De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 30 mei pagina 3

30 mei 1925 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE P^OLITIËKE PARTIJEN EN DE NEDERLANDSCHE KIEZER Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek ER IS GEEN LEVEN IN TE KRIJOEN!" DE INTERNATIONALE PUZZLE Einde Mei 1925. # De diplomatie, zoo heet het, is op het doode punt. Maar daar blijft het niet bij. Het kan er zelfs licht toe komen, dar zij geheel op den verkeerden weg raakt. 't Zijn daarom weinig opwekkende oogenölikken, die wij beleven. Het wachten is op de een of andere gebeurtenis, de een of andere daad, den een of anderen man, die als 't ware met een ruk de zaken weer in de goede beweging zou kunnen brengen. Maar voorhands biedt ook dit wachten weinig uitzicht; hoewel wat niet is, komen kan. Wanneer men van het doode punt spreekt, kenschetst men daarmede slechts den uitwendigen toestand. Frankrijk en Engeland kunnen het niet eens worden over de in bijzonderheden aan te nemen houding tegenover het Duitsche aanbod van een veiligheidspakt: En wat Duitschland betreft: dit zelf schijnt zich voor de sluiting van zoodanig pakt eenigermate te desinteresseeren. Daarom komt er weinig schot. Het is verkeerd,\an opzettelijk gevoerde vertragingspolitiek te spreken. Da kwestie is alleen, dat de standpunten voorals nog verschillen, en dat daarom overeenstemming moeilijk te bereiken valt. De discussie moet voortgezet, niet om schikkingsformules te vinden, maar om,?dieper,?een gemeenschappelijke o vertuiging te trachten te vestigen. Waarom gaat het tusschen Frankrijk en Enge land in zake de houding tegenover Duitschland? De groote moeilijkheid schuilt niet in de kwestie der ontwapening en der ontruiming van de Keulsche zone. Da geallieerden hebben zich daarin, met hunne voortdurende vertraging, inderdaad eenigszins belachelijk gemaakt. Zij geven zich zelve daarvan rekenschap: Da kunst zal zijn, om zoo kordaat mogelijk uit deze kwestie te komen. Daartoe zal de weg spoedig genoeg ge vonden worden, zoodra men het over de hoofdzaak: de houding ten aanzien van het veiligheidspakt, eens is. wat de ontwapeningsmaatregelen, nog door Duitschland te nemen, betreft, zal waar schijnlijk Frankrijk zijn zin krijgen, dat eenige garantiebepalingen voor de uitvoering verlangt. Maar een Weedppgevatte ontwapeningscontro verse, zooals de Fransche militairen hadden beoogd, zal waarschijnlijk niet blijven bestaan. Met :hét'Veil(gheidspa.kt is 't moeilijker. Opgenschijnlijk loopt het geschilpunt tusschen Frankrijk en Engeland hierover, of tégenover Duitschland met meerderen of met minderen nadruk zal worden gestipuleerd dat ook de Oostelijke grensregelingen, tusschen Duitschland en Polen of Tsecho-Slovakije, door de Westersche mogenheden als vaststaande worden beschouwd; alsmede dat de Oostenrijksche zelfstandigheid een fait accompli is. Da Engelsche regeering is geneigd, dat alles meer in het midden te laten. Zij wil tevreden zijn met de Duitsche belofte dat de grens tusschen Duitschland, en Frankrijk en België, onaantast baar zal zijn. Frankrijk evenwel wil ook omtrent het Oosten duidelijker taal gesproken zien. Op 't eerste gezicht slechts een kwestie van uitdrukking, van formuleering. In de diepte evenwel een zaak van de grootst mogelijke beteekenis; eene, die de toekomstige verhoudingen in ons werelddeel ten sterkste raakt. Wat toch is de kwestie? Het is duidelijk, dat de Duitsche regeering een offer heeft gebracht, toen zij het westelijke pakt" aanbood. Zij beoogde daarmede, de wes telijke grenzen verder buiten discussie te stellen, teneinde met des te meer kracht en klem de ooste lijke in discussie te kunnen brengen. Herziening naar den oostkant: van Dantzig, Polen, Silezië, Tsechoslovakije toe, en verder aansluiting met Oostenrijk; zie daar 't nieuwe inzetten van een Drang nach Osten", die zich in Duitschland openbaart, nadat het zich op 't Westen de tanden stuk gebeten heeft. Dien drang denke men zich niet gebaseerd op wapengeweld, maar op diplomatie en op de diplo matieke machtsmiddelen (die zeer machtig kunnen zijn). Daarvoor zoekt Berlijn de vrije hand, en... mér. Het is bereid in den Volkenbond toe te treden, omdat de Volkenbond het middel biedt, met name door artikel 19 van het handvest, be staande politieke regelingen of verdragen, die onhoudbaar blijken en een gevaar voor vrede en rust opleveren, aan eene herziening te onder werpen. Deze herziening kan den betrokken staten wel niet worden opgelegd. Maar er kan moreele pressie toe worden uitgeoefend, wanneer in de Assemblee dergezamenlijke leden,een algemeeneerkenning van de wenschelijkheid der herziening uitgesproken wordt. Eene beweging daartoe in het leven te roepen zou wel een van Duitschland's eerste be doelingen met toetreding tot den Volkenbond zijn. Bovendien heeft het met de mogelijkheid van internationale arbitrage gerekend; om dezelfde kwesties op 't tapijt te brengen. In dit laatste opzicht heeft Berlijn zich blijkbaar vergist. Arbitrage over de in standhouding van vaststaande tractaatsregelingen is onbestaan baar. Maar het andere middel, de gezamenlijke bespreking" volgens het Volkenbondsverdrag, is zeer stellig een door alle leden van den Bond aanvaard gerecht vaardigd middel. Het valt zelfs te betwijfelen of het wel aan 't vereischte van absolute unanimi teit onderworpen is. Tot zooverre de theorie. In de praktijk der staatkunde komt echter meer kijken. Het is dui delijk, dat Duitschland, wil het langs vreedzamen weg consessies in het Oosten verkrijgen, niet enkel de toepassing van een juri disch middel, maar tevens den politieken bijstand begeert, zon der welke het in besprekingen met de regeering te Warschau, Praag en Weenen, niet veel be reiken zou. Het-zoekt den steun, en het zoekt dien steun in de eerste plaats bij.. . de Wester sche groote mogendheden. De aanvaarding van het Westelijk Pakt" zou dan meebrengen, van Engelsche en van Fransche zijde, van Italiaansche ook wat in 't bijzonder de kwestie van Oos tenrijk betreft, de stilzwij^ gende toezegging Duitschland de vrije hand te laten in 't voeren van klemmende" besprekingen met zijn kleinere naburen in 't Oosten en Zuidoosten. Vrije hand, en misschien zelfs waar, zooals in de Volkenbondsvergadering, de stem van de groote mogend heden steeds vee! beteekenis heeft, den steun. Dit alles zou natuurlijk niet in een traktaat kunnen worden neergeschreven. Maar het zou sous-entendu zijn. Zonder dit sous-entendu valt voor Berlijn de bekoring weg, het offer van 't ~ Westelijk pakt te brengen. dit sous-entendu nu loopen Frankrijk sterk uiteen. Engeland gevoelt In zake en Engeland weinig voor Polen en voor de kwestie der Oosten rijksche grenzen. Het wil, zonder zich tot iets te binden, Duitschland wel het beneficie van de vaag heid laten en voegt er misschien wat sympathie aan toe. Frankrijk daarentegen wenscht uit drukkelijk uitgesproken te zien, dat de grenzen van Polen, Dantzig, Tsechoslovakije en Oostenrijk als vaststaand gelden. Of het de eventueele toepassing van 't befaamde artikel 19 bij voorbaat zou kunnen uitsluiten? Dit zeker niet, al zou het daartoe Engeland mee willen zien te krijgen. Maar men zou toch in elk geval elke sympathie of steun voor de oostelijke plannen willen uitsluiten. Zal evenwel, wanneer dat zoo mocht doorgaan, voor Duitschland het aanbod van 't Westelijk pakt, of de toetreding tot den Volkenbond, nog veel raison d'être hebben? Vandaar dus: het doode punt. Neen, wij zijn verder en spraken van den verkeerden weg, waarop zich de diplomatie beweegt. Zij zou zich immers geheel begeven op den ouden weg van de marchandages onder de groote mogend heden. Zooals die vroeger hun onderlinge harmo nie^) hebben gevestigd op onderlinge bedisselingen omtrent vrije hand" in- Egypte en Marocco, zoo zou dit nu weer moeten gaan op den rug van Polen en andere, kleinere staten. Dit is een geheel verderfelijke en achterlijke gedachtengang.walfr alle andere staten het gevaar van moeten inzien. Zou de Volkenbond, die daarmee in zijn wezen aangetast ware, er een dam tegen kunnen zijn? BRANDARIS FONGERS 1925 GULDEN Eigen filialen AMSTERDAM, Nassauk. 500; ROTTERDAM, Kipstraat 81; 's-GRAVENHAGE, Spui 45 en Schuitstr. 121; UTRECHT, Oude Gracht 214; ARNHEM, LEIDEN, MIDDELBURG, GRONINGEN. £,.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl