Historisch Archief 1877-1940
10
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2504
IN MEMORIAM
Mr. M. I. DUPARC
door Dr. J. TH. DE VISSER,
Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen.
stelde ! Ook in dit opzicht toonde hij zich een
trouw echtgenoot en vader. Aandoenlijk was zijne
kinderlijke hoogschatting van zijne begaafde
vrouw en zijn vaderlijke verwachting van zijne
jongens.
Het was alsof de man, die door den vroegen
dood zijner moeder, nooit moederliefde had gekend,
dubbele liefde vergelden wou aan hen, die in
zijn huis hem daarmede tegemoet traden. Daar
en daar vooral heeft men genoten van de spontane
warmte, die steeds van hem uitging en waardoor
hij zich overal zoovele en zulke ware vrienden
heeft gemaakt. Maar in dat eertijds zoo gelukkig
gezin zal dan ook het smartelijkst zijn heengaan
worden gevoeld. En het is daarom, dat ik deze
woorden, aan Duparc's nagedachtenis gewijd,
besluit met de bede, dat de ervaring van den Psal
mist die der zijnen, nu en steeds, moge zijn:
Als mijne gedachten binnen in mij
vermenigvuldigd werden, hebben Uwe
vertroostingen mijne ziel verkwikt".
SCHILDERKUNST-KRONIEK
Ik zag hem voor het laatst in een zonnig
oogenblik van zijn leven. Het was de dag vóór zijn reis
naar Parijs. Hoe gelukkig was hij ! Onze expositie
zou een succes Worden; vooral onze architectuur
wekte bewondering; de fransche regeering toonde
warme sympathie; onze leiders, vooral de heeren
Tjeenk en Westendorp deden voortreffelijk werk
zóó sprak, zóó juichte hij. Met blijdschap aanvaard
de hij mijn opdracht om fransche en hollandsche
gedelegeerden een lunch aan te bieden en daarbij
namens mij het woord te voeren. Voor ons land,
voor hem zelf zouden mooie dagen aanbreken.
Nog zie ik hem glansend vóór mij. Toen wij scheid
den, viel er een straal van zijne vreugde in mijn
hart.
Welk eene smartelijke tegenstelling tusschen dat
oogenblik en dat andere enkele dagen later, toen
ik het telegram van onzen gezant te Parijs opende
en onder meer daarin las van den décès subit
de Mr. Duparc" ! Door mijn geest schoot het
machtig woord, waarbij wij ons zoo klein ge
voelen: Want gelijk de hemelen hooger zijn dan
de aarde, alzoo zijn Mijne wegen hooger dan Uwe
wegen en Mijne gedachten dan ulieder gedachten"
het woord van Israël's grooten profeet, dien wij
nog in n onzer laatste gesprekken hadden ge
roemd. En met scherpe trekken kwam het beeld
van den zóó plotseling gestorven zoon van Israël
vóór mij staan, in wien het beste uit oud-Israël was
blijven leven en die met dezen schat heeft ge
woekerd tot het einde.
Ik zie weer die lange, ietwat gebogen gestalte;
dat bruin profiel met eenigszins terugwijkend
voorhoofd; dat fonkelend, donker oog; die leven
dige gebaren; ik hoor weer die vlugge spraak;
dat warme betoog; dat beminnelijk idealisme;
ik geniet weer van die gemakkelijke opname en
verwerking van indrukken, van dien soepelen
omgang met allen, ook met mij en van diegroote
mate van Waardeering voor ieder en ieders werk;
ik gevoel in n woord weer den polsslag van dat
impulsieve, verwarmende leven met zijn merk
waardige combinatie van kinderlijkheid en man
nelijkheid, spontaniëteit en beradenheid, die ons,
westerlingen, zoo gedurig in den oosterling be
koort en verkwikt.
Die trek was tevens de kracht van zijn werk.
Steeds in actie, ontging hem weinig of niets.
Terstond trachtte hij er dan zijn voordeel mede
te doen. Relaties werden aangeknoopt; personen
bezocht; adviezen ingewonnen ter bereiking van
zijn doel. Geen moeite of inspanning was hem
hiertoe te zwaar.
Zelden kon de af deel ing Kunsten en Weten
schappen beter gerepresenteerd worden dan door
dezen zóó ijverigen en kundigen ambtenaar, die
zich ongedwongen in allerlei kringen bewoog,
nooit de belangen van het werk uit het oog verloor
en, dank zij zijn doorzettingsvermogen, zooveel
voor Kunsten en Wetenschappen heeft gedaan.
Misschien is de spanning, waarin hij n door
zijn temperament n door zijn arbeidslust leefde,
voor zijn gestel te sterk geweest.
Want behalve den departementalen arbeid
verrichtte hij nog zooveel werk voor zijn gezin.
Hoevele jongemenschen bereidde hij niet voor het
staatsexamen tot de Universiteit voor, waartoe
zijn grootejkennis der classieken hem in staat
JOEP NICOLAS' RAMEN TE MAASTRICHT IN DE
SINT LAMBERTUS KERK.
Bepaalde handelingen herhalen zich steeds,
en het is eigenaardig, dat deze handelingen hem,
wien zij schade-wonden doe, baat brengen, en
dat zij den bedrijver van zulke handeling maken
tot een voorwerp van verwondering en tot een
komische figuur, ten minste in sommige gevallen.
Tot zoo'n handeling is overgegaan hij, die
Nicolas' ramen liet verwijderen uit de Sint
Lainbertuskerk te Maastricht, en in dit geval is deze held,
die de daad dorst te bestaan, geworden tot een
komische figuur, want hij heeft zichzelf het bre
vet gegeven van hoogmoedige onkunde, en niets
doet meer glimlachen, dan een hoogmoed, die
tegelijkertijd een armoede aan inzicht bewijst;
hij heeft toch een gebouw zonder belang verko
zen boven goede werken van Joep Nicolas die,
en dat is de enkele waarheid, te goed waren voor
't gebouw. De verwijderde ramen zijn onmiddel
lijk door Maastrichtsche liefhebbers gekocht;
daar is reeds de baat voor Joep Nicolas, en de
erkenning van zijn waarde als kunstenaar.
Het deed mij genoegen deze erkenning ook te
vinden in Opgang," in een artikel, dat ik van
Piet van der Meer de Walcheren acht te zijn.
Het bewijst vrijheid van meening.
Wat Joep Nicolas aangaat als kunstenaar en
maker van gebrand glas etc. voor kerken en open
bare gebouwen, ik heb mijne meening daar reeds
meer dan eens over gezegd, maar wil die meening
hier nog nadrukkelijk herhalen. Nicolas is een
der weinigen, die in zijn werk een kracht ver
toont, die het werk levend maakt van een weinig
gekend leven, juist in zulk werk. Misschien is het
soms te harstochtelijk nog, dat is de schoone rijk
dom van jonge jaren, maar dat is iets, dat als deugd
in de toekomst te erkennen is; als een deugd, die
te Weinig sierkunstenaars bezitten. Want, ook
dit werk heb ik, elders geschreven, moet een kunst
zijn vol spanning, en een vlakke amechtigheid
maakt voor mij nooit iets tot een decoratief werk.
Daarenboven is Joep Nicolas, de kunstenaar, een
kundige in zijn vak. Het vak van glasbranden is
in zijn familie tot een gekenden arbeid gewor
den deze Nicolas is de derde generatie van
een famillie van glasbranders. Hij weet dus, wat
mogelijk is in dit vak, en hoe dat mogelijke is te
bereiken. De bezwaren der techniek zijn voor hem
tot een minimum teruggebracht; hij heeft dus
een maximum van vrijheid in het scheppen, want
hij, ik herhaal dit, is een kunstenaar. Dit maakt
te saam, dat ik hem, die de ramen deed verwij
deren niets anders kan zien dan als een onkun
dige, die voor goed in zijn hemd (of soutane)
staat voor hen, wien kunst een werkelijkheid is.
PlET VAN WlJNGAERDT EN AVID JORDENS
IN STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM (NABESCHOU
WING).
Over den jongen beeldhouwer Jordens evenals
over den jongen beeldhouwer Wenckebach zal
ik in een ander artikel mijne meening zeggen, wat
mijne waardeering aangaat van Piet van
Wijngaerdt's werk, ik zou kunnen verwijzen naar mijne
monographie over hem (verschenen bij Daalderop
te Utrecht). Toch wil ik, nu ik zijn werk Weer zag
naast het bekende,iets wat mij hier trof
definieeren. Piet van Wijngaerdt is ongetwijfeld een
schilder (er zijn er minder dan het algemeen in
zicht schijnt te erkennen) hij is een schilder vol
klank in de kleur, en met een zeekren zwier in
den vorm, dien ge het best kunt nagaan in zijn
bloemstukken. Hij is daarenboven in den laatsten
tijd, na lang bij voorkeur een landschapschilder te
zijn geweest, een schilder van de figuur in het
landschap geworden, en wel een schilder bij wien
de grootgehouden figuur in het schilderij de be
langrijkste plaats heeft gekregen. Dit is een
merkC. B, VAN BOHEMEN
Helmersstraat 57 Den Haag
Restaurateur van Schilderijen
Als zoodanig door Dr. Bredius erkend.
Dit biedt aan liefhebbers, voor de goede afwer
king van een dergelijke opdracht van vertrouwen,
den besten waarborg der geheele wereld!
waardige kentering in van Wijngaerdt's werk,
en het is de invloed van het moderne, van het
tegenwoordige om het nauwkeuriger uit te druk
ken; of ge zoudt het nog anders kunnen stellen:
het is het mee-beleven van het tegenwoordige door
Piet van Wijngaerdt, dat ge soms op bekorende
wijs ook in zijn graphisch werk kunt ondergaan.
Eén ding zou zijn kunst belangrijker maken.
Het is een quaestie van kleur (deze is eigen, rijk
en klinkend), het is meer een zaak van den vorm.
Er zou in den vorm meer intensiteit kunnen zijn,
meer bepaling. De vorm zou van binnen-uit, want
dat moet bij dezen schilder als het moet bij alle
tegenwoordigen, met meer intensiteit moeten zijn
ondervonden. Hij behoeft daardoor zijn wreedheid
niet te verliezen, hij zou alleen als hechter kunnen
aandoen, meer gekristalliseerd, en, vreemd en naar
ik meen toch juist, om dit neer te schrijven, Piet
van Wijngaerdt zou deze spanning, deze kracht,
kunnen verwerven door feller bespiën van de na
tuur. Deze zou hem stelliger en geschakeerder ma
ken. Ik meen hier niet, dat een schilderij een na
bootsing der natuur moet zijn (weinig ben ik
daarvan overtuigd !), ik erken, dat een schilderij
een ding is, afzonderlijk, van de natuur ver
vreemd naar den geest toe gericht, maar ik geloof
alleen, dat in dit bizonder geval bij Piet van
Wijngaerdt, een vertrouwder omgang winst zou
brengen aan vormende kracht. Dit is wat ik in
dit artikel wou noteeren, naast mijn waardeering.
VOOR JAN SLUYTERS, VOOR ZIJN NAAKTEN. ..
Het schijnt tegenwoordig bon ton te zijn om over
of omtrent Sluyters'naakten, eenige misprijzing
te vertoonen, en die te uiten; het schijnt zelfs
bij schilders voor te komen, die nooit een naakt,
als Sluyters kan, schilderen konden, daartegen
te stemmen, wie weet uit welke armelijke reden.
Het is van schilders, die zwakker zijn dan de schil
der Sluyters een, laat ik het woord zeggen zooals
ik het meen, een laffe jaloezie. Men gaat niet te
keer tegen een grooter confrater, en het is toch niet
te ontkennen, meen ik, dat Sluyters' een der groot
ste confraters onzer tegenwoordige schilderkunst
is; een die door begaafdheid, het recht heeft zich
te uiten, zooals hij kan en wil. Natuurlijk wordt
er door sommigen in dit uiterst moreele land
naar een stok gezocht om den schilder, als schil
der niet te slaan, te treffen op zijdelingsche wijs.
De zedelijkheid, dat beteekent in zulke gevallen
altijd een moreel van enghartigen, zwakken of
onkundigen, wordt van achter de deur gehaald,
waar zij, schamele, stond geborgen, en er wordt
met haar, die houterig is en dor, geslagen. Er wordt
zóó door de lieden, die de penning der braafheid
zich op de eigen borst hebben gehangen, geslagen
naar den schilder Sluyters; gelukkig zijn er anderen
(de schilderkunst is hun lief), zij meten Sluyters'
kunst met de ware maat van haar arbeidden
zulke eerbied heeft de toekomst niet zich.
P L A S S C II A E R T.
NIEUWE UITGAVEN
KARL MAY, De Kaperkapitein, hollandsche be
werking van A. C. Jager, teekeningen van Pol
Dom, Tweede Druk. Rotterdam, Nijgh en van
.Ditmar's Uitgevers Mij.
HENRI VAN WERMERSKERKEN, Cliauffeuse, spel
in een bedrijf. Nr. 5 van de Nieuwe
tooneelbibliotheek, onder leiding van Jean Stapclveld,
Weteringschans 74, Amsterdam.
B. J. HENDRICK, Het leven en de brieven van
Walter H. Page, Amerikaansch gezant in Londen
1913?1918, geautoriseerde bewerking voor Ne
derland door J. L. Pierson. Uitgave N. V. Boek
handel en drukkerij voorheen E. J. Brill te Leiden.
Het is het levensbeeld van een Amerikaan, die
zonder eenige zelfzuchtige bijbedoeling, zonder
eenig ijdel streven naar eer of roem, zich met
algeheele overgave gewijd heeft aan de belangen
van zijn land en van zijn volk.
KUNSTZAAL VAN LIER
naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.)
VAN HALF MEI TOT EINDE JUNI
TENTOONSTELLING VAN EEN VOOR
HOLLAND GEHEEL NIEUWE COLLECTIE
OUDE NEGERPLASTIEKEN