Historisch Archief 1877-1940
No. 2505
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
DE TIJDLOOZE GEMEENTE
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door G. van Raemdonck
Kerkvoogden en notabelen van de Ned. Herv. Gemeente
te Ambt-Vollenhoven hebben besloten om de klok tot
4 Oktober a.s. stil te zetten. Gedurende dit tijdvak zal
er dus in deze gemeente geen openbare tijdsaanwijzing zijn".
-C=L
HET WASSENDE WATER
door HERMAN DE MAN
(Vervolg van No. 2504)
Vervloekt ! Ze konden dat niet gelooven. 't Was
ommers nooit eer vertoond in hun lang leven.
En was hij, die dat zoo koel verzegde, niet eigens
een boer? Ja, wat kon deze boer van het groote
water weten? Moest al hun have en goed vergaan,
omdat een boer mogelijk verkeerd een boek be
greep? Maar de ingenieurs sprongen den Dijkgraaf
bij; ze verklaarden den hoogen nood en vertelden
ten leste, dat het besluit ook Weer niet bij hun
Dijkgraaf lag, maar bij de Regeering in den Haag
en bij de Provinciale Besturen als advies collegies.
Maar !" vroeg wild een breede boer uit Eiteren:
het onze Dijkgraaf zögeadviseerd?"
M'n advies is wel geheim," was Beijen's
weerwoord: maar 'k wil het graag hier uitzeggen.
Ik bin in waarheid van de barre noodzaak over
tuigd, mannen ! en daarom mot het beuren !"....
Dan weten we genog !" zegde deze afgevaar
digde weerom. Ze traden buiten en wieren door
het volk omsloten. Hu.n boodschap konden ze niet
overbrengen, vanwege het gedrang en de wilde
schreeuwen. Maar ze geraakten onder aan den
dijk op het kerkplein en daar zegden ze de wreede
tijding uit.
Even wier het asemstil. De ontzetting greep
al dees groote manmenschen zoodanig beet, dat ze
als keinderen wieren, radeloos en wel tot huilen
bereid. Maar niet lang duurde deze stille ver
schrikking.
Hier en daar wier gesmoord om den Dijkgraaf
geroepen. Hij was een boer, en diende te komen,
als de boeren om hem riepen. Andere gezeggers uit
de verdere polders kwamen verschrikt en bezeten
toegereden; ze sprongen van hun wagens af en
wierpen zich als dronken beesten in den kring.
Er kwamen ook geestelijken, van hier en van
gunter; vrouwen en kinderen. Ook thuiszittende
vergrijsde mummelaren, die raad wilden geven,
als zijnde mannen van de beproefde ervaring.
We motten andere telegrammen naar den Haag
sturen, naar de Koningin eigens ! We binne' ver
raaien ! Verraaien deur een boer! Schande !
Schande ! 't is God geklaagd ! Die wil onzen
besten dijk deursteken, de onte vulek ! Laten we
'm halen gaan ! halen uit z'n warm nest ! Betalen
we 'm daarveur ? ! Haalt 'em hier ! dat 'em ver
antwoording doet !"
Meer gespannen reden toe. Een dichte tentwagen
kwam tot de Kerk en vormde een wig tusschen
de saamgeschoolden. Daarin zat een stokoud
boerenwijf, deftig in de kleêr. Een wilde vent klom
op dien wagen, en sprak (als ware hem dronken)
met klotsingen achter in zijn keel, het volk toe.
'n Elk zweeg daarvan. Wat deze jonge rijke boer
uit Langerak daar zegde in den pletsregen, was
taal naar den zin van het volk. Hij stond daar met
zijn eenen poot op het lakzeil van den tentwagen,
den andere op den bok. Ineens verschrok hem
danig. Hij gleed uit, wou zich rechten en trapte
door het zeil. Zijn klompenpoot hing dom door 't
dak van dien wagen.
Want straf voor zich uit kijkend, in zijn blooten
kop, naderde daar de Dijkgraaf, 'n Elkeen week
eerbiedig, zoodat hij zonder moeite in den kring
der mannen belanden kon.
Zonder naar reden of uitleg te vragen van dezen
kwaadgezinden oploop, zegde hij: de telegram
men uit den Haag en Utrecht zijn hier; zoo gauw
het vee weggedreven kan zijn, gaan de duikers
open ! En denkelijk mot dan nog de dijk nabij de
Koekoek" afgegraven worren! Het zij u bekend,
mannen ! Gaat naar uw woningen, met de snelste
gelegenheid, want uw levende have is morgen
vroeg mogelijk al in gevaar! En ik zien wel, mannen!
dat woord staat 'n elk niet 'an ! Weinou, verneem
dan uit mijn mond, waarom dit 'beuren mot ! Ten
eerste: as we 't niet zouwen doen, dan sloeg moge
lijk nog dezen nacht de rivier zich ievers een gat en
uitweg. En hoe dan de ramp zou zijn, is niet te
bekijken van te voor. Thans kan een elk nog zijn
vee redden. We weten op een haar na, waarheen
het water zal loopen en hoe we het ten ende weer
keeren. We weten, dat thans een land volloopt,
dat daarvan veu.1 schaai zal lijden. Maar met
minder schaai is nievers het water te laten, wél
met meer ! En 't water mot uitweg hemmen; het
winterprofiel is te gering geworren ! De verhoogde
bemalingskosten vergoedt de staat; de
bedrijfsschaai is ten laste van de Ingelanden voorloopig.
Maar de provincies zalle' mogelijk daarin veurzien.
KOM DER GEMEENTE
"TAD-VOLL
De schaai 'an gebouwen,
meubilairen stellingen,komt helaas
ten laste van U allen, 't Is
hard, maar 't mot! Wesparen
den Alblas en de Heerenlanden;
ik hem hier telegrammen van
polderbesturen aldaar, dat ze
in de onvergoede schaai zallen
bijdragen. Weest dapper en
mort niet! Het water is ster
ker dan onze beste wil ! Ik
heb gezeid !" ....
Na deze woorden brak de
ontstelling eerst in waren om
vang uit.
Man, bin je gek, bin je
halskoppig geworren ?" riep de
jonge vent op den wagen.
Motten onze woningen d'r'an,
om den overkant te sparen?
Bin je eigens niet van dees
zij? Zélf gaan je ook verzui
pen ! En as de dijk 't begeeft
hier wat uren boven of meer
op Rotterdam 'an, blijven wij
hier ommers ook droog !"
Stilte !" gebood Gieljan
Beijen toen. Mannen, murmu
reert niet, maar steekt de
handen uit ! Wat deze man
daar zegt, is klare onzin ! As
de dijk breekt an onzen kant
waar 't ook zij beneden Wijk,
dan loopen we hier toch vol !
En deursteken 'an den over
kant zou een zware misdaad
zijn ! Waarom? Omdat het
oppervlak waar het water
komt zender kans op keering,
daar tweekeer zoo groot is;
omdat ze uit den Alblas en
de Heerenlanden het water bij
lange zoo goed niet kwijt
kannen, en omdat de spoor
wegen op het buitenland dan
onklaar zouden worren ! Ver
staan?! Mannen, ik zal nog
n keer uitleg geven. We of
feren ons, wier daar geroe
pen weinou, we offe
ren ook. Maar 't is vast gien
algeheel offer, want we hebben
niet zeker in ons hand, of We DE WANDELENDE JOOD: EINDELIJK EEN PLAATSJE WAAR IK RUSTEN Z\L
er zonder wel droog zouden
blijven. Er is gezeid: je eigen
land leit in het bedreigde ge
bied wel, dat is zoo. Maar hem ik niet gezwo
ren, dat ik rechtvaardig zijn zou, en oordeelen
zou zonder bijgedachten? Mag ik een eed veur
God den Heer afgelegd, vertrappen? Mag'k Ului
hier bevoorrechten, dwars teugen mijn beste weten
in? Vergt ge van mijn, da' ik veur onze
Landsregeering staan zou, as een ontrouw adviseur?
Niemand Uwer wil dat ! We motten berusten as
mannen. Van velen Uwer ligt na morgen gansch
het levenswerk kapot; ik weet het ! Maar dat
zou 'an den overkant ook zoo zijn !"
Mogelijk is hem omgekocht, de dondersteen !"
,,'k Zou jou, ontaarde schenner, ja ik kin jou
wel Piet Stravers, 'k zou jou wegens opruierij
kenne' laten opgrijpen deur de soldaten. Gaan
maar vrij uit ! Bekladt gerustig mijn naam! Dat
mijn eigen vadersgrond morgen onderloopt, dat is
mijn beste vrijbrief! Nee' mannen, laat 'em los!
laat den schenner los! mijn persoon vraagt gansch
gien bijzonderen bijstand, want ik weet dat ik
naar eer en geweten hier veur Ulie staan ! Gaat
thans gerustig heen, en drijft het vee uit en redt
Ului kostbare zaken !"
Maar nog een ander schreeuwde om stilte. Hij
Wier gedragen door mannen, om over allen te mo
gen zien. ,,'k Zeg dat we niet berusten motten !"
Met een ruk keerde Gieljan Beijen zich naar dien
oproergast; die stem....was dat mogelijk 't
was Willem. Willem, gedragen door zijn geburen,
Wit uitgetrokken van opstandigheid, met gemeen
vlammende oogen.
Niet berusten ! Nooit berusten ! Nooit ! Ik
bin zijn broer, ik kin 'em ! Waar praat 'em over?
Hoe is 'em Dijkgraaf geworren ! Van water weet
'em alleenig, dat het nat is ! Gien asemgang ver
stand het 'em van wat 'em daar allegaar zeit!
Veurgekauwd is 't hem, deur belanghebbers van
den overkant ! Omgekocht niet ! Veuls te
keinderachtig daarveur ! Maar waar binnen z'n man
nen van advies? Wie hebben dezen Dijkgraaf zoo in
de luren geleid? Laan ze kommen ! Laan we nog
gauw naar den Haagtelegrafeeren ! Laan wezóó'n
groote ongerechtigheid toch veurkommen ! Mijn
broer weet niet beter ! Hij heit geluk gehad, zon
der de geleerdheid !"
Da's min ! Da's laf !" wier geroepen. Weest
stil ! De Dijkgraaf gaat antwoord geven!"
Met rustige stem, Willem strak aanziend, ver
weerde Dijkgraaf Gieljan zich. ,,'k Wil mijn gedacht'
hier niet uitzeggen, mannen! Een broer teugen een
PADOX HOUTPOUW
Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten
Levering in korten tijd. Fabrieken Warmond
broer, da's in het openbaar gien verheven gevecht.
Ik gun 'n elk van mijn te dinken, da 'k een onbe
kwaam man zijn, zelf weet ik dat even zoo goed.
Maar 'k laat mijn raadslieden niet bekladden:
zelfs deur mijn broer niet. In het Dijkhuis daar
zit de Commandant van de Hollandsche Water
linie in eigen persoon; wie van den Generaal durft
dinken dat 'em valsch zal raaien, is een loeder!
De ingenieurs van Waterstaat zijn ouwe in den
dienst grijs geworren mannen; hun namen mogen
hier in woede niet worren beklad ! Ik gaan thans
maar liever weg, 'n elk weet wat er 'beuren mot!
Er is gien andere Weg !"
Nu de Dijkgraaf het zijne gezegd heeft,"
klonk daarop een kanselachtig deftige stem, nu
wil ik U allen toch vermanen... .betrouwt op
Gode, op Hem alleen. Ware 't dan niet mogelijk,
gij heeren die over het landsche wel en wee be
schikt, Gods hand ongehinderd te laten slaan
naar Zijn raadsbesluit, dat gewest hetwelk Hij in
Zijn groote al-wijsheid zal zoeken? Moeten wij.
menschen wijzer willen zijn dan God den Heereen
pogen te verwringen Zijn wil? Het land dat ge
slagen wordt, heeft Zijn kastijding verdiend !"
Dominé! Domino! Weet wat U daar doet !"
bulderde Gieljan vervoerd. Hadt Uw theologische
bezwaren ingeslikt, of in het Dijkhuis afgestoken !
Wat mengt ge U in onze zaken van dijk en van
land ! Zorgt gij voor de zielen, wij hemmen van het
water verstand ! Uw taak ligt in de kerk, de onze
achter de strootnkaarten ! Moogt ge de verwarring
werpen tusschen dit angstige volk, op zulk een
uur? Is dat Uw boodschap, is dit Uw taak? Wilt
ge dat we ons land weerloos overleveren? En wat
zegt ge dan van dijken bouwen? Wat van bekisten ?
Draagt ge wel een parapluie als het regent?! 't
Kan toch Codes wil zijn, dat ge nat wordt ! Do
miné! Ik wil niet oneerbiedig zijn; ik wil hier niet
met U twisten ! Maar weest helder; laat ons ovet
de vrije wilsbeschikking wat napraten, als Holland
overmorgen veilig zal zijn !
(Wordl vervolgd*