, ondervindt de natie eene diepe, ongeneeselijke teleurstelling. Al hare droomen zijn ineengestort, en zij verliest alle zelfvertrouwen. De cirkel die elk volksbestaan omsluit, verengt zich. De macht en de overmoed van den overwinnaar doen zich nog meer vreezen dan gevoelen. Oeene illusie en geen ijdele hoop verzachten de wanhoop, minderwaardig te zijn, en het te schijnen. Evenals de zegepraal de geest kracht van een volk tot haar paroxysme opdrijft, bluscht de nederlaag de laatste vonken van zijn machtsgevoel in de smeulende asch uit. In zulk eene periode van uitputting treedt het patriotisme op, niet met de uitgelatenheid van den overmoed, maar met het lenigende gebaar der vertroosting. Men heeft van de naaste toe komst niets te hopen? Wellicht, maar dat is niet altijd zoo geweest. Is het zelfstandigheidsgevoel der natie in de algemeene ontmoediging verloren gegaan? Geen kracht ter wereld is bij machte aan een volk zijn bijzonder karakter en zijn ondelgbaren aard te ontnemen. Wordt het huidige oogenblik voor onbekende bedreigingen verdui sterd? Hoeveel is er niet in de nationale geschie denis, dat troost kan geven en hoop inboezemen. Men herinnert zich alle roemrijke episoden in het verleden, men zoekt in de volksoverleveringen, in de gedenkwerken van kunst, wetenschap en religie, alle kenteekenen en uitingen der volks individualiteit, en alle gronden samen, welke pleiten voor een betere toekomst. In zulke tijdperken van aandachtigen inkeer en geestelijke verdieping, spelen de geschriften der intellectueelen een groote rol. Wie denkt hier bij niet terug aan de periode die in Pruisen op de Napoleontische overwinningen gevolgd is, en aan Fichte's nationalisme? Aan het overmatige zelfvertrouwen van het Pruisische leger, en aan de eerzuchtige droomen der Fredericiaansche staatkunde was een einde gemaakt. Doch het geloof aan de hegemonie welke Pruisen geroepen scheen over de volken van Duitschen stam en over de omringende rassen uit te oefenen, en het vertrouwen in de bijzondere weerkracht, waarvan Pruisen meende verzekerd te zijn, waren al te diep in het nationale leven ingeworteld, om door eene nederlaag, hoe plotseling en hoe smadelijk ook, te kunnen worden uitgeroeid. Door een proces van innerlijke compensatie traden motieven van moreelen aard in de plaats der eerzuchtige beweegredenen, en het vertrouwen in een bijzondere geestelijke roeping verving het geloof in eigen militaire voortreffelijkheid. Fichte's reden en geschriften zijn kenmerkend voor deze ,,inwikkeling" van motieven, deze herschepping der volksbezinning. Nauwelijks was zijn vaderland verwonnen, en de hoofdstad door vreemde garnizoenen bezet, of de historische oriën tatie van Fichte's geest veranderde met n slag. Deze verdediger der Fransche revolutie, der vrijheidsrechten van den wereldburger, en eener voortschrijdende vervolmaking der menschheid, ziet op eenmaal in zijn met onmacht geslagen vaderland den meerdere van het zegepralende volk, en de eenige macht waardoor de menschheid op haren weg ter volmaking kan worden geleid. Deze bekeering van den kosmopoliet Fichte tot het ongebreideldste chauvinisme dat Europa had gekend, typeert de stemmingen van het tijdperk waarin hij heeft geleefd en gearbeid. Volgens Fichte verhielden zich de Duitsche en de Fransche geest als oorspronkelijkheid en onoorspronkelijk heid, als leven en dood. Het is niet voor niets, dat de Romaansche talen doode en voor verdere ontwikkeling onvatbare talen zijn, en dat het Duitsch het rijpere bloeitijdperk binnengetreden is, waarin alle vormen zich eerst ontvouwen. De belangrijkste problemen van den modernen tijd: van den staat en der wijsbegeerte, zijn wel in Frankrijk opgeworpen, maar er niet?wegens zijn toestand van verval in opgelost. Eerst in de Germaansche landen kunnen dergelijke vragen worden opgelost. Het Duitsche volk is het eenige, welks denkers aan een nimmereindigende vervol making der menschheid hebben geloofd. Zijne vaderlandsliefde is naar het eeuwige gericht, en dus van godsdienstigen aard. Het is datgene waar in de krachtigste en levensvatbaarste kiem van volkomenheid opgesloten is. Alleen door het Duitsche volk is de zedelijke vernieuwing der wereld mogelijk. Daarom is eene overheersching van Duitschers door Franschen ondragelijk, wijl zoodoende het edelere en voor hoogere ontwik keling vatbare, aan het minder edele en tot stil stand gebrachte volk dienstbaar gemaakt zou zijn. En daar de volkeren in overeenkomstig be wogen tijdperken aan overeenstemmende wetten gehoorzamen, is Fichte's philosophie van trots en vertroosting in verzachten vorm, maar in vaak gelijkluidende bewoordingen na de ne derlaag van 1918 teruggekeerd. In een geschrift van voornaam gehalte 1) wijst de bekende Fran sche lettre Seillière bij drie moderne Duitsche auteurs van naam (Thomas Mann, Graaf v. Key-, serling, Oswald Spengier) hetzelfde streven aan, hun onder de nederlaag gebukte volk op te beuren, zijn leed te verzachten, en aan de ontmoedigde Duitsche intellectueelen nieuwe idealen aan te wijzen. De romanschrijver Thomas Mann ziet in den laatsten oorlog een schakel in een lange keten van opstanden van het Germanisme tegen het Rome des Westens d.i. het Latinisme, en het Rome des Oostens, d.i. het Tsarendom. De omringende volkeren weigerden de meerderheid der Duitsche cultuur (Mann stelt telkens vragen als: Kan men wijsgeer zijn, kan men Musicus zijn, zonder Duitscher te zijn?) te erkennen, en aan Duitsche zijde is de oorlog het verweer geweest tegen deze universeele jaloezie. Duitschland bevond zich in een toestand van wettige verdediging, maar vol voerde tegelijkertijd zijn historische rol, of zooals Mann het uitdrukt: Duitschland bevond zich niet alleen in den staat van onschuld, en wettigen afweer, maar in de houding van noodgedwongen, scheppenden aanval." Ook voor Graaf Keyserling, reiziger door werelddeelen en beschavingen, neemt het Duitsche volk onder de heerschende cultuurvolkeren een geheel eenige plaats in. Terwijl alle andere Westersche volkeren, en in Aziëhet Japansche volk meer en meer stoffelijke doeleinden najagen, kenmerkt zich het Duitsche volk door zijne be gaafdheid voor alle idealen van algemeene strek king. Onhandig in alle staatkundige bestrevingen, ongeschikt voor de rol van meester over andere volkeren, is Duitschland geroepen, het zout der aarde te zijn, en de zuurdeesem voor alle andere wereldbeschavingen. Het is het volk van het heimwee, het wordt in zijn geheel voortgedreven naar de hoogste zedelijke doeleinden, en is daarom belangrijker dan welk ander ook, voor den voor uitgang der menschheid. Duitschland is het, door de Geschiedenis voorbestemde, voorbeeld voor alle andere volken. De Entente is juist door hare overwinning een halve eeuw achteruitgezet. Zelfs indien Duitschland voor immer afstand deed van elke verovering door geweld, zou het daardoor niets verliezen; integendeel ! Oswald Spengier, met zijne vaak verwarde en onmethodische, maar altijd belangwekkende en verrassende inzichten in historie en zieleleven, moest tot een overeenkomstige slotsom geraken. Volgens hem worden niet de groote wereldbescha vingen door den arbeid der volkeren voortgebracht, maar rijzen, alsof h?t onafhankelijke wezens waren, uit de diepten der geschiedenis omhoog. Nog is Europa doordrongen van wat Spengier de Faustische kuituur noemt, maar deze heeft (en deze trek is aan alle kuituren als typisch decadentie verschijnsel gemeen) de elementen harer oor spronkelijke bezieling verloren, en is voorbestemd, meer en meer tot een rationeel mechanisme (door Spengier civilisatie of fellaisme" genoemd) uit te drogen. De anorganische" steden slorpen alle levende krachten eens volks op. Het eenige red dingsmiddel kan voortkomen uit eene georga niseerde landelijke bevolking met hare gewestelijke kuituur. Volgens Spengier is Duitschland geroepen, het Recht te verdedigen tegen de onderscheidene nuances van het Kapitaal: eenerzijds de geldmacht der groot-industrieelen, anderzijds de ekonomische staatkunde der arbeiderssyndicaten. De geheele wereld is vermoeid van de zoogenaamde Demokratie die willens of onwillens, slechts aan -het Kapitaal leenplichtig is. Gelukkig is er in Prui sen een waar Socialisme, voorbereid door oude adelstraditie's, door een onwrikbare trouw aan een erfelijk koningsschap, door de gehoorzaaiiheid der landelijke massa's aan hare natuurlijke leiders, en door de gehechtheid aan de eeuwenoude volks gewoonten: door dit ware Socialisme zal het Schijn-socialisme ten ondergang worden gebracht. Pruisen, het Rome onzer dagen, is de eenige staat, die de krachten bevat welke vermogen strijd te voeren voor het Recht tegen het Geld. Alleen Pruisen bezit de adelsklasse met name en vooral de Oost-pruisische jonkers die een groote rol zal spelen, wijl zij aan hare historische roeping getrouw gebleven is. Niet uit zucht tot dominatie, maar als voortgedreven in een droom, zal zij zich in somnambulistischen toestand, naar hare functie van overheerschers laten voortstuwen. De Europeesche beschaving zal door deze Pruisische adels klasse in de eerste rij, met eene nieuwe priester klasse in de tweede rij, naar een betere toekomst worden voortgeleid. Bij alle drie besproken schrijvers wordt zoodoende aan het Duitsche volk een buitengewone roeping toegeschreven. Deze roeping legt aan het uitver koren volk plichten op, welke het vervullen moei, in overeenstemming, en zoo noodig. tegen den wil aller andere naties welke zich op een lager plan der providentieele bedoelingen bevinden. Deze verplichtingen van het Duitsche volk, om (onder de leiding van Pruisen) den finalen kamp voor te' bereiden, en alle volken die weerspannig zijn aan het einddoel der Kultuur, te onderwerpen, laat zich raden bij Keyserling, wordt te verstaan gegeven bij Mann, en in duidelijke bewoordingen gepredikt bij Spengier. Fichte's nationalistische opwekking had vuur de Pruisische bsvrijdingsoorlogen gee:i andere beteekenis gehad, dan die, welke de arbeid der voorname intellectueel;n in het algemeen voor de geestelijke stroomingen huns tijds bezit. Fichte's werk is minder scheppend geweest dan divinatorisch. Naarmate de stemmingen van het Duitsche volk zich transformeerden van berusting tut dweep zucht, weerstand, vijandelijkheid en open krijg, liet ook Fichte de logische bedachtzaamheid en het voorzichtige voorbehoud zijner algemeen historische formuleeringen varen. De abstracte toon zijner vaderlandslievende dialogen en wijsgeerige voorlezingen maakte allengs plaats voor het vuriger pathos zijner krijgsprediking. De on stuimige bijval van zijn akademisch gehoor, de warme instemming zijner talrijke lezers, losten zich op in den golf van geestdrift, die zich gaande weg van zijn volk had meester gemaakt, en het voortdroeg naar den oorlog. Fichte's vaderlands lievende vertroostingspreeken waren niets anders geweest dan de gedaanteverwisseling van een verstoorden krijgsmansdroom, en eene sentimenteele compensatie voor eene overheerschingsillusie. Op het voorbestemde tijdstip werden zij door het wapengekletter van den opgeroepen krijg afgebroken. Zou men niet meenen, dat ook nu weer de ge beurtenissen in het Duitsche rijk aan een analoge wet gehoorzamen? En indien de Baltische Rus Von Keyserling in zijne Darmstadt'sche School der Wijsheid het Duitsche wezen aanspoort, te berusten in zijne stoffelijke onmacht, en zich on der inspiratie door Indische wijsheid en Chincesche levenskunst, te verdiepen in eene Synthese van ziel en geest, is ook deze subtiele drager van een onlichamelijk nationalisme wellicht alleen maar door den tijdgeest geroepen, om langs een omweg aan zijn stam den terugkeer voor te berei den van het bewind der Kracht, gehoorzaamheid te leeren aan de machtspreuken der stoffelijke welvaart, en het krijgsvuur van een ongeduldig geslacht aan te wakkeren. L. H. d H « N D ij s 1) Ernest Seillière, membre de i'lnstitiit, Les Pangermanistes d'après-guerre. Paris, Felix Alcan. Neüerl. Munt Hollands t» out e IO oonttt »lga»f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl