Historisch Archief 1877-1940
t)E GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2503
[? TiyOGENOOf EN;
t''i'' iiM
JULES LAFORGUE
1860?1887
Het zou zonde zijn, nu we Théodore de Banville
hebben vermeld, Jules Laforgue voorbij te gaan;
hij hoort ook tot de Fransche dichters die zich
verwant toonen met de Duitsche ro.mantici der
19e eeuw, en hij neemt als een schakel tusschen de
poëzie van '80 en de tegenwoordige literatuur een
eigen plaats in te midden der geestelijke geschiede
nis van Frankrijk.
Hij heeft alleen door zijn kort leven de kwade
kans gehad zich niet volledig te kunnen uitspreken
en fragmentarisch te blijven. Maar misschien is dit
niet altoos een ongeluk voor een dichter. Ook het
afgebrokene heeft zijn charme. Er is een mysterie
aan verbonden.
Laat het echter niet te diep gaan.
Jules Laforgue, met zijn ontegenzeggelijk grillig
talent en dat grillig wilde wezen en voor zich het
recht opeischte om grillig te zijn, was niet de man
om geen effect te maken onder zijn medebroeders,
hij heeft direct in de wereld waar La Vogue en
La Revue Indépendante, later de Mercure de
France den toon aangaven, zich zijn plaats, wilt
ge? zijn plaatsje, veroverd. Zijn vroege heengaan
heeft dan zijn persoon in de nevels der
vergetelheid gedompeld.
Zijn vrouw is hem spoedig gevolgd, en er is voors
hands niet anders overgebleven om voor zijn heuge
nis op te komen dan een pak losse papieren,
ge?dichten, brieven, opteekeningen, agenda's, uiterst
broos bolwerk in zijn bandeloos voorkomen, om
daarmee den demon der vernieling af te weren.
Camille Mauclair heeft zich, nog niet lang ge
leden, in zijn Grandeur et Servitude littéraires,
vroolijk gemaakt over de quasi-bewonderaars van den
vergeten Laforgue die zijn papieren nalatenschap,
van de eene hand in de andere overgaande, als een
heilig bezit rondsleepten, zonder daarmee veel
weg te weten, en hij had niet heelemaal ongelijk;
Laforgue scheen veroordeeld een vergeten,
overgroeide buste te blijven in een vervallen nis aan
een zijweg. Toen
Ziehier, een man is gevonden, een Zwitser, neen,
een burger vermoed ik van Genève, die voor zijn
doctorstitel een literarische, wetenschappelijke
dissertatie had te schrijven en met den steun van
den bezitter van Laforgue's nalatenschap en van
zijn eigen ruime kennis en liefde van het vak zijn
krachten heeft gewijd aan een bipgraphie en een
overzicht over het werk van den dichter.
De vorm van het boek dat zich strikt houdt in
het kader van een degelijke wetenschappelijke ver
handeling, is zeker niet de verkieselijkste voor een
dichterlevensbeschrijving, maar daarmede heeft
men ook al het kwade gezegd, dat bij mogelijkheid
van het boek te bedenken valt, want de inhoud
brengt al wat men, vooreerst, gegeven het wat
stijve kader, met redelijkheid kan verlangen. Het
is meer dan een leerzaam, het is een prikkelend,
voorwaarts strevend boek.
Ik noteer den juisten titel:
Jules Laforgue (1860?1887) Sa vie-son oeuvre
par Franfois Ruchon, ouvrage ornéd'un Jrontispiece
sur Ms et de douze hors texte. Ciana Genève, 1924.
En laat mij daarbij als introductie aanhalen uit
het in 1888 gedrukte, nagelaten handschrift:
PETITE PR1ÈRE SANS PRÉTENTIONS
Notre Père qui ticz aux cieux....
PAUL BOURGET.
Notre Père qui tes aux cieux (oh ! la-haut,
Infini qui tes donc si inconcevabie !)
Donnez-nous noire pain quotidien.. Oh ! plutöt,
Laissez-nous nous asseoir un peu a Votre Table !..
VRAAGT ONZE
Prisma Kijker Cristal Prisma
8 x vergrootend fl. 40.?.
Speciale aanbieding. Wordt onder garantie
geleverd.
JOS. HARTOG,
Hoofdsteeg 17, Nobelstraat 28,
ROTTERDAM. UTRECHT
Dites ! nous tenez-vous pour de pauvres enfants
A qui l'on doit encor cacher les choses graves?
Et Votre Volante n'admet-elle qu'esclaves
Sur cette terre comme au delf.. C'est touffant!
Au moins, Ne nous induisez pas, par vos sourires
En la tentation de baiser votre coeur!
Et laissez-nous en paix, mortsaux mondes meilleurs,
Paltre, dans notre coin, et forniquer, et rire !..
Paftre dans notre coin et forniquer et rire !..
Is het Wel goed, zoo bruusk weg, zonder eenige
bemiddeling dit gebedje zonder pretentie voorop te
stellen als inleiding tot het werk van een bij ons
misschien weinig bekenden dichter?
Verbeeld het u zoo, dat ge, voor de entree in het
atelier van den artist, het gordijn dat u den man
en zijn werk nog verbergt, plotseling ziet wegge
schoven om u een eersten karakteristieken indruk
te laten opvangen. Ge ziet en ge luistert en ge hoort
in de versregels met hun herhaald, flink
aange- streept besluit een echo van Baudelaire's toon waar
hij zijn demonische machten toespreekt, maar ge
geniet ook van de gemoedelijk stoute manier
waarop de dichter met Aristophanisch familare
vermetelheid het hoogste aanvat zonder het daar
om naar beneden te halen.
Den laatsten regel met zijn woord voor ontucht,
gelijk het in den Bijbel wordt gebruikt, zult ge be
grijpen in zijn eenvoud van genoegelijk, materieel
bestaan, zonder er iets speciaal zinnelijks uit te
pluizen. Lees het simpel vlug Weg en ge hebt den
man in zijn omlijning voor u.
Niet volledig, maar voldoende.
Jules Laforgue was een vreemde, naar de meeste
beteekenissen die men aan het woord kan geven.
Zijn vader van zuiver Franschen oorsprong had
een betrekking bij het onderwijs in Montevideo en
heeft zijn kinderen vroeg naar Frankrijk gebracht
voor hun op voeding, in een zuidelijke provincie
stad. Zij zijn daar gebleven, toen hij zelf naar
ZuidAmerika was teruggekeerd. Men moet zich die
kinderen voorstellen, een teer gewas in een wereld
waar zij zich niet goed thuis konden gevoelen.
De dichter heeft zich wel fantasiën geschapen,
later, over het ongebreidelde leven der pampas dat
hij had kunnen leiden, zoo hij in Amerika Was ge
bleven en o ver de heldendaden en bandietenst reken
die bij had kunnen verrichten, wanneer het verblijf
in Frankrijk niet tusschen beide was gekomen,
maar inderdaad ziet men hem niet voor avonturier
geboren. Hij hoort wel tot den tijd der vreemde"
verschijningen in de literatuur, maar hij mist de
forschheid van een Rimbaud of de
doorzettingskracht van een Claudel. Hij is een eenigszins ver
waarloosd overwaaisel uit den vreemde, met een
herinnering in zijn brein aan een langdurigen over
tocht over den zuidelijken oceaan en de schittering
van de zon op de expansie van het oneindige water.
Daaraan dankte hij zijn melancolie en zijn on
rust in de engte van het provinciale leven; zijn
spleen", als men het toen noemde, die hem altoos
is bijgebleven, schreef hij toe aan de afwezigheid
van licht, waarop zijn natuur eenmaal had ge
meend te kunnen rekenen. Onverschillig gaf hij in
het lycéaniet om zijn werken flaneerde, en onderwijl
rijpte toch zijn geest en wachtte een opbloeien....
Het was tegen zijn zestiende jaar toen hij zijn
vader uit Montevideo zag terugkeeren; dat opende
een verschiet, men hoefde niet in de provincie te
blijven. Parijs trok den dichterlijken geest aan die
zich idealen schiep. Hij meende in Parijs van bijna
niets te kunnen leven en alle schatten van kennis
voor zich te zien open staan. Daar heeft hij dan de
groote, smartvolle jaren doorleefd die hem den
toegang gaven tot het geestelijk bestaan, 1878 tot
1881.
Als de vader naar Zuid Frankrijk zich terugtrok,
kon hij van de hoofdstad nog niet scheiden. Zijn
zuster van wie hij zielsveel hield, bleef nog een poos
bij hem, toen ook zij was heengegaan, stond hij
alleen in de wereldstad. Hij was daar ondanks zijn
jeugdigen leeftijd aangewezen op wat hijzelf kon
verdienen of besparen.
Zijn inkomsten trok hij, als zoo dikwijls bij jonge
Franschen het geval is, uit het werk dat hij voor
een rijken liefhebber en kunstkenner, M. Ephrussi
verrichtte, die een boek over Albert Durer samen
stelde. Hij hielp ordenen, zocht bijeen wat er in open
bare bibliotheken was te vinden, maakte
denuitvoerigen inhoud op en genoot van de gesprekken met
den bekwamen Ephrussi die in moderne kunst bij
zonder belang stelde. Daar kreeg hij zijn artistieke
opleiding te midden der voortbrengsels van de
impressionistische school. Maar de eigen
geestesontwikkeling vergat hij niet. Als met geeuwhonger
wierp hij zich op de rijen boekdeelen die hem in de
openbare verzamelingen van hun boekenplanken
af lokten. Hij las zich de koorts van het willen
weten op het lijf.
ZONDER PRIISVERH001G
BIJZONDERE ONTWER
PEN VAN ONZE
BINNENHUIS ARCHITECTEN
H. WOUDA
PAUL BROMBERG
De philosofie trok hem aan. Sch penhauer en de
mystiek van zijn pessimisme werd zijn voorliefde.
Weldra sloot Hartmann's philosofie van het on
bewuste zich daarbij aan. Een grootsch denkbeeld
was voor hem de algemeene begoocheling waarin de
mensch werd meegesleept en waaruit hij zich moest
weten te bevrijden, zooals de Indische Wijzen de
zelfbevrijding hadden verkregen door ascese en
onthouding.
De liefdeshartstocht wordt op een verren afstand
geschoven hij was onhandig timide.
Je puis mourir demain et je n'ai pas aimé,
heet het in zijn eerste verzen, en sterker: ,
J'ai crachésur l'amour et j'ai tuéla chair !
Fou d'orgueil, je me suis roidi contre la vie !
Et seul sur cette Terre a l'Instinct asservie
Je défiais I'Instinct avec un rire amer.
Er was leegte in zijn geest en eenzaamheid, het
scheen wel of de werelden die hij in het Heelalruim
zag opkomen en vergaan de spatie noodig hadden
van zijn brein om zich vrij in het Oneindige te
bewegen. Tegen het vallen van den nacht ging hij
over de wegen of zat te peinzen voor het open raam,
hij stelde zich voor een zending in de wereld te heb
ben die hij als een boetpredikatie moest gaan pre
diken, of een opofferingswerk te moeten vervullen
dat hem aan de zijde der verdrukten en verslagenen
bracht. Er was vermoeidheid van spanning bij hem,
en toch weer nieuwe ijver, maar vooral er was een
zaamheid.
Hier zijn een paar regels uit een brief aan zijn
zuster, na haar vertrek uit Parijs; met welke innig
heid schilderen zij het verlangen naar het samenzijn!
,,'s Middags,wanneer ik van Ephrussi kom, dragen
mijn beenen me onwillekeurig in plaats van naar
de plek waar te eten naar de straat Waar wij samen
hebben gewoond, en 's avonds om tien uur, wan
neer het leeskabinet sluit, haast ik mij naar het
zelfde kwartier, alsof gij er mij nog wachtte, en ik
heb er niets te doen".
Men heeft niet te denken dat de menschen
Laforgue niet mochte.n,'integendeel, degenen waar het
op aankwam zochten zijn omgang, om den ernst
waarmee hij luisterde en de vreugd die hu zicht
baar had iets moois en nieuws te hooren, i aar hij
was een vreemde".
Daar kwam het bericht dat zijn va c! r was ge
storven ,,Mon p ere (un dur par t midité)
Est mort avec un profil sévère; J'avais presque
pas connu ma mère, Et donc vers vingtansje
suis resté". De familie rekende op hem voor
haar verder bestaan. De kans wilde dat M. Ephrussi
hem juist in dien tijd den post van voorlezer
der keizerin Augusta te Berlijn wist te bezorgen.
Met vreugde nam hij alle verplichtingen op zich.
,,Vois tu", schreef hij aan zijn zuster, je suis pret
a tous les dévouements, mais avant tout mon but
est ton bonheur a toi.... je rendrai mes frères et
soeurs heureux, mais pour toi ce sera de
l'adoration, de la vénération, et si tu mourais, je
inourrais".
W. G. C. B y v A N c K
Verhuizingen per Auto-Trein