De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 30 mei pagina 15

30 mei 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2503 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Financiën en Economie Op den Economischen Uitkijk DIERSTUDIE: LEEUW Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Versujncii. Richtlijnen Balans-beschouwingen" gaf ik een vorig maal en eindigde met te zeggen, dat deze Regeering sedert 1918 niet blijk heeft gegeven de teekenen der tijden te verstaan en niet met kracht volgens het recht begrip van wat nopdig zou zijn, heeft gehandeld. De taak was, dit erkende ik, heel zwaar en ware slechts door eminente mannen te vervullen geweest; nu dan, daaruit viel te zien, dat wij voor dit zware werk niet de daartoe noodige eminente mannen hadden gehad. Daarover en over de toekomst had ik nog iets op te merken. Ik ga nu daartoe over. Voorop sta ook thans weer de verklaring, dat ik mij met wat ik te zeggen heb niet begeef op politiek terrein, doch de zaken bezie uit den economischen hoek. Maar ook in economicis" geldt de leus, de eisen, dat gouverner c'est prévoir." De welvaartsbelangen van het volk in al zijn geledingen te behartigen (door doen n door laten) behoort tot het gouverneeren" en ook voor dit deel van den gouvernementeelen arbeid is vooruitzien onmisbaar. De Regeering nu heeft in de jaren, waarin dit meer dan ooit noodig was, niet genoeg vooruitgezien. Meer dan ooit was dat noodig in de sedert 1918 verstreken jaren. Ik wil hieraan dadelijk de er kenning toevoegen, dat vooruitzien in die jaren ook meer dan ooit moeilijk was. Achter ons ligt een tijdperk van ongekende conjunctuur-wisse. lingen. Het onverwachte gebeurde en wat waar schijnlijk was, voltrok zich niet. Knappe menschen vergisten zich deerlijk in voorspellingen, die toch welgegrond schenen. In zooverre mag men vragen: treft onze regeerders eenige blaam, als zij tekort schoten in dat, waarin welhaast iedereen faalde? Maar zoo staat de zaak toch niet. Het verwijt zou aldus bedoeld onbillijk zijn en onver diend. De grief is: dat onze Regeering niet voor zien heeft wat zij had moeten, immers kunnen voorzien. Of, zoo zij al niet de wendingen waar schijnlijk achtte eer die zich nog af teekenden, zij althans met de mogelijkheid van een keer had behooren rekening te houden. Tegenover dezen, aan haar te stellen eisch, gaat het niet aan te zeggen: gij en ik zagen ook niet alles aankomen Wat achteraf zoo logisch-onvermijdelijk scheen. Want gij en ik waren niet tot regeeren geroepen. Wie wel met die taak is belast, moet dat kunnen doen, voor zoover dat kundigen mannen mogelijk is. En ontleent de staatsman aan dat inzicht in komende dingen richtlijnen, dan moet hij krachtig genoeg zijn om volgens die richtlijnen de zaken die hij te behartigen heeft, te besturen en te leiden. Moet ik nog eens zeggen.dat het deze Regeering aan inzicht en aan kracht heeft ontbroken? Zij heeft van zoodanig inzicht geen blijk gegeven; sterker nog: toen algemeen reeds de overtuiging had post gevat, dat een keer in de conjunctuur komen moest, dat de zich snel openbarende opbloei geen stand kon houden doch moest inzinken, dat een crisis voor de deur stond en malaise ons wachtende was, zelfs toen nog zag men de Re geering voortgaan, met ruime hand over staats inkomsten te beschikken. Over bezuiniging en versobering sprak zij ten langen leste ook wel, maar hoe lang duurde het eer zij het werk ter hand nam en hoezeer deed zij het ook toen nog ten halve ! Faalde haar tijdig inzicht of voelde zij niet in zich de kracht, om tegenover het Parlement de positie in te nemen van een kabinet, dat zich niet laat drijven maar dat wil leiden volgens de naar eigen inzicht vastgestelde richt lijnen? Of wel: was het 't een n het ander? Maar dit zijn retrospectieve beschouwingen. Wat de toekomst betreft: waarheen gaan onze verwachtingen uit ten opzichte der economische politiek", die een nieuw ministerie moge volgen? Nauwlettend zal het de tcekenen der tijden moeten gadeslaan en de zeer duidelijk kenbare richtlijnen, die de waarneming van die teekenen aam de hand doet, moeten in het oog vatten en .houden en volgen. Dat ministerie zal daarbij met.half werk zich niet tevreden moeten stellen, maar naar den vollen eisch van wat noodig is, de taak moeten ter hand nemen en volvoeren. Een zware taak zal dat ongetwijfeld zijn, een taak verzwaard, doordat de voorgangers zooveel hebben verzuimd of nauwelijks aange pakt. Een zware taak ook, omdat daarbij veel tegenstand in en buiten de kringen der Volks vertegenwoordiging en der regeeringsbureaux te overwinnen zal zijn. Want hiervan zal een nieuw Kabinet wel aller eerst en allermeest moeten doordrongen wezen: DE MODERNSTE JAZZ-MUZIEKCOMPONIST dat onze volkshuishouding is ingericht op veel te kostbaren voet. Wij zijn nog belast met allerlei en veel te sterk uitgegroeid etatisme" en functionarisme" uit de jaren, waarin al wat particulieren doen kunnen en doen willen als Uit den booze werd gewantrouwd en waarin geen volks-, geen groepsbelang als behoorlijk gewaar borgd en behartigd beschouwd werd, wanneer daar niet was eene wet, die (met tallooze uit voeringsmaatregelen) in den breede de materie regelde, voor alles waakte en zorgde, uit de rechtstreeksche bemoeiingen vooral hen weerde, die juist als de belanghebbenden het nauwst bij die regeling en bij de uitvoering waren betrok ken; een wet, die uitging van de gedachte, dat de staat en het staats-orgaan beter dan iemand anders voor de behartiging van de belangen der burgers kan zorgen. Van die denkbeelden moeten wij en moet met name een nieuw bewind zich los maken. Het inzicht moet veld winnen, dat wij, ook al zouden wij het anders wensch.en, de handhaving van zoo menig duur overheidsapparaat eenvoudig niet kunnen be kostigen, omdat het nog langer opbrengen van de daarvoor noodige gelden ons stelt op te zware lasten, die kapitaalvorming belemmeren, die te veel van ons als verbruikers en afnemers vergen, dus ons tot beperking van andere uitgaven nopen, waardoor de werkloosheid bevorderd, de afzet van den handel belemmerd en de ontwikkeling van onze volkswelvaart tegengehouden wordt. Zich losmakende van die denkbeelden, zal eene nieuwe regeering een beroep moeten doen op de medewerking van maatschappelijke krach ten, welker actief optreden tot nu toe door de overheid al te zeer werd versmaad, maar die nog steeds bereid zijn, de hand aan den ploeg te slaan. Van allerlei zijden zal zij sympathie voor haar streven vinden en zij zal ervaren, dat zij daarbij aan veler verlangen tegemoet komt. Want ook in de jaren, waarin etatisme" troef was, bleven velen in den lande getrouw aan de leus, die ook voor maatschappelijke voorzieningen geldt: selbst ist der Mann" en zij bleven doen wat zij, trots de heerschende strooming, doen konden. Zoo zijn er kernen van werkzaamheid aanwezig; wij zijn niet zoozeer door de Verstaatlichung" terneergeslagen en uit alles gedrongen, dat om zoo te zeggen onze handen thans scheef" zouden staan", als er gelegenheid komt ze uit de mouw te steken en eenig werk aan te pakken. Wie de teekenen der tijden volgt, ziet, dat het denkbeeld van maatschappelijke selfhelp" school maakt. Met een niet voor iedereen bevattelijk woord dringt het program der Nationale Unie" aan op autarchie", hetgeen vertaald zijnde zooveel is als zelfbestuur of zelf regeering. En reeds in 1903 wees Dr. A. Kuyper op de wenschelijkheid, dat wat hij noemde de zelfwerkzaamheid der organen des maatschappelijken levens" door den wetgever niet in hare ontplooiing zou worden belemmerd, doch integendeel tot steeds grooter activiteit geprikkeld. Niet een geld- of een budget-vraag alleen is het, of een komende regeering als richtlijn een beroep op die zelfwerkzaamheid doen zal. Toch is zij als geld- en budget-vraag van overwegend belang, want het schijnt mij toe, dat alleen langs dien weg in de staats- en volkshuishouding de ware, d.i. constructieve" bezuiniging zal zijn aan te brengen. Maar van de kosten-quaestie afgezien, heeft een beroep op zelfwerkzaamheid diepere beteekenis en verder strekkende gevolgen. Zoodanig beroep onderstelt volkskracht, maar wekt die tevens. Dat beroep werkt prikkelend op de eerzucht der burgers en doet in hen ont waken den echten burgerzin" (het woord is, ik weet het, wanhopig ouderwetsch, maar de gezindheid, door het woord aangeduid, is een der sterkste steunsels van elke samenleving). Langs die richtlijn onze staats- en volkshuis houding hervormende, zal eene nieuwe regeering ook de ware vrijheid bevorderen, de vrijheid,die gelegen is in de mogelijkheid van zelfbepaling voor individuen en groepen. Niet als vadertje staat" voor allen zorgend, allen koesterend en bakerend, maar hunzelf hun lot voor een groot deel in eigen handen gevend, zal de overheid verlangen en goedkeuren, dat elke groep vaststelle en regele wat voor haar als recht en norm zal gelden, binnen de perken, in het algemeen belang van hoogerhand daaraan gesteld. Richtlijnen" geef ik slechts aan. En ben er mij wel van bewust, dat een komende regeering, die voor koersbepaling kiezende, waarlijk niet spoedig de gewenschte hervormingen tot stand zal kunnen brengen. Maar ten deze zal ook van haar niet meer dan het redelijke mogen worden verlangd. S M i s s A E R T.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl