Historisch Archief 1877-1940
No. 2503
DE GfcOENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
DE GESCHIEDENIS VAN HET
OUDE PESTHUIS"
'N KLEINE AANVULLING
werk, dan als een poging tot
behoud ervan, in de overtuiging
dat deze met succes bekroond
zou worden. In de verschillende,
de laatste dagen verschenen zoo
sympathieke artikelen over dit
geVolgens de laatste berichten zal het Pesthuis" val, kwam niet voldoende aan het
dan toch behouden blijven. Deze kou is dus hoogst
vermoedelijk weer van de lucht ! En we mogen
licht, hoe het hoofdzMklijk aan
Victor de Stuers te danken is, dat
wel zeggen dit op de eerste plaats dank zij hun, die, het Pesthuis" behouden bleef. s
waar het geldt voor het behoud van al wat in kunst
en historie van beteekenis is, te strijden, steeds op
de bres staan.
Allereerst was het (evenals 25 jaar terug) Prof.
Dr. Jan Veth, die in het Algem. Handelsblad
alarm blies; vlak daarop Kouwenaar in de Nieuwe
Rott. Courant; verder een ongenoemde in de
Telegraaf en vervolgens de Balbian-Verster en
Prof. Brugmans in de Groene. En ongetwijfeld
stonden ook in onze overige bladen beschouwingen,
waarin het behoud van dit eerbiedwaardige oude
bouwwerk bepleit werd.
Vijfentwintig jaar geleden, toen
ondergeteekende in Architectura"
zijn gememoreerden noodkreet slaak
te, was het nog heel anders met de
Pers gesteld dan heden. De groote
bladen waren toen nagenoeg alge
meen tegen het behoud. Hetgeen
onomstootelijk bewijst, dat zij, wat
den strijd voor het behoud van
historische monumenten betreft, er
zeer op vooruitgingen.
Hoe het voor 'n kwart eeuw
daarmee gesteld was? Enkele woor
den daarover zullen vermoedelijk
niet onwelkom zijn. Want het ging
toen niet van 'n leien dakje !
Zoo had een onzer grootste dag
bladen indertijd een redacteur, die
zich speciaal met de beschrijving
van het daaglijksch wel-en-wee der
Hoofdstad bezighield en daarover
geregeld uitstekende,
welgedocumenteerde beschouwingen schreef.
(Hoog tijd wordt het, dat deze
sedert lang geëclipseerde rubriek
wederom in eere hersteld wordt.
Zonder voelbaar verlies kunnen
enkele andere rubrieken daartoe
ingekrompen worden. ) Deze jour
nalist was terecht een man van
gezag, wiens woorden vaak niet
geringen invloed hadden.
Jammer genoeg, was ook hij tegen
het behoud van het oude gasthuis.
Dit rattennest," dat zoo'n groot
algemeen gevaar voor besmetting
opleverde, moest z.i. zoo spoedig
mogelijk van den aardbol ver
dwijnen.
Het geval wilde naamlijk, dat
zich in die dagen op zeeschepen
enkele pestgevallen voorgedaan had
den; en men had juist ontdekt,
hoe groote verspreiders de ratten
van deze gevreesde ziekte zijn.
De Bazel en Lauweriks (in dien
tijd de ziel van het Genootschap
A. et A.) zonden de bewuste ar
tikelen naar den invloedrijken
Referendaris van Schoone Kun
sten op, met de bede, toch alles
in het werk te willen stellen tot
behoud van dit historisch monu
ment. Per keerende post ontvin
gen zij het antwoord, dat hij de
beschouwingen reeds gelezen had
en alles zou doen wat in zijn
vermogen lag voor
het behoud. Het
geen met het be
kende gunstige ge
volg dan ook ge
schiedde. Bedrieg
ik mij niet, dan
DE RAZERNIJ
was het ons 1ste Kamerlid, Dr.
J. W. Ijzerman (indertijd lid van
den Amsterdamschen Raad), die
als bemiddelaar in deze tusschen
Regeering en Gemeentebestuur op
trad. In ieder geval heeft ook hij
zich in deze aangelegenheid veel
moeite gegeven.
Hulde dus vóór alles aan Victor
de Stuers, aan wien Holland voor
het behoud zijner oude monumen
ten zoo onnoemlijk veel te danken
heeft.
Dit Was de kleine aanvulling,
die ik den in dit vraagstuk belang
stellenden lezers niet onthouden
mocht.
Als den dag van gisteren her
inner ik mij nog den aangrijpenden
indruk, welken dit geheel verlaten
en verwaarloosde bouwwerk bij het
eerste bezoek op mij maakte. Hoe
onttakeld zag het er 25 jaar geleden
uit ! Overal kalk van de muren,
deuren en ramen stuk, 't glas ver
brijzeld, overal gierde de wind
doorheen: dat alles gaf een onbe
schrijflijk troostloozen aanblik. Maar
het raakte den kern van het bouw
werk niet, welke zich ook nu nog
in uitmuntenden staat bevindt.
De kapers hadden er toen vrij
spel. Het was hoofdzakelijk het
zware, in ontzaglijke hoeveelheden
aanwezige lood, dat de nokken,
dakvensters en goten van dit groote
aanzien. Vandaar het spreekwoord:
Moie pijpen, samen deelen !"
Deze stelselmatige verwijdering
n bouwwerk bedekte hetwe.k het
zich het hoofdhaar uitrukkend. ontgelden moest. Bij karvrachten
Nu krioelde dit, aan het water Aan de vier zijden van het voet werd het er vandaan gesleept. Lood
gelegen, verlaten en verwaarloosde tk .. . , .. f kODDen stond bij deze heeren steeds m hoog
|rofte bouwwerk in dien tijd in- ^Un\^iS?S?iK"
derdaad van deze beesten. Weg uitgevoerd in handstee?,
mdus ermee! stre^ks i6oo Afkomstig van het
Radicaal was deze oplossing on- voormalie D'oi hu i s" lateree van het lood had tot natuurlijk
getwijfeld. Of het echter verstand.g ^t ^n den .aig^Lur vïn gevolg, dat het gebouw zoo lek
geweest zou zijn, om deze reden het p e , t h u , ... en than8 aan. als een mandje werd De regen
het gebouw te verwijderen valt te wezigin het Nederlandsen Museum stroomde er binnen Het kon
iechbetwijfelen. Doet dit met denken voorGeschiedenisen Kunst (Rijks. ter egen i een stootje; want het
aan het geval van den vader, die, mu«um\ Amsterdam is zóó soliede van constructie, dat
het hoofd van zijn kind niet vol- m»**"?) Amsterdam. ^ na ^ hgrstel ^éker nog
doende tegen de aanvallen van
pieterrnannen kunnende beveiligen, het afsloeg !
Met jeugdig vuur besloot ik den leeuw in zijn hol
op te gaan zoeken, om hem, zoo mooglijk, tot
andere gedachten te brengen. Onze journalist
veel eeuwen mee zal kunnen,als het
tot heden bestond.
Zoodra de kou geheel van de
lucht is, zal er wellicht aanleiding
zijn, iets over de aanstaande
beHet Pesthuis.
VEILINGEN
COLLECTIE ARNOLD VAN BUUREN. G. A. MAK
26?27 Mei.
Het ware onjuist te zeggen, dat het deze ver
zameling, waarvan de verkoop werd ingeleid door
een overvloedig gëillustreerden catalogus, aan
verscheidenheid ontbrak. Het tegendeel is waar.
Zij bevatte primitieve Italianen, primitieve
Duitschers en primitieve Nederlanders; Hollanders,
Italianen en Spanjaarden uit de 17e, Italianen,
Franschen en Engelschen uit de 18e, Engelschen,
Franschen en Hollanders uit de 19e en 20ste eeuw.
Niets dan klinkende, soms uiterst zeldzame namen.
Toch kwam, bij eene beschouwing, deze enorme
verscheidenheid maar betrekkelijk tot haar recht.
Eerder leden de na-primitieven onder de geëxpo
seerde schilderijen aan een zekere gelijkvormigheid.
Was de veilingzaal, die zich niet goed leent tot
de verkamering door het aantal werken geboden,
de oorzaak; hingen sommige schilderijen tenge
volge daarvan te veel in 't duister, andere te zeer
in 't licht; kwam het door den galerijtoon en
het nadonkeren? Zeker is dat de verwachtingen
door menigen grooten naam gewekt niet ten volle
werden beantwoord. Bij sommige Italianen leek
de zuidelijke gloed in een somber bruin ge
smoord, daartegenover schenen eenige gepaten
teerde Hollanders in den loop der eeuwen ver
bleekt. Uit een groote, heldere Hobbema was
de schittering verdwenen; een stilleven van Carel
Fabritius, groot van allure, dierf den ingehouden
hartstocht van den te vroeg gestorven meester;
de Delftsche Vermeer scheen zich zelf niet toen
hij die jonge vrouw schilderde met iets heel
leelijks in de oogen" en een raadselachtig
jachttafreel in het verschiet en ook Hercules Seghers
concipieerde een hem overigens wel liggend land
schap niet in zijn beste oogenblikken. Voor der
gelijke teleurstellingen kon de aanwezigheid van
niet minder dan elf echte en twee toegeschreven
Constables niet schadeloos stellen. En het Waren ten
slofte niet de kopstukken der verzameling, die het
meest verheugden, maar eerder een klein
landschapje van Esajas van de Velde, een studie van
Toulouse Lautrec, een oude man van Van Dijk,
een straat in Parijs van Isaaclsraëls. Zonder voor
behoud echter kondt ge uw hart ophalen aan som
mige zorgvuldig in mahonie-, ebben- en
palisanderhout bewerkte meubelen van T. Nieuwenhuis,
waaronder een muzieklessenaar, benevens aan een
tafelklok en een paar lampjes. H E N N u s
ontving mij op het bureau van zijn blad. Moet stemming van dit bouwwerk te
ik nog zeggen, dat ik bot ving? Hoe ik ook als
Brugman praatte het hielp niet. En bij het
afscheid nemen, voegde ik hem daarom, niet
zonder innerlijke woede, toe: Ik geloof.dat U nog
wel eens tot andere gedachten zult komen !" 't Is
mooglijk; maar 'k betwijfel het!" was daarop
zijn even logisch als sarcastisch antwoord.
En toch hebben de Boeren het gewonnen.
Eenigen tijd later, toen tot behoud van het gebouw be
sloten was, stond in hetzelfde blad, dat de re
dactie blij was met dit behoud. Dat was een royale
erkentenis, die voor haar ruimen geest pleit.
(Men leert hier weer uit, dat men den moed
nimmer op moet geven.).
Want ik moet eerlijk erkennen, na dit ontmoe
digend bezoek, weinig hoop te hebben gehad op het
behoud van het gasthuis. En m'n daarna in Archi
tectura" verschenen artikelen moeten dan ook meer
beschouwd worden als een uitluiding," als'n fat
soenlijke begrafenis i van het verwaarloosde bouw
zeggen. Het is naamlijk zóó ruim
en heeft zulk een mooien platte
grond, dat het vooronderscheiden
praktische doeleinden geschikt is.
Nog dit: voor het midden van
den hoogen scheidingsmuur naar
de zijde der Const. Huygenstraat
bevond zich eertijds een der aan
grijpendste beelden onzer
OudHollandsche, realistische
beeldhouwschopl. Het stelt De
Razernij" voor. Dit beeld be
vindt zich thans in het Rijks
museum.
H. J. M. W A L E N~K A M p Cz.
Type der zolders van het Pesthuis