Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE P^OLITIËKE PARTIJEN EN DE NEDERLANDSCHE KIEZER
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
ER IS GEEN LEVEN IN TE KRIJOEN!"
DE INTERNATIONALE PUZZLE
Einde Mei 1925.
#
De diplomatie, zoo heet het, is op het doode
punt.
Maar daar blijft het niet bij.
Het kan er zelfs licht toe komen, dar zij geheel
op den verkeerden weg raakt.
't Zijn daarom weinig opwekkende oogenölikken,
die wij beleven. Het wachten is op de een of andere
gebeurtenis, de een of andere daad, den een of
anderen man, die als 't ware met een ruk de zaken
weer in de goede beweging zou kunnen brengen.
Maar voorhands biedt ook dit wachten weinig
uitzicht; hoewel wat niet is, komen kan.
Wanneer men van het doode punt spreekt,
kenschetst men daarmede slechts den uitwendigen
toestand. Frankrijk en Engeland kunnen het niet
eens worden over de in bijzonderheden aan te
nemen houding tegenover het Duitsche aanbod
van een veiligheidspakt: En wat Duitschland
betreft: dit zelf schijnt zich voor de sluiting van
zoodanig pakt eenigermate te desinteresseeren.
Daarom komt er weinig schot. Het is verkeerd,\an
opzettelijk gevoerde vertragingspolitiek te spreken.
Da kwestie is alleen, dat de standpunten voorals
nog verschillen, en dat daarom overeenstemming
moeilijk te bereiken valt. De discussie moet
voortgezet, niet om schikkingsformules te vinden,
maar om,?dieper,?een gemeenschappelijke o
vertuiging te trachten te vestigen.
Waarom gaat het tusschen Frankrijk en Enge
land in zake de houding tegenover Duitschland?
De groote moeilijkheid schuilt niet in de kwestie
der ontwapening en der ontruiming van de
Keulsche zone. Da geallieerden hebben zich daarin,
met hunne voortdurende vertraging, inderdaad
eenigszins belachelijk gemaakt. Zij geven zich
zelve daarvan rekenschap: Da kunst zal zijn,
om zoo kordaat mogelijk uit deze kwestie te
komen. Daartoe zal de weg spoedig genoeg ge
vonden worden, zoodra men het over de hoofdzaak:
de houding ten aanzien van het veiligheidspakt,
eens is. wat de ontwapeningsmaatregelen, nog
door Duitschland te nemen, betreft, zal waar
schijnlijk Frankrijk zijn zin krijgen, dat eenige
garantiebepalingen voor de uitvoering verlangt.
Maar een Weedppgevatte ontwapeningscontro
verse, zooals de Fransche militairen hadden
beoogd, zal waarschijnlijk niet blijven bestaan.
Met :hét'Veil(gheidspa.kt is 't moeilijker.
Opgenschijnlijk loopt het geschilpunt tusschen Frankrijk
en Engeland hierover, of tégenover Duitschland
met meerderen of met minderen nadruk zal worden
gestipuleerd dat ook de Oostelijke grensregelingen,
tusschen Duitschland en Polen of Tsecho-Slovakije,
door de Westersche mogenheden als vaststaande
worden beschouwd; alsmede dat de Oostenrijksche
zelfstandigheid een fait accompli is.
Da Engelsche regeering is geneigd, dat alles
meer in het midden te laten. Zij wil tevreden zijn
met de Duitsche belofte dat de grens tusschen
Duitschland, en Frankrijk en België, onaantast
baar zal zijn. Frankrijk evenwel wil ook omtrent
het Oosten duidelijker taal gesproken zien.
Op 't eerste gezicht slechts een kwestie van
uitdrukking, van formuleering.
In de diepte evenwel een zaak van de grootst
mogelijke beteekenis; eene, die de toekomstige
verhoudingen in ons werelddeel ten sterkste raakt.
Wat toch is de kwestie?
Het is duidelijk, dat de Duitsche regeering een
offer heeft gebracht, toen zij het westelijke
pakt" aanbood. Zij beoogde daarmede, de wes
telijke grenzen verder buiten discussie te stellen,
teneinde met des te meer kracht en klem de ooste
lijke in discussie te kunnen brengen. Herziening
naar den oostkant: van Dantzig, Polen, Silezië,
Tsechoslovakije toe, en verder aansluiting
met Oostenrijk; zie daar 't nieuwe inzetten van
een Drang nach Osten", die zich in Duitschland
openbaart, nadat het zich op 't Westen de tanden
stuk gebeten heeft.
Dien drang denke men zich niet gebaseerd op
wapengeweld, maar op diplomatie en op de diplo
matieke machtsmiddelen (die zeer machtig kunnen
zijn). Daarvoor zoekt Berlijn de vrije hand, en...
mér.
Het is bereid in den Volkenbond toe te treden,
omdat de Volkenbond het middel biedt, met
name door artikel 19 van het handvest, be
staande politieke regelingen of verdragen, die
onhoudbaar blijken en een gevaar voor vrede
en rust opleveren, aan eene herziening te onder
werpen.
Deze herziening kan den betrokken staten wel
niet worden opgelegd. Maar er kan moreele pressie
toe worden uitgeoefend, wanneer in de Assemblee
dergezamenlijke leden,een algemeeneerkenning van
de wenschelijkheid der herziening uitgesproken
wordt. Eene beweging daartoe in het leven te
roepen zou wel een van Duitschland's eerste be
doelingen met toetreding tot den Volkenbond
zijn.
Bovendien heeft het met de mogelijkheid van
internationale arbitrage gerekend; om dezelfde
kwesties op 't tapijt te brengen.
In dit laatste opzicht heeft Berlijn zich blijkbaar
vergist. Arbitrage over de in
standhouding van vaststaande
tractaatsregelingen is onbestaan
baar. Maar het andere middel,
de gezamenlijke bespreking"
volgens het Volkenbondsverdrag,
is zeer stellig een door alle leden
van den Bond aanvaard gerecht
vaardigd middel. Het valt zelfs
te betwijfelen of het wel aan 't
vereischte van absolute unanimi
teit onderworpen is.
Tot zooverre de theorie. In
de praktijk der staatkunde komt
echter meer kijken. Het is dui
delijk, dat Duitschland, wil het
langs vreedzamen weg consessies
in het Oosten verkrijgen, niet
enkel de toepassing van een juri
disch middel, maar tevens den
politieken bijstand begeert, zon
der welke het in besprekingen
met de regeering te Warschau,
Praag en Weenen, niet veel be
reiken zou. Het-zoekt den steun,
en het zoekt dien steun in de
eerste plaats bij.. . de Wester
sche groote mogendheden. De
aanvaarding van het Westelijk
Pakt" zou dan meebrengen, van
Engelsche en van Fransche zijde,
van Italiaansche ook wat in 't
bijzonder de kwestie van Oos
tenrijk betreft, de stilzwij^
gende toezegging Duitschland de
vrije hand te laten in 't voeren
van klemmende" besprekingen
met zijn kleinere naburen in 't
Oosten en Zuidoosten. Vrije hand,
en misschien zelfs waar, zooals
in de Volkenbondsvergadering,
de stem van de groote mogend
heden steeds vee! beteekenis
heeft, den steun.
Dit alles zou natuurlijk niet
in een traktaat kunnen worden
neergeschreven. Maar het zou
sous-entendu zijn. Zonder dit
sous-entendu valt voor Berlijn de
bekoring weg, het offer van 't
~ Westelijk pakt te brengen.
dit sous-entendu nu loopen Frankrijk
sterk uiteen. Engeland gevoelt
In zake
en Engeland
weinig voor Polen en voor de kwestie der Oosten
rijksche grenzen. Het wil, zonder zich tot iets te
binden, Duitschland wel het beneficie van de vaag
heid laten en voegt er misschien wat sympathie
aan toe. Frankrijk daarentegen wenscht uit
drukkelijk uitgesproken te zien, dat de grenzen
van Polen, Dantzig, Tsechoslovakije en Oostenrijk
als vaststaand gelden. Of het de eventueele
toepassing van 't befaamde artikel 19 bij voorbaat
zou kunnen uitsluiten? Dit zeker niet, al zou het
daartoe Engeland mee willen zien te krijgen.
Maar men zou toch in elk geval elke sympathie of
steun voor de oostelijke plannen willen uitsluiten.
Zal evenwel, wanneer dat zoo mocht doorgaan,
voor Duitschland het aanbod van 't Westelijk pakt,
of de toetreding tot den Volkenbond, nog veel
raison d'être hebben?
Vandaar dus: het doode punt.
Neen, wij zijn verder en spraken van den
verkeerden weg, waarop zich de diplomatie beweegt.
Zij zou zich immers geheel begeven op den ouden
weg van de marchandages onder de groote mogend
heden. Zooals die vroeger hun onderlinge harmo
nie^) hebben gevestigd op onderlinge bedisselingen
omtrent vrije hand" in- Egypte en Marocco,
zoo zou dit nu weer moeten gaan op den rug van
Polen en andere, kleinere staten. Dit is een geheel
verderfelijke en achterlijke gedachtengang.walfr alle
andere staten het gevaar van moeten inzien.
Zou de Volkenbond, die daarmee in zijn wezen
aangetast ware, er een dam tegen kunnen zijn?
BRANDARIS
FONGERS
1925
GULDEN
Eigen filialen AMSTERDAM, Nassauk. 500;
ROTTERDAM, Kipstraat 81;
's-GRAVENHAGE, Spui 45 en Schuitstr. 121; UTRECHT,
Oude Gracht 214; ARNHEM, LEIDEN,
MIDDELBURG, GRONINGEN. £,.