De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 30 mei pagina 10

30 mei 1925 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2503 Nieuwe Fransche Boeken ANTHOLOGIE DÉLA NOUVELLE POÉSIE FRANC.AISE (Kra, 1925). De Fransche poëzie van de laatste tientallen jaren is rijk; er verschenen, en verschijnen nog steeds, zooveel bundels dat het, zeker voor een vreemdeling, ondoenlijk is er het oog op te houden. Wij zijn echter goed voorzien van bloemlezingen, en wat mij betreft, zal ik altijd dankbaar blijven aan onzen landgenoot O. Walch, wiens driedeelige Anthologie des poètes franfais wntemporains (Delagrave en Sijthoff) een van de eerste Fran sche boeken die ik bezeten heb mij nu al jaren vergezelt: «telkens doorbladerd breviarium van schoonheid. Deze verzameling is mi wat verouderd (al blijft het goede dat er in staat natuurlijk altijd goed); de heer Walch heeft ze door latere bloem.lezingen willen aanvullen, maar, ofschoon hij ook toen veel moois gaf, bleek hijzelf met zijn smaak (het is begrijpelijk) niet geheel meer bij." Veel overeenkomst met zijn groote anthologie vertoont die van Van Bever en Léautaud, Poètes d'aujourd'hui (2 dln, Mercure), het" standaardwerk voor de kennis der symbolistische periode. En weet men dat onze Amsterdamsche lector K. R. Gallas indertijd een kleine Choix de poésies franfaises heeft uitgegeven, waarvan het tweede deel spe ciaal aan de Poètes modernes gewijd is? (Meulenhoff). Men Weet het, geloof ik, niet algemeen ge noeg; er staat anders veel zuiver werk in, en de toelichtingen van den samensteller zijn bijzonder «goed. Niet lang geleden zijn een bloemlezing van R. de la Vaissière (Anthologie poétique du XXe siècle, 2 dln, Crès) en een critisch overzicht van H. Clouard (La poésie frangaise moderne, GauthierVillars) uitgekomen, die ondanks zekere tekorten veel te genieten en te leeren geven. Kortom, indien .het litteraire Nederland zichzelf mocht schaden door onvoldoende contact met de Fransche poëzie te onderhouden, is dat aan uitgevers en verza melaars niet te wijten. Er heeft zich in den loop der jaren door boven staande en andere werken bij het geletterd pu bliek een soort communis opinio gevormd omtrent de waarden der Fransche dichtkunst in de laatste halve of drièkwart-eeuw. Zonder het te willen, enkel door de macht van het dankbaar geheugen, heeft men bij zichzelve vastgesteld dat BaudeIa»re, Rimbaud, Verlaine, Laforgue, Mallarmé, Maeterlinek, Moréas, Verhaeren, Régnier, Clau del, Paul Fort, Jammes, Mme de Noailles, Samain, Ch. Guérin, wel de belangrijksten uit dit tijdvak geweest zijn. Ik voor mij acht deze dich ters natuurlijk lang niet allen even groot en bo vendien zijn er bij, die mij veeleer doen gevoelen Wat het wezen der dichtkunst is, dan dat ik een voudig van hun Werk zou genieten; het is echter hier jiiet de plaats daarover uit te weiden. Dit tableau de la troupe, weliswaar, was nog vóór den oorlog ontstaan: sindsdien drong heel wat nieuws tot ons door. De school der Abbaye kreeg bekendheid, met den machtigen Romains, met Arcos, Duhamel, Vildrac, Jouve; cubisten, dadaïsten, fantazisten spraken, behaagden en verbaasden (Apollinaire, Jacob, Cendrars, Cocteau, Toulet); Jarry werd tot voorouder" be noemd wegens Ubii-Roi en enkele verzen; neoclassici (Maurras) imiteerden nog vroegere voor ouders; Péguy, Valéry bleken groot op zichzelf. Persoonlijk waardeer ik al deze nieuwe dichters, Romains, Cendrars, Péguy, Valéry misschien wel het meest. Zoo was dus de toestand, toen eenige maanden ge leden op eens de boven vermelde, door een onge noemde vervaardigde bloemlezing verscheen, die met zijn rooden, omslag om aandacht vroeg (dat is uitgeversrecht) en die ook aandacht vond, in Nederland zoo goed als elders. Deze hierna te noemen anthologie van Kra" (bij gebrek aan betere benaming) is een gebeurtenis. Of is het geen gebeurtenis wanneer nieuwe publicaties een zoo wel gevestigde, een zoo geletterde, zoo deftige communis opinio als de boven beschrevene zon der schaamte bruskeeren? Baudelaire en Rimbaud komen voor in de anthologie van Kra; de meesten der liet laatst genoemden ook; maar Verlaine niet, Régnier niet, Paul Fort niet, Mme de Noailles evenmin als Verhaeren. Hoe is deze glorieuze lijst van versmade dich ters, deze salon des refusés" tot stand gekomen? Hebben deze kunstenaars soms, desnoods voor treffelijke, qualiteiten gemeen die hen niettemin voor een hedendaagse!» lettre ongenietbaar ma, ken? Volstrekt niet. Geen grooter contrast dan ', tussehen Verlaine en Mme de Noailles, tusschen ; Régnier en Verhaeren. Zijn ze soms, bij alle ver; schii; toch stuk voor stuk onecht, rhetorisch, zwak, onbeduidend te noemen? Niets ook daarvan. i Ze behoeren tot de zuiverste, de belangrijkste ! dichters van onzen tijd. Zoo sta hier een voor[ lebpig,' maar reeds veelzeggend vraagteeken. Gelukkig brengt'deanthulogiepyanKraeeniggoed nog niet of-zeer onvolkomen.bekend was. Arland, Drieu la Rochelle, Fargue, Gabory, J. Pellerin, Radiguet, Reverdy, blijken aanwin sten voor het poëziere-pertoire van onzen geest. Montesquino valt toch wel mee; vele anderen zul len we moeten overlezen en langzaam tot de onzen maken, nu ze bij eerste lectuur wat willekeurig, onbeduidend, onbegrijpelijk schenen; bij eenigen, helaas zal zelfs dat overlezen niet helpen. Van verscheiden dichters zijn inédits" verkregen. De notices" zijn goed (Baudelaire !), niet zelden diepgaand, altijd prijzend, n enkele maal wel wat haastig geredigeerd. Veel valt dus te loven; maar veel is nog zeer twijfelachtig en met name blijft het onzeker of de anthologie van Kra eigen lijk wel talrijke en schitterende openbaringen brengt. Dat is dan een tweede belangrijk vraagpunt. Het is de reeds eenige malen genoemde com munis opinio" die mij deze twee vragen?waarom versmaadt gij die enkele grooten, en: brengt ge wel veel nieuws? heeft ingeblazen. De veron derstelling ligt echter voor de hand dat deze com munis opinio ietwat verouderd en dat er onder de allerjongsten van onze dagen een nieuwe ontstaan is. Dat beweert dan ook ongeveer de préface. Er bestaat, zegt deze, een esprit moderne" die wel niet omschreven maar ook niet ontkend kan worden. Door dezen esprit moderne" zijn keus en toelichtingen geïnspireerd. Het zij zoo. Verlaine weglaten, en twee van zijn zwakkere discipelen opnemen: esprit moderne ! Fijn gestileerde verzen, regelmatige sonnetten en stances plaatsen naast cubistische onduidelijkheid en week vers-librisme: esprit moderne. De leven digste, hartstochtelijkste geesten het woord geven en een bladzijde verder plaats inruimen aan vernuftsspel of verwijfde vaagheid; gedichten op nemen van mannen die toevallig in de laatste jaren als romanschrijvers opgang maken maar geen eigenlijke groote dichters zijn; oprechtheid confronteeren met willekeurig ge jongleer; een complete tentoonstelling van fantazisten" inrichten, en Banville vergeten; den soms wel indruk makenden maar toch ietwat jongensachtigen romanticus Lautréamont bijna als gelijke van Rimbaud voor stellen, en dan Corbière overslaan alles es prit moderne." Het geheimzinnig wezen dat aldus genoemd wordt, heeft tot waren naam dus chaos? Het bestaat natuurlijk, dat zal ik niet ontkennen; maar waar is zijn kenmerk? Het chaotische kan zich op honderd manieren vertoonen; waar is het gemeenschappelijke dat alle verschijnselen bindt? De bloemlezer zelf meent dit te weten. Wij zijn tegen alle verbalisme, zegt hij; wij zijn niet langer slaven van de woorden, de syntaxis, de beteekenis: wij domineeren deze, wij maken deze zelf tot slaven van de poëzie ! Vroegeren deden dat niet, romantici, symbolisten lieten zich leiden door den vorm. Ik geloof echter dat dit domineeren" over de syntaxis b.v. ten eerste een gevaar is, en ook lang niet bij alle hier vertegenwoordigde dichters voorkomt; bovendien wordt door deze uiting aan romantiek en symbolisme onrecht ge daan.' Verbalisme is ten allen tijde een fout, niet van scholen of richtingen, maar van schijndichters, en harmonie tusschen de eischen der taal en die der inspiratie onderscheidt goede schrijvers van de minder goeden, ze mogen allen te zamen romantici heeten of esprit-modernisten." Antiverbalisme kan dus m.i. het ware kenmerk van dezen esprit moderne" niet wezen. In een mooi opstel over deze anthologie (N. R. Ct 4 April) zegt de dichter Nijhoff het kenmerk te zien in de behoefte tot programma zelf," in het feit dat een dichter zich nog geen dichter Weet als hij een volleerd prosodist is, maar zich reeds dichter voelt als zijn poëzie, hoe onvolko men ook, een geestelijke houding aanneemt," hierin dat de dichter niet slechts in zijn poëzie een uitstorting des harten meedeelt, maar tevens doet gevoelen, op welk plan van verhoogde bewust heid hij tegenover dit hart en deze poëzie stond en staan bleef." Mij schijnt het toe dat dit inderdaad bij vele jongeren voorkomt; het ongeluk is alleen maar, dat het ook vroeger zeker zal zijn voorge komen (Vigny, vermoed ik), terwijl het juist bij sommige hier opgenomen dichters niet of niet klaarblijkelijk aanwezig is (Jarry e.a.). Toch is hier een begin van karakteristiek. Discretie in de aanduiding van emoties en van groote gedachten, ingehouden toon dus, heeft men nog geopperd; en zeker, ook hier is iets van aan (Giraudoux). Maar toch: Baudelaire, Claudel, Valéry, Romains? Die zijn niet discreet, niet fijn, niet ingehouden: die zijn evenwichtig. Dat is iets anders. In werkelijkheid zal dus ook deze bloemlezing ons slechts onvolkomen leeren wat de esprit moderne" eigenlijk is. Laten wij het boek maar dankbaar aanvaarden als een verzameling die talrijke mooie gedichten bevat. Als zoodanig heeft het groote praktische waarde, al was dan ook veel van het gebodene reeds min of meer bekend. . '.r ''.,! ;?:? r ? " .*?-:'.' " . .' J- T I E L RO O Y BERICHTEN EN AANTEEKENINQEN NOG IETS OVER POËZIE. Jean Hytier, discipel van Jules Romains, teerder dan hij misschien, maar evenzeer een geboren dichter, en beoefenaar van dezelfde prosodie (een nieuwe vaste vorm, die de winsten van het vers-libre wil veteenigen met de dwingende bekoring van het traditioneele vers) is hier zoowel als in het eigen land nog nauwelijks bekend. Zijn verzen verdienen niettemin aandacht, Zij 't voorloopig om ongeveer dezelfde redenen als die van zijn meester (La Helle sorcière, uitg. Mouton blanc, Maupré, l fr.) Hij heeft den doctorsgraad in de letteren behaald met een degelijke, zeer oorspronkelijke studie over den aard van de poëtische genieting en een kleinere over moderne prosodie. De eerste is zeer belangiijk. De poëtische genieting scherp te onderscheiden van de louter aesthetische ? ontstaat, zegt Hytier, wanneer de dichter een nieuwe wereld-van-beelden schept in waarheid een ongehoorde wereld en wanneer deze beelden dan een verklaring van den cosmos, dus een metaphysische wereld verklaring suggeteeren wel te verstaan op a-rationeele, niet-wetenschappelijke wijze. Deze beelden kunnen van den eenvoudigsten aard zijn maar mogen er zich niet toe bepalen sentimenteele, stichtelijke, of enkel-realistische beschrijvingen te vormen. Een geheimzinnig iets moet deze beelden hun hoogere verklarende kracht verleenen. . Dit sluit aan bij de uiteenzetting van Mr Nijhoff in bovengenoemd artikel: lyriek is, althans in aandrang, gelijk aan mystiek. Zou dit laatste intusschen niet van alle kunst gezegd kunnen worden? (Le plalsir poétique, tude de psychologie, Piesses Univ., 10 fr., en Les techniques modernes du vers francais, ib., 4 fr.). P. J. Jouve doet soms klanken hooren die aan Romains en Claudel herinneren, maar heeft ook wel een korte, bitteren, fermen toon die van hemzelf is. ,,Un pessimisme joyeux", een.... wanhopige, helderziende menschenliefde vormen zijn poëtische subjectiviteit. Waar hij pacifisme prijst, enz., is hij misschien meer menschelijk-welmeenend dan eigenlijk dichterlijk te noemen. Eenige veizen op de vriendschap, de liefde, eenige landschappen verschaffen echter wel degelijk poëtische genieting zooals Hytier deze terecht verstaat. (Tragiques, suivis du Voyage sentimental, Stock, 9 fr.). Iets overeenkomstigs valt te zeggen van Ch. Vildrac, met dien verstande dat deze minder tragisch is, zachter, weeker ook in den vorm tot het sentimenteele toe, een enkele maal. Een nobel dichterlijk gemoed meer nog dan een dichterlijk talent, (ofschoon dit hem toch niet ontbreekt) en een goed mensen. Zijn jongste uitgaaf is mooi gedrukt op goed papier, bevat een portret door hemzelf, een houtsnede van Mahn die de vermaarde Abbaye voorstelt, is door Duhamel van een préface voor zien kortom, het is natuurlijk een Sablier-uitgaaf, men heeft 't al geraden. Deze heeft litterair-historische waarde, om de aangeduide redenen. (Poèmes de F Abbaye suivis de Esquisse d'un Pégase, d. du Sablier, 12, rue du Ruisseau). DE COLLECTIE ,,LES CAHIERS DE PARIS". Keurige boekjes, uitgegeven onder leiding van Claude Aveline en Joseph Place. Ditmaal: P. de Nolhac, Erasme et l'Itali en S. Lauzanne (de bekende journalist), La table qai porie. Het eerste is een levendige, kleurrijke schildering van het Italiëder late Renaissance; schr. betoogt met nadruk dat Erasmus in zijn hart volkomen katholiek is gebleven. Prof. Huizinga's voorstelling dienaangaande is iets meer genuanceerd. Het tweede is superieure, geestige jour nalistiek, met poincaristische strekking. DE GEEST VAN HET JODENDOM. Judaïsme, UuatS pubtiées sous la direclion de P. L. Couchouit (tevens leider van de bekende serie Christianisme). No l: I. Abrahams, Valeurs permanentes du Judaïsme. Over den Bijbel, over Philo, over het judaïsme te Alexandrië, den Talmoed. (Rieder, 6 fr. 50). Staaltjes van Joodschen humor: R. Geiger, Nouveltes histoires juives. (N. R. F., 7 fr.). TER TIJDPASSEERING. L. Treich, Histoires enjantines. Alleraardigste kinderanecdoten en -gezegden. (Galllmard, 5 fr.). G. Leroux, Lajarouche aventure. Nieuwe roman-feuilleton van den vermaarden schepper van Rouletabille. (Galli mard, 7 f r.). M. Renard en Albert-Jean, Lesinge. /.Wetenschappelijke" roman, niet zonder verdiensten.( Crès, 7 fr. 50). ( Tristan Bernard (de bekende humorist), Autour du Ring. tableau de la Boxe, (N. R. F. 7 fr. 50). VOORTS ONTVANGEN: Gorki, Lénine et Ie paysan russe (Kra). Bonjean en Ahmed Deif, Mansour. Over Egypte. (Rieder, 7 fr. 50). Emile Baumann, La Josse aux lions. Portret van den schrijver, die o.a. in Duitschland veel gelezen woidt. Stichtelijke roman a la Bourget. Den avond na de huwe lijksvoltrekking wacht de jonge vrouw haar man in haar kamer. Hij komt. Dormez-vous?" -?? Non, Philippe, je ne dormais pas, je vous attends pour notre prière du soir". (Royale uitgave, Crès). DUHAMEL OVER NEDERLAND. Men leze in het tijdschiift Europe (15 Mei) een aantal proza-gedichten en schetsen, waarin Duhamel ons Hollanders een hartelijke vriendschapsveiklaring doet. Bij de verschijning in boekvorm volgt er h.t.p. meer over. Duhamel's persoonlijkheid en werk worden met het vereischte, warme doch wei-onderscheidende enthousiasme besproken in het zooeven verschenen boekje van César Santelli: Oeorges Duhamel (Mercure, 6 fr. 50). Hoofd stukken: Duhamel et la littérature de guerre. ? Le peintre de la douleur. Le justicier. Le peintre de la détrésse humaine. Le consolateur. Poétique et poésie de Du hamel. Duhamel dramaturge. Le style de Duhamel. J. T. Mist Eentoon'ge grijze lucht verdoft de steenen En d'oude huizen van de stil-verlaten straat, Waar kille regen drupt in triestig weenen En waar sinds lang geen mensch'lijk wezen gaat. Het donkert troosteloozer dan tevoren Lijkt nu de straat een zwart luguber graf Tot plots in de lantaarns de zachte lichten gloren, En stralen als een troost van hunne hoogten af. E. JACOBS GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl