Historisch Archief 1877-1940
10
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2505
AMSTERDAMSCHE BIJZONDER
HEDEN
XXII 1)
DE JORDAAN
Het kan niet onze bedoeling zijn de psychologie
te ontwerpen van den Jordaan en zijn bewoners;
wat Querido in zijn machtig volksepos heeft
tot stand willen brengen, ligt ver buiten het doel
van deze beschouwing. Minder den Jordaan van
thans dan dien van vroegere eeuwen willenjwij
bespreken.
De Jordaan behoort zeker tot de meest eigen
aardige wijken van ons oude Amsterdam. Hij
heeft van den aanvang af een afzonderlijk karakter
gehad en heeft dat eigenaardige in den letter
lijken zin hier genomen karakter tot in onze
dagen weten te behouden. Er is vooral in de laatste
halve eeuw wel zeer veel veranderd in deze groote
volkswijk. Tal van grachten zijn gedempt, waardoor
het eigenaardige karakter van den Jordaan
ernstig is aangetast. Maar ook de volksaard heeft
zich hier niet zoo stevig kunnen handhaven als
vroeger. Er is meer verschuiving in de bevolking
van Amsterdam dan nog betrekkelijk kort geleden.
Menschen, die van ouder tot ouder in dezelfde
buurt en zelfs in dezelfde straat hebben gewoond,
zijn er stellig veel minder dan vijftig jaar geleden.
Een groot deel van de bevolking van den Jordaan
is weggetrokken uit de wel zeer dicht bevolkte
wijk en heeft zich gevestigd in de nieuwe wijken
aan den overzijde van de oude stadsgracht, waar
om den buitensingel geheel nieuwe stadsgedeelten
ontstonden. En anderen zijn daarvoor in de plaats
gekomen, die minder hokvast, ook weer op hun
beurt wegtrokken naar andere oorden. De Jor
daan schijnt niet minder dicht bevolkt dan vroeger,
maar zijn bevolking is veel minder constant,
zoodat het geheel veel minder karakter heeft dan
vroeger. Wij wezen er reeds op, toen wij iets van de
geschiedenis van de Willemstraat vertelden, dat
deze straat in den laatsten tijd haar aloude traditie
grootendeels heeft prijsgegeven; wat hier van een
straat kon worden geconstateerd, geldt eigenlijk
van den geheelen Jordaan.
De Jordaan heeft toch nog wel iets van zijn ex
centrisch karakter behouden, wat natuurlijk werd
bevorderd door den eigenaardigen aanleg van de
geheele wijk. Die aanleg is van oudsher bijzonder
merkwaardig geweest. De Jordaan is van den aan
vang af bestemd en bedoeld geweest als een
woonen werkplaats voor de kleine burgerij. In het begin
der zeventiende eeuw was de tegenwoordige Heeren
gracht nog aan de westzijde der stad de grens van
Amsterdam. Maar de bevolking groeide steeds aan,
zoodat de toen toch nog nieuwe uitleg het steeds
toenemende aantal niet kon herbergen. Een nieuwe
uitbreiding der stad bleek al spoedig noodig. Het
was toen, dat in het hoofd der leidende persoonlijk
heden in de regeering van Amsterdam het geniale
plan is opgekomen, dat de stad haar prachtig
stedelichaam heeft gegeven, in zijn soort nog
onDe Gedempte Rozengracht, een van de groote verkeerswegen
in de Jordaan
In het hartje van de Jordaan
geëvenaard. De Amsterdamsche halve maan werd
geconcipieerd; de grachten, dwarsgrachten en
radiaalstraten werden geprojecteerd, die even doel
matig als aantrekkelijk aan Amsterdam zijn
definitief karakter hebben gegeven. Dat was het
groote plan, dat eerst geleidelijk tot uitvoering is
kunnen komen en dat de geheele zeventiende eeuw
heeft noodig gehad om te worden voltooid.
Het eerst is dat groote plan uitgevoerd aan de
westzijde der stad; dat is de vergrooting van 1612.
Toen zijn de drie hoofdgrachten gegraven van de
Brouwersgracht tot de Leidschegracht; toen is de
Haarlemmerdijk bebouwd; toen zijn de drie
eilanden, het Bickers-, het Prinsen- en het
Realeneiland, aangeplempt; toen is ook de Jordaan aan
gelegd. Deze groote wijk, die zich van de Prinsen
gracht uitstrekte tot aan de Lijnbaangracht en dus
tot aan den nieuwen stadswal, sloot zich in opzet
en aanleg niet zuiver aan de binnenstad aan. Mis
schien moet dit feit hierdoor worden verklaard,
dat tusschen de Haarlemmer- en de Leidschepoort
geen enkele verkeersweg naar buiten voerde,
zoodat aan een breed opgevatten verkeersader hier
geen behoefte bestond. Maar het blijft niettemin
jammer, dat men hier niet zoo radicaal heeft door
getast als bij den aanleg der hoofdgrachten. Nog
steeds is een blik op den plattegrond van Amster
dam voldoende om dat duidelijk te zien. Bij den
aanleg der grachten en de tusschenliggende straten
heeft men eenvoudig tabula rasa gemaakt. Men
heeft al het bestaande geraseerd en een geheel
nieuwen aanleg getraceerd en uitgevoerd; daar
door is de aanleg der grachtenwijken ook zoo uit
nemend geworden. Bij het ontwerpen van den
Jordaan ging men anders te werk. Men behield
hier eenvoudig de bestaande paden en sloten,
verbreedde ze en werkte ze zoo om tot straten en
grachten. Daardoor is de aanleg van den Jordaan
veel minder goed geworden dan die van het grach
tenkwartier, waartegen hij is gebouwd. Die aanleg
had nog een ander zeer groot bezwaar, dat nog
dagelijks voelbaar is en zelfs meer dan eens tot
ongelukken aanleiding heeft gegeven. Zoo goed
als nergens sluiten de straten en grachten goed en
logisch aan bij die van de binnenstad, zoodat niet
alleen het doorgaand verkeer daarvan nog steeds
moeite ondervindt, maar ook allerlei bijzonder
leelijke verbindingen zijn ontstaan. Op zich zelf
beschouwd is de Jordaan minder slecht gebouwd
geworden dan men reden had te vreezen; er zijn
nog altijd grachten, die het oog van den bezoeker
weten te boeien. Maar in het algemeen is dit werk
der vaderen toch minder gelukkig geslaagd.
De buurt heette in de zeventiende eeuw het
Nieuwe Werk; een eigenlijke naam komt dan nog
niet voor. Den naam Jordaan vinden wij het eerst
in het begin der achttiende eeuw. In Amsterdam
woonde toen de dichter Robert Hennebo, die een
, onderwerp heeft bezongen, dat tegenwoordig
weinig poëten naar de lier zal doen grijpen. Hij
zong den Lof der Jenever, waartoe hij alle recht en
bevoegdheid bezat: hij was kastelein in ,,Het
Gulden Vlies" bij het Prinsenhof. In dit fameuse
dichtstuk, dat wordt gesteld op 1710 of 1718,
komt eenige keeren de naam van den Jordaan
voor als.... Ja, als wat V Ter Gouw meende als
naam van een stadswijk, zooals wij die nu nog
kennen. Maar dr. A. Beets heeft eenigen tijd ge
leden op afdoende gronden aangetoond, dat door
Hennebo met den Jordaan niet wordt bedoeld de
buurt, die wij nog altijd onder dien naam kennen,
maar de Prinsengracht.
Daardoor zijn wij veel dichter gekomen bij een
logische verklaring van den befaamden naam dan
tot dusverre. Er is steeds veel over dezen naam
gephilosofeerd. Martin Kalff dacht nog liefst aan een
verbastering van Jardin; de Fransche réfugiés, die
hier in het laatst der zeventiende eeuw zich in
grooten getale nebben gevestigd, zouden dien naam
schertsend hebben gebruikt met het oog op de
anjelieren, leliën, goudsbloemen, palmen, lau
rieren en rozen, die hier plegen te bloeien op de
naambordjes. Het is wel aardig gevonden; ook zou
aldus het feit zijn verklaard, dat de naam Jordaan
eerst in het begin der achttiende eeuw voorkomt.
Maar toch is de/e woordafleiding onmogelijk. Want
de overgang van Jardin tot Jordaan is er alleen
een voor het oog; de spraakmakende gemeente
kan tusschen beide woorden geen verbinding bren
gen.
Evenmin kan Jordaan worden afgeleid van Ju
risdictie of Jordiksie, zooals het volk zou hebben
gezegd. Ter Gouw, die op alles raad wist, heeft
deze etymologie met zijn gezag gedekt. Ten on
rechte. Want al zegt hij, dat men vroeger den Jor
daan de Jordiksie noemde, ecu documenteel bewijs
daarvoor ontbreekt ten eencnriialc. Bovendien is
een afleiding van Jordaan uit Jordiksie phonetisch
geheel onmogelijk. Een tiental jaren geleden dacht
Mr. Posthumus Meyjes aan een afleiding van het
woord gordijn, niet in de meest gangbare
beteekenis, maar in die van hoofdwal tusschen twee bol
werken. Het is een gissing, meer niet. Want voor
eerst is niet bewezen, dat dit woord in Amsterdam
eenigszins algemeen bekend was. Evenmin is aan
nemelijk, dat de Jordaan ooit zoo heeft gcheeten.
Ten slofte is de verbinding tusschen een stuk
vestingwal en onze volkswijk niet zeer duidelijk.
Niet lang geleden is dr. Beets op de zaak terug
gekomen. Hij verwerpt alle verklaringen uit
jardin, jurisdictie en gordijn, maar verklaart dea
Jordaan eenvoudig als de bij ons bijbelvast voor
geslacht natuurlijk zeer bekende Palestijnsche ri
vier. D. C. Meijer Jr. helde reeds tot dat gevoelen
over zonder de afleiding uit jurisdictie geheel los te
laten. Maar hoe kon de naam van een rivier die
van een stadsgedeelte worden? Dr. Beets heeft dat
afdoende verklaard door erop te wijzen, dat zonder
twijfel in de achttiende eeuw en zelfs nog in de
KersenX
Pralines /
Bijzonder-frissche =
.gename smaak'
.aan