De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 13 juni pagina 19

13 juni 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2505 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 DE TIJDLOOZE GEMEENTE Teekening voor de Groene Amsterdammer" door G. van Raemdonck Kerkvoogden en notabelen van de Ned. Herv. Gemeente te Ambt-Vollenhoven hebben besloten om de klok tot 4 Oktober a.s. stil te zetten. Gedurende dit tijdvak zal er dus in deze gemeente geen openbare tijdsaanwijzing zijn". -C=L HET WASSENDE WATER door HERMAN DE MAN (Vervolg van No. 2504) Vervloekt ! Ze konden dat niet gelooven. 't Was ommers nooit eer vertoond in hun lang leven. En was hij, die dat zoo koel verzegde, niet eigens een boer? Ja, wat kon deze boer van het groote water weten? Moest al hun have en goed vergaan, omdat een boer mogelijk verkeerd een boek be greep? Maar de ingenieurs sprongen den Dijkgraaf bij; ze verklaarden den hoogen nood en vertelden ten leste, dat het besluit ook Weer niet bij hun Dijkgraaf lag, maar bij de Regeering in den Haag en bij de Provinciale Besturen als advies collegies. Maar !" vroeg wild een breede boer uit Eiteren: het onze Dijkgraaf zögeadviseerd?" M'n advies is wel geheim," was Beijen's weerwoord: maar 'k wil het graag hier uitzeggen. Ik bin in waarheid van de barre noodzaak over tuigd, mannen ! en daarom mot het beuren !".... Dan weten we genog !" zegde deze afgevaar digde weerom. Ze traden buiten en wieren door het volk omsloten. Hu.n boodschap konden ze niet overbrengen, vanwege het gedrang en de wilde schreeuwen. Maar ze geraakten onder aan den dijk op het kerkplein en daar zegden ze de wreede tijding uit. Even wier het asemstil. De ontzetting greep al dees groote manmenschen zoodanig beet, dat ze als keinderen wieren, radeloos en wel tot huilen bereid. Maar niet lang duurde deze stille ver schrikking. Hier en daar wier gesmoord om den Dijkgraaf geroepen. Hij was een boer, en diende te komen, als de boeren om hem riepen. Andere gezeggers uit de verdere polders kwamen verschrikt en bezeten toegereden; ze sprongen van hun wagens af en wierpen zich als dronken beesten in den kring. Er kwamen ook geestelijken, van hier en van gunter; vrouwen en kinderen. Ook thuiszittende vergrijsde mummelaren, die raad wilden geven, als zijnde mannen van de beproefde ervaring. We motten andere telegrammen naar den Haag sturen, naar de Koningin eigens ! We binne' ver raaien ! Verraaien deur een boer! Schande ! Schande ! 't is God geklaagd ! Die wil onzen besten dijk deursteken, de onte vulek ! Laten we 'm halen gaan ! halen uit z'n warm nest ! Betalen we 'm daarveur ? ! Haalt 'em hier ! dat 'em ver antwoording doet !" Meer gespannen reden toe. Een dichte tentwagen kwam tot de Kerk en vormde een wig tusschen de saamgeschoolden. Daarin zat een stokoud boerenwijf, deftig in de kleêr. Een wilde vent klom op dien wagen, en sprak (als ware hem dronken) met klotsingen achter in zijn keel, het volk toe. 'n Elk zweeg daarvan. Wat deze jonge rijke boer uit Langerak daar zegde in den pletsregen, was taal naar den zin van het volk. Hij stond daar met zijn eenen poot op het lakzeil van den tentwagen, den andere op den bok. Ineens verschrok hem danig. Hij gleed uit, wou zich rechten en trapte door het zeil. Zijn klompenpoot hing dom door 't dak van dien wagen. Want straf voor zich uit kijkend, in zijn blooten kop, naderde daar de Dijkgraaf, 'n Elkeen week eerbiedig, zoodat hij zonder moeite in den kring der mannen belanden kon. Zonder naar reden of uitleg te vragen van dezen kwaadgezinden oploop, zegde hij: de telegram men uit den Haag en Utrecht zijn hier; zoo gauw het vee weggedreven kan zijn, gaan de duikers open ! En denkelijk mot dan nog de dijk nabij de Koekoek" afgegraven worren! Het zij u bekend, mannen ! Gaat naar uw woningen, met de snelste gelegenheid, want uw levende have is morgen vroeg mogelijk al in gevaar! En ik zien wel, mannen! dat woord staat 'n elk niet 'an ! Weinou, verneem dan uit mijn mond, waarom dit 'beuren mot ! Ten eerste: as we 't niet zouwen doen, dan sloeg moge lijk nog dezen nacht de rivier zich ievers een gat en uitweg. En hoe dan de ramp zou zijn, is niet te bekijken van te voor. Thans kan een elk nog zijn vee redden. We weten op een haar na, waarheen het water zal loopen en hoe we het ten ende weer keeren. We weten, dat thans een land volloopt, dat daarvan veu.1 schaai zal lijden. Maar met minder schaai is nievers het water te laten, wél met meer ! En 't water mot uitweg hemmen; het winterprofiel is te gering geworren ! De verhoogde bemalingskosten vergoedt de staat; de bedrijfsschaai is ten laste van de Ingelanden voorloopig. Maar de provincies zalle' mogelijk daarin veurzien. KOM DER GEMEENTE "TAD-VOLL De schaai 'an gebouwen, meubilairen stellingen,komt helaas ten laste van U allen, 't Is hard, maar 't mot! Wesparen den Alblas en de Heerenlanden; ik hem hier telegrammen van polderbesturen aldaar, dat ze in de onvergoede schaai zallen bijdragen. Weest dapper en mort niet! Het water is ster ker dan onze beste wil ! Ik heb gezeid !" .... Na deze woorden brak de ontstelling eerst in waren om vang uit. Man, bin je gek, bin je halskoppig geworren ?" riep de jonge vent op den wagen. Motten onze woningen d'r'an, om den overkant te sparen? Bin je eigens niet van dees zij? Zélf gaan je ook verzui pen ! En as de dijk 't begeeft hier wat uren boven of meer op Rotterdam 'an, blijven wij hier ommers ook droog !" Stilte !" gebood Gieljan Beijen toen. Mannen, murmu reert niet, maar steekt de handen uit ! Wat deze man daar zegt, is klare onzin ! As de dijk breekt an onzen kant waar 't ook zij beneden Wijk, dan loopen we hier toch vol ! En deursteken 'an den over kant zou een zware misdaad zijn ! Waarom? Omdat het oppervlak waar het water komt zender kans op keering, daar tweekeer zoo groot is; omdat ze uit den Alblas en de Heerenlanden het water bij lange zoo goed niet kwijt kannen, en omdat de spoor wegen op het buitenland dan onklaar zouden worren ! Ver staan?! Mannen, ik zal nog n keer uitleg geven. We of feren ons, wier daar geroe pen weinou, we offe ren ook. Maar 't is vast gien algeheel offer, want we hebben niet zeker in ons hand, of We DE WANDELENDE JOOD: EINDELIJK EEN PLAATSJE WAAR IK RUSTEN Z\L er zonder wel droog zouden blijven. Er is gezeid: je eigen land leit in het bedreigde ge bied wel, dat is zoo. Maar hem ik niet gezwo ren, dat ik rechtvaardig zijn zou, en oordeelen zou zonder bijgedachten? Mag ik een eed veur God den Heer afgelegd, vertrappen? Mag'k Ului hier bevoorrechten, dwars teugen mijn beste weten in? Vergt ge van mijn, da' ik veur onze Landsregeering staan zou, as een ontrouw adviseur? Niemand Uwer wil dat ! We motten berusten as mannen. Van velen Uwer ligt na morgen gansch het levenswerk kapot; ik weet het ! Maar dat zou 'an den overkant ook zoo zijn !" Mogelijk is hem omgekocht, de dondersteen !" ,,'k Zou jou, ontaarde schenner, ja ik kin jou wel Piet Stravers, 'k zou jou wegens opruierij kenne' laten opgrijpen deur de soldaten. Gaan maar vrij uit ! Bekladt gerustig mijn naam! Dat mijn eigen vadersgrond morgen onderloopt, dat is mijn beste vrijbrief! Nee' mannen, laat 'em los! laat den schenner los! mijn persoon vraagt gansch gien bijzonderen bijstand, want ik weet dat ik naar eer en geweten hier veur Ulie staan ! Gaat thans gerustig heen, en drijft het vee uit en redt Ului kostbare zaken !" Maar nog een ander schreeuwde om stilte. Hij Wier gedragen door mannen, om over allen te mo gen zien. ,,'k Zeg dat we niet berusten motten !" Met een ruk keerde Gieljan Beijen zich naar dien oproergast; die stem....was dat mogelijk 't was Willem. Willem, gedragen door zijn geburen, Wit uitgetrokken van opstandigheid, met gemeen vlammende oogen. Niet berusten ! Nooit berusten ! Nooit ! Ik bin zijn broer, ik kin 'em ! Waar praat 'em over? Hoe is 'em Dijkgraaf geworren ! Van water weet 'em alleenig, dat het nat is ! Gien asemgang ver stand het 'em van wat 'em daar allegaar zeit! Veurgekauwd is 't hem, deur belanghebbers van den overkant ! Omgekocht niet ! Veuls te keinderachtig daarveur ! Maar waar binnen z'n man nen van advies? Wie hebben dezen Dijkgraaf zoo in de luren geleid? Laan ze kommen ! Laan we nog gauw naar den Haagtelegrafeeren ! Laan wezóó'n groote ongerechtigheid toch veurkommen ! Mijn broer weet niet beter ! Hij heit geluk gehad, zon der de geleerdheid !" Da's min ! Da's laf !" wier geroepen. Weest stil ! De Dijkgraaf gaat antwoord geven!" Met rustige stem, Willem strak aanziend, ver weerde Dijkgraaf Gieljan zich. ,,'k Wil mijn gedacht' hier niet uitzeggen, mannen! Een broer teugen een PADOX HOUTPOUW Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten Levering in korten tijd. Fabrieken Warmond broer, da's in het openbaar gien verheven gevecht. Ik gun 'n elk van mijn te dinken, da 'k een onbe kwaam man zijn, zelf weet ik dat even zoo goed. Maar 'k laat mijn raadslieden niet bekladden: zelfs deur mijn broer niet. In het Dijkhuis daar zit de Commandant van de Hollandsche Water linie in eigen persoon; wie van den Generaal durft dinken dat 'em valsch zal raaien, is een loeder! De ingenieurs van Waterstaat zijn ouwe in den dienst grijs geworren mannen; hun namen mogen hier in woede niet worren beklad ! Ik gaan thans maar liever weg, 'n elk weet wat er 'beuren mot! Er is gien andere Weg !" Nu de Dijkgraaf het zijne gezegd heeft," klonk daarop een kanselachtig deftige stem, nu wil ik U allen toch vermanen... .betrouwt op Gode, op Hem alleen. Ware 't dan niet mogelijk, gij heeren die over het landsche wel en wee be schikt, Gods hand ongehinderd te laten slaan naar Zijn raadsbesluit, dat gewest hetwelk Hij in Zijn groote al-wijsheid zal zoeken? Moeten wij. menschen wijzer willen zijn dan God den Heereen pogen te verwringen Zijn wil? Het land dat ge slagen wordt, heeft Zijn kastijding verdiend !" Dominé! Domino! Weet wat U daar doet !" bulderde Gieljan vervoerd. Hadt Uw theologische bezwaren ingeslikt, of in het Dijkhuis afgestoken ! Wat mengt ge U in onze zaken van dijk en van land ! Zorgt gij voor de zielen, wij hemmen van het water verstand ! Uw taak ligt in de kerk, de onze achter de strootnkaarten ! Moogt ge de verwarring werpen tusschen dit angstige volk, op zulk een uur? Is dat Uw boodschap, is dit Uw taak? Wilt ge dat we ons land weerloos overleveren? En wat zegt ge dan van dijken bouwen? Wat van bekisten ? Draagt ge wel een parapluie als het regent?! 't Kan toch Codes wil zijn, dat ge nat wordt ! Do miné! Ik wil niet oneerbiedig zijn; ik wil hier niet met U twisten ! Maar weest helder; laat ons ovet de vrije wilsbeschikking wat napraten, als Holland overmorgen veilig zal zijn ! (Wordl vervolgd*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl