Historisch Archief 1877-1940
No. 2504
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE NOTA VAN DEN GEZANTENRAAD OVER
DUITSCHLAND'S ONTWAPENING
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
ZOOLANG_DE LUCHT HIER NOG NIET ZUIVER iS, HOUDEN WIJ ONS
MAAR BIJ EAU DE COLOGNE"
OVER HET ONDERZOEK
VAN MELK
door Dr. A. v A N R A A L T E
Directeur van den Gemeentelijken Keuringsdienst
De reserve, die mijn ambtelijke positie mij op
legt, is er oorzaak van, dat ik in de dagen, dat
heel Amsterdam over melk sprak, over deze waar"
in alle talen heb gezwegen. Toch zouden de dis
cussies in den Gemeenteraad van Amsterdam
menigmaal aanleiding hebben gegeven tot
populair-wetenschappelijkc beschouwingen over dit veel
gedronken, veel geprezen en veel gesmade vocht
en de omstandigheid, dat mij bij herhaling is
gevraagd, in hoeverre het aantoonen van een
vervalsching van melk al dan niet mogelijk is, brengt
mij er thans toe, de wijze, waarop het onderzoek
van melk geschiedt, eens uitvoerig uiteen te zetten
naast de principes, waarop het onderzoek berust.
Men bedenke dat melk zoo van de koe" een
zeer verschillende samenstelling heeft. Ze bestaat
in hoofdzaak uit water; het percentage water
varieert nml. tusschen 89 en 87 procent; de rest
aangeduid als vaste stof" slingert tusschen 11
en 13 procent.
Deze vaste stof bestaat uit een groot aantal
bestanddeelen, waarvan vet, eiwit en melksuiker
de belangrijkste zijn; daarnaast zijn o.a. nog enkele
zouten aanwezig, waarvan de chloriden voor het
onderzoek eenige beteekenis hebben.
De- vaststelling van de hoeveelheden van elk
dezer stoffen kost veel tijd, terwijl de praktijk
eischt, dat er per dag zeer veel monsters melk
worden onderzocht. Men heeft dus gezocht naar
methoden van onderzoek, die het mogelijk maken
in korten tijd een groot aantal monsters te ana
lyseeren.
Een eerste cijfer, dat een inzicht geeft in de
samenstelling van een melkmonster is het soorte
lijk gewicht; dit cijfer beweegt zich voor normale
melk in den regel tusschen 1.030 en 1.033, ofschoon
cijfers, die daar iets beneden en iets boven liggen,
ook voorkomen.
Toevoeging van water doet het soortelijk ge
wicht dalen. Een melk met een soortelijk gewicht
van 1.031 waaraan lOpCt. water is toegevoegd
krijgt een soortelijk gewicht van 1.028. Een melk
monster met dit soortelijk gewicht is verdacht".
Nu zijn de koeien geen fabrikanten van
eenheidsmelk, met een bepaald
soortelijk gewicht, zooals
reeds uit de opgegeven
normale cijfers blijkt. Een
melk met een soortelijk
gewicht van 1.033 waaraan
10 pCt. water is toege
voegd krijgt een soortelijk
gewicht van 1.030 en dit
cijfer komt ook bij
onvcrvalschte ; melk voor;
uit het soortelijk gewicht
alleen kan men dus vol
strekt niet altijd een con
clusie trekken.
Evenmin als uit het
vetgehalte alleen. Bij nor
male melk immers schom
melt het vetgehalte tus
schen 2.8 en 3.8 procent.
Maar melk met een vet
gehalte van 2.0 pCt., zelfs
van 2.5pCt. kan wel
onvervalscht zijn en er komt
melk in den handel die 5
pCt. vet bevat.
Men kan nu echter uit
de cijfers voor het soor
telijk gewicht en voor het
vet die beide gemakke
lijk en snel zijn te bepalen
het percentage van de
vaste stof", ook de
droogrest" genaamd, be
rekenen.
Trekken wij van die
berekende vaste stof" het
vetgehalte af, dan krijgen
wij de vetvrije droogrest"
en dit cijfer is bij het
melkonderzoek van groote
beteekenis. Uit duizenden
analyses van melkmonsters
is afgeleid, dat melk van
gezonde koeien een vetvrije
droogrest heeft van ten
minste 8 pCt. Gewoonlijk
varieert dit cijfer tusschen
8.2 en 8.8.
K, Hoewel ook dit cijfer
voor de vetvrije droogrest
geenszins beslissend is,
geeft het toch dikwijls
een aanwijzing, dat de
melk vervalscht is.
Gesteld bijv. dat melk met een soortelijk ge
wicht; van 1.032 en een vetgehalte van 3.6 met
lOpCt. water wordt bedeeld, dan wordt het
soortelijk gewicht 1.029 en het vetgehalte 3.24.
Geen van deze beide cijfers op zich zelf zou tot
de conclusie leiden, dat de melk was vervalscht,
maar het cijfer voor de vetvrije droogrest, dat dan
7.89 is geworden, is een zeer sterke aanwijzing,
dat we met een knoeiproduct te doen hebben.
In het cijfer voor de vetvrije droogrest welk
cijfer immers wordt berekend uit de cijfers voor
soortelijk gewicht en vet ligt dus een aanwijzing
voor de toevoeging van water. Op een soortgelijke
wijze vinden wij door een berekening een aan
wijzing op ontrooming of op toevoeging van
tapte melk, twee methoden tot het verknoeien
van melk, die beide tot resultaat hebben, dat het
vetgehalte daalt.
Het vetgehalte op zichzelf zegt zelden iets.
Maar n en heeft uit een geweldig groot aantal
analyses afgeleid, dat het vetgehalte van de droog
rest ten minste 23pCt. bedraagt bij een vetvrije
droogrest van 8.8 pCt. en ten minste 24.5 pCt. bij
een vetvrije droogrest van ten minste 8pCt.
Heeft men melk met een soortelijk gewicht
van 1.0308 en een vetgehalte van 2.6pC, zoodat
de vetvrrije droogrest 8.21 pCt. bedraagt, dan zit
in het vetcijfer geen aanwijzing op onttrekking van
vet. Het percentisch gehalte van het vet in de
totale droogrest bedraagt precies 24.5 pCt.
Heeft men echter melk met een soortelijk
gewicht van 1.0325 en een vetgehalte van 2.6pCt.
dan is het percentage vet in de droogrest, die dan
11.22 bedraagt, 23.1. Deze melk is met aan
zekerheid grenzende Waarschijnlijkheid vervalscht
door gedeeltelijke ontrooming of door toevoeging
van tapte melk.
Beschouwen wij melk met een vetvrije droogrest
beneden 8 en een vetgehalte lager dan 23 a 24.5
pCt. van de droogrest als ondeugdelijk van samen
stelling en is dus de leverancier van zulke melk
strafbaar op grond van de Keuringsverordening,
wij wenschen toch zekerheid, of het door ons on
deugdelijk verklaarde monster al of niet is ver
valscht.
Daarvoor is een meer uitvoerig onderzoek
noodig, dat ik niet in zijn geheel zal bespreken;
het zou te veel plaatsruimte vorderen.
In hoofdzaak moet worden vastgesteld of er
water is toegevoegd en of er vet is onttrokken
of taptemelk toegevoegd.
FONGERS
1925
75
GULDEN
Eigen filialen AMSTERDAM, Nassauk. 500;
ROTTERDAM, Kipstraat 81;
's-GRAVENHAGE, Spui 45 en Schuitstr. 121; UTRECHT,
Oude Gracht 214; ARNHEM, LEIDEN,
MIDDELBURG, GRONINGEN.
De toevoeging van water blijkt het zekerst uit
het cijfer voor het vriespunt van melk, dat tot
in honderdste graden Celsius wordt bepaald en
tot in duizendste «raden kan worden geschat.
Van normale melk is het vriespunt - 0.54 a - 0.55,
ofschoon soms ook vriespunten van?0.53 en van
0.56 voorkomen. Bij toevoeging van 2 procent
water rijst het vriespunt met 0.01 graad. Een
melkmonster, dat een vriespunt van 0.51 heeft,
is dus stellig met water bedeeld. Wij weten
niet absoluut zeker of er 6 of 8 procent water,
wel absoluut zeker, dat er minstens 4 percent
water is toegevoegd. De vraag hoeveel water
precies is toegevoegd, behoeft in het algemeen
niet te worden beantwoord. Of er 6 of 8 percent
water bij de melk is gevoegd, do., t er niet toe;
de melk is in elk geval vervalscht.
Bij twijfel of er aan een monster melk water
is toegevoegd, dienen wij een weide- of stalproef
te nemen. De koeien, die de bewuste melk hebben
geleverd, worden dan onder toezicht gemolken
en van de zoo gewonnen melk wordt een monster
genomen en onderzocht.
Doen wij dit, dan is watertoevoeging van n
percent reeds vast te stellen.
Ontrooming of toevoeging van geringe hoeveel
heden tapte melk kan eveneens slechts met
zekerheid worden vastgesteld door het resultaat
van het onderzoek te vergelijken met de uitkomst
van het onderzoek van een stalmonster. Ook dan
wordt de nauwkeurigheid van het onderzoek
groot, doordat wij het vetgehalte tot op 0.05 pCt.
kunnen bepalen, zelfs met de gewone technische
methode van onderzoek volgens Gerber. Heeft
de oorspronkelijke melk een vetgehalte van 2.8 pCt
en het stalmonster van 2.9pCt. dan is 3.5pCt.
tapte melk toegevoegd.
Aangezien vervalsching met tapte melk in den
regel op veel grover wijze geschiedt, heeft dit
voorbeeld slechts theoretische waarde en ik geef
het om te laten zien, binnen welke grenzen deze
knoeierij kan worden aangetoond.
De meest geraffineerde knoeierij is de gelijk
tijdige toevoeging van Water en taptemelk.
Hierbij kan het soortelijk gewicht normaal blijven,
zoodat niet direct bij de bepaling van het soorte
lijk gewicht verdenking rijst. In zulk een geval
blijkt uit soortelijk gewicht en vetgehalte met de
daaruit berekende cijfers in den regel, dat we met
een vervalscht product te doen hebben.
Voor het aantoonen van geringe hoeveelheden
toegevoegd water of tapte melk is derhalve een
stalproef noodig en de controle wordt dus scherper,
naarmate men met zekerheid de herkomst van
de melk kent.
Daarom behoort de melkvoorziening zoo te
worden geregeld, dat de oorsprong van de con
sumptie-melk vaststaat.
Is de herkomst bekend, dan zijn wij practisch
volkomen zeker van onze zaak, zooals een voor
beeld uit de praktijk kan leeren.
Wij hebben geruimen tijd geleden vele monsters
melk onderzocht van n melkverkooper, die alle
een vetgehalte hadden van 2.9 a 3 pCt. Toen hebben
wij de hoeveelheid melk van al zijne leveranciers
nagegaan en van alle hoeveelheden een monster
onderzocht. Daarbij bleek het gemiddelde percen
tage vet 3.27 pCt. te bedragen, zoodat met zeker
heid vaststond, dat de aan het publiek geleverde
melk, ofschoon die op zichzelf niet op grond van
de analyse-cijfers kon worden afgekeurd, met
ongeveer tien procent taptemelk was gemengd.
Met het bovenbeschreven onderzoek naar de
samenstelling van melk gaat een hygiënisch onder
zoek naar den toestand, Waarin zich de melk
bevindt, gepaard.
Ik hoop er later eens over te schrijven.
Hotel DUIN EN DAAL BLSLEN
CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER
VASTE WASCHTAFELS