De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 30 mei pagina 7

30 mei 1925 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ?V" , Clichés Van Leer AMSTERDAM Pinkster-Vacantie aan Zee Een heerlijk verblijf vindt ge in: HOTEL D'ORANGE, ZANDVOORT. Tel. l HOTEL DRIEHUIZEN". ZANDVOORT. Tel. 11 BADHOTEL, WIJK AAN ZEE. Tel. 3006 ZEE-DEPENDANCE, WIJK AAN ZEE. Tel. 3005 G. I. DE KONING & h ? Keizersgracht 441 (voorheen LEI DSC H ESTR A AT 69) * SANITAIRE INRICHTINGEN LIBELLENTREK Je moet natuurlijk over ongewone vaardigheid, tniddeleeuwsch geduld en een geheel en al on waarschijnlijk groote hoeveelheid tijd te beschikken hebben om dit beest precies na te teekenen, maar ik hoop dat onder de gegeven omstandigheden deze schets voldoende is. Het derde paar pooten heb ik listiglijk onder het borststuk verborgen gehouden en van de duizenden veldjes en adertjes op de vleugels heb ik alleen maar de allernood zakelijkste aangeduid. Het. komt toch eigenlijk aan op de vier zwarte vleiigelvlekken. Het zijn er wel acht, maar deze waterjuffer heet nu eenmaal Libellula quadrimaculata. Vier van die vlekken zijn langwerpig en liggen op de vleugelbochten, de vier andere zijn driehoekig en accentueeren de plek waar de vleugel een knik heeft. Boven dien hebben de achtervleugels aan hun wortel nog een paarprachtige vlekkken, mooi kaneelbruin vooraan (dat heb ik in mijn schets gestippeld) en daar achter prachtig fluweelzwart met daar in weer mooi verloopende lichtgele adertjes. Dat had ik nu wel eens accu raat mogen teekenen, maar heUsch, er gaat buiten zooveel om, waar ik bij wil zijn en daar moet ik toch ook alweer negen tienden van laten schieten. Ook is er alle kans, dat ge het dier ~-^. in .kwestie voor hebt liggen of in het doosje, om het mij toe te zenden en dat hoeft dan meteen weer niet. De vleiigelvlekken vertellen u met groote zekerheid dat ge de beroemde Libellula quadrimaculata voor u hebt, het dier, dat op 19?en 20 Mei van dit jaar weer van een [zijn grootsche betoogingen heeft gehouden. Waarvoor ze dat doen, weet nie mand, en hoe ze er toe komen, ook niet. We kunnen er ons wel gemakke lijk afmaken en zeggen, dat er hier te doen hebben met een uiting van overbevolking, maar daarvoor is het verschijnsel toch veel te interessant. Het is wel van belang, om iederen keer, dat zich zoo'n libellentrek voordoet, zooveel mogelijk inlichtingen in te winnen omtrent den omvang en den duur van de beweging. Deze trek van Mei 1925 schijnt al bijzonder uitgebreid geweest te zijn en verdient vereeuwigd te worden in de boeken der entqmologie. Ik was er betrekkelijk laat bij en kreeg er pas ?rg in op Dinsdag 19 Mei, 's morgens om een uur of elf, toen ik in den tuin van Lindenheuvel een half dozijn libellen zag vliegen, niet in jagende houding. Als een groote libel jaagt, dan houdt hij meestal zijn vier voorste pooten of ook Wel alle zes vooruit gestrekt, zoodat ze met elkaar een apparaat vormen, dat de prooi naar de grijpkaken drijft. Als je dat eenmaal weet, dan kun je het bij de groote korenbouten duidelijk zien. Al spoedig zagen we op de gazons tusschen de boomen nog meer van die troepjes en ik zei zoo zorgeloos weg: kijk, een klein libellentrekje. In de drukte van den dag heb ik daar toen verder niet op gelet. Den volgenden morgen echter, fietsend door de lanen van dezelfde buitenplaats, eventjes na zevenen, vlogen vlak voor mij honderden en honderden van die libellen op. Ik stapte vlug af, nam de omgeving nauwkeurig op en daar zaten me honderden en nog eens honderden van deze Libellula quadrimaculata te rusten in een haagbeukhaag op laag hangende takken van linden en beuken en tusschen de vergeetmijnietjes en lelietjes van dalen. Ze sliepen niet meer of althans zeer licht, want als ik ze naderde dan vlogen ze meteen óp en al heel spoedig was de colonne pp de been. Het waren er eenige duizenden. Was ik een half uurtje later gekomen, dan had ik van dat rusten niets gezien. Toen ik op den Juliana-weg kwam, werd de zwerm eerst goed duidelijk. Ze vlogen van Noord naar Zuid en dat heeft den heelen morgen geduurd. Aardig was het te zien in den tuin van het Kennemer Lyceum, hoe ze kwamen aanzetten over de bollevelden, laag bij den grond, net heenstrijkend over de toppen van de elzen, maar ook wel dwars door de singeltjes DE TREKJUFFER (Libellula quadrumaculata). heen, dan*laag~over de sloot en onze tuintjes en dan over en om het gebouw heen, juist even boven nokhoogte. Voor zoover ik wist, ging dat overeen front van twee kilometer breed en dat uren en uren achtereen. Het was geen dicht aaneen gesloten colonne, maar het waren troepjes van twintig tot vijftig bij tusschenpoozen van een paar seconden tot een halve minuut. Toen Roelof ging probeeren er eenige te vangen want ik wilde graag precies weten welke soort het was bleek prachtig, hoe uitmuntend ze kunnen kijken met hun groote bolle oog-complexen en hoe vlug en vaardig ze hun vleugels weten te gebruiken. Het was nog een heele toer er een te bemachtigen, maar dat kwam ook wel, doordat ze om half elf in de heete zon de grootst mogelijke hoeveelheid energie tot hun beschikking hadden. Voor mij was het bovendien nog zeer merkwaardig, om te ontdekken, dat onder de honderdvijftig of meer leerlingen en leeraren, die in het vrije kwar tier rondom de school wandelden er nog heel wat Waren, die later bleken van de heele beweging niets gezien te hebben. Zoo kun je verdiept zijn in gesprek of gedachten. In den namiddag hield de trek gaandeweg pp en 's avonds kon ik nergens rustende troepen vinden. Donderdag waren wij op Texel en daar zag ik wel vrij veel van dezelfde libellen, maar die waren op jacht of werden, zooals het procesverbaal zegt, aangetroffen in jagende houding. Maar Zaterdag bij mijn thuis komst vond ik een brief uit Pingjum benevens een doosje monster zonder waarde, inhoudende twee mooie exemplaren van Libellula quadrimaculata. Iedereen weet natuurlijk waar Pingjum ligt. Wie het soms vergeten is, moge weten, dat het te vinden is een half uurtje beoosten Surig en dat is weer een half uurtje bezuiden Harlingen. Den brief mag ik wel even overschrijven: Sedert drie dagen (Zondag, Maandag, Dinsdag) passeert hier een onafgebroken stroom van bij gaande juffers. Bij millioenen komen ze uit weste lijke richting (Zuiderzee) en verdwijnen naar het Oosten. Tegen een uur of acht begint de vlucht; eerst weinig en tot zonsondergang is de lucht vol met de gonzende tweedekkers. Op plaatsen (muren of boomen) die in de vliegrichting staan, hechten ze zich vast, om na eenigen tijd hun tocht te hervatten en plaats te maken voor opvolgers. U zoudt me ten zeerste verplichten, door mij het volgende mee te deelen. 1. Welk insect het is. Antw.: De waterjuffer met de vier vlekken: Libellula quadrimaculata. 2. Vanwaar ze komen naar uw meening. Antw.: Ergens uit de buurt van het Alkmaardermeer, want daar kruisen onze beide richtingslijnen elkander. 3. Waarheen ze trekken. Antw.: Weet ik niet, vermoede lijk verstrooit deze zwerm zich ? . over geschikte plaatsen, waar ze eieren kunnen leggen. Het komt nog al eens voor, dat bij ons de trekrichting Zuid-Noord is en dan verdrinken de zwermen in de Noordzee. 4. De oorzaak en het doel der vlucht. Antw. Weet ik niet, zou wel het een of ander kunnen verzinnen, maar niet van beter gehalte dan kluitjes in het riet. 5. Of deze trek meer voorkomt. In K deze omgeving is het al meerdere malen gebeurd, zelfs nog erger dan nu het geval is. Antw.: Ja, dergelijke trekbeweC gingen komen nog al veel voor, niet alleen bij Libellula quadri' maculata, maar ook bij andere l soorten van libellen en bij zeer veel soorten van vlinders en wel het meest in Mei, Juni en Juli. Tot zoover de brief. Ik zou nog wel meer van die brieven willen hebben of desnoods zelfs heel korte briefkaartjes, want we staan hier werkelijk voor het geval, dat we met vrij groote zekerheid de streek kunnen ontdekken waar de beweging is begonnen. Wie weet, heeft de een of andere visscherman op het Uitgeestermeer de slijkerige larven wel bij honderden omhoog zien kruipen aan de oeverplanten, om daar hun grijs omhulsel te verlaten en als kleurige vlugge vliegers de wijde wereld in te gaan. JAC. P. T H ij s s E Het eenvoudigst in bediening, het zuinigst in exploitatie, het goedkoopst in aanschaf is de MONOKNOP" het nieuwe ontvangtoestel der NEDERLANDSCHE RADIOWERKEN te DOORN. TENTOONSTELLING 29 MEI?7 JUNI KURHAUS te SCHEVENINGEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl