De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 13 juni pagina 4

13 juni 1925 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2505 HET WESPENNEST VAN HET RIF door Dr M. VAN Bi, ANKENSTEIN De strijd der Franschen in het Marokkaansche Rif trekt terecht meer de aandacht, dan met dergelijke koloniale bestrubbelingen gewoonlijk het geval is. Het is een van de punten te meer waar het prestige der West-Europeesche mogend heden tegenover de overheerschte Afrikaanschc of Aziatische volken geducht in het gedrang is gekomen. Het is een nieuwe schakel in een keten van gebeurtenissen, waarvan het c>inde zich zonder veel moeite laat gissen. Men hoeft nog niet aan den aanstaanden Untergang des Abendlandes" te gelooven, om verschuivingen in aantocht te zien, die het behoudlievend denken triest moeten stem men. Abdel Krim treedt nu als geestelijk hoofd op van zijn krijgszuchtige volgelingen. Zijn algemeene ontwikkeling en zijn politieke soepelheid zijn groot genoeg, om hem berekend te maken voor iedere rol, die de islam hem zou kunnen toedenken. De islam is op het oogenblik zonder eigenlijk en algemeen erkend hoofd. Nu de heeren van Angora, wier politiek en militair succes hun goede kansen moest geven, alle godsdienstige aspiraties ver van zich hebben geworpen, zou de Maghreb,de weste lijkste islam, weer kansen kunnen krijgen als in de dagen van zijn opperste heerlijkheid. Abdel Krim a's meester van het uur", als de bevrijder van den geknechten islam; het denkbeeld is voor het Noord-Afrikaansche denken niet meer zoo dwaas, dat Abdel Krim zich niet reeds voor den spiegel erop zou kunnen bekijken. Er ontbreekt maar aan, dat hem, zooals den ouden bandiet Raisoeli, het bloed van Mohammed door de aderen stroomde. De Fransche berichten over de gebeurtenissen in het Rif zijn van een gedempte melancholie, van een kwalijk verholen berusting in tegenslag, die zoowel den Franschen belastingbetaler als den Arabischen, den Egyptischen nationalist, ieder op zijn manier, te denken moeten geven. Het is heel duidelijk, juist door die berichten, dat de Fran schen, ondanks alle reeds aangevoerde versterkin gen, bij de krijgsverrichtingen nog steeds in het nadeel zijn. De postenketen, die een ondoordring bare afsluiting moest zijn tegen het opdringen van de Rifkabylen op Fransch gebied, is reeds op vele plaatsen verbroken. Soms heeft men niet dan ten koste van zware verliezen de bezetting den terugtocht kunnen banen. Zoo gaat het ook nu nog door, nadat de strijd reeds twee maanden aan den gang is. Wisten de Fransche berichten ons eerst telkens te melden over ontmoediging bij den tegenstander wij weten uit den grooten oorlog dat het een veeg teeken is als een partij haar toevlucht neemt tot dergelijke verhalen in de laatste dagen zien wij in die berichten een heel ander verschijnsel. Men spreekt telkens weer van aanvallen van dissidente" stammen. Dissi dente stammen zijn, als er tenminste geen groote begripsverwarring bij de berichtgevers heerscht, niet de Rifkabylen, maar op Fransch gebied gevestigde Berbers, die tegen het gezag der Fran schen in opstand zijn gekomen. Volgens de berichten zouden het deze afvalligen" zijn, die de Franschen troepen de laatste verliezen hebben toegebracht. Dat is heel iets anders dan ** * f~, 3 «ff 4C * ? ^ *? >*^ *** «fe ? :5>«^ Jt>;- ^«v ^«^? **' i-j'X -?* In een fort. Men ziet hoe het los uit steenbrokken is opgebouwd. Het ligt boven op een bergtop en is niet grooter dan 18 bij 19 meter. Achter de kippen ziet men de machinegeweertoren en de ladder om erbij te komen ontmoediging en te rugkeer in de dor pen van de opstan delingen, waarvan men ons reeds zoo vaak heeft verteld. Uit de Fransche berichten spreekt in de laatstepaar weken een bescheiden ge noegdoening dat het ergste niet gebeurd, en de groote verkeersader van Fransch Marokko.de hoofdwegvanOudjda naar Casablanca niet is afgesneden. Zoo dra de Franschen in het Rif den toe stand niet meester zijn, verkeert deze levensader van het protectoraat, die als eenige bruikbare weg Marokko met Alge rije verbindt, in groot gevaar. Deze weg blijft op eenige punten niet meer dan 25 K-M. van de grens van het Fransch gebied af, en zelfs bij een be scheiden vooruitdringen zouden de Rifkabylen hem met artillerie kunnen bestoken als zij de artillerie daarvoor bezaten. Kanonnen hebben zij genoeg, zooals bekend is, maar een artillerie bestaat uit materiaal en menschen, en tot geluk van de Franschen schijnen kanonniers, die hun vak verstaan, bij de Rifkabylen nog te ontbreken, ondanks alle verhalen over Europeesche instruc teurs, waarover zij zouden beschikken. Wij nemen gaarne aan, dat de groote weg niet in onmiddellijk gevaar is, en dat de Franschen in staat zijn, hem tegen alle gebeurlijkheden te beschermen. Hij ligt ook reeds buiten het gebied, dat door zijn geologische constructie den Rifkabylen zoo groote militaire voordeelen biedt. Maar zelfs al gelukt het de Franschen dien weg onder alle omstandigheden te beschermen en al lukt het de Kabylen niet door eenige geslaagde overrompe lingen de veiligheid van dien weg in discrediet te brengen, dan nog is daarmede geen houdbare positie voor de Franschen geschapen. Na twee maanden van versterking hunner strijdmiddelen kunnen zij ons nog slechts van een wankel even wicht in de krijgsverrichtingen melden. Het zal noodig zijn nog meer versterkingen in het Rif te zenden. Kan men die daar eeuwig houden? Het lijkt wat te veel voor de Fransche financiën. Er moet dus liefst spoedig opluchting komen. Frankrijk kan Marokko in geen geval opgeven, daar een dergelijk echec van zelf veel grootere ongelukken nog zou kunnen teweegbrengen. Daarom moet het den strijd in het Rif tot de over winning uitvechten. Voor Frankrijk staat daar oneindig veel meer nog op het spel dan voor de Spanjaarden het geval was. Die hadden niet veel meer te verliezen dan juist het stukje Marokko, dat zij in handen hadden, en waaraan zij waarlijk ?geen groot werk hadden ten koste gelegd. Voor Frankrijk gaat het om heel Noord-Afrika. Zooals de toestand op het oogenblik is, lijkt hij bedenkelijk op een reusachtig kankergezwel aan het Fransch gebied in Noord-Afrika. Over een front van meer dan 250 kilometer ligt dat ge bied open voor de invallen van de Rifkabylen, die ieder oogenblik op ieder punt van dat front kunnen verschijnen. Zelfs thans, nu het apparaat van verweer met volle kracht werkt, nu een groote strijdmacht in de lucht dagelijks met koortsachtigen ijver het terrein verkent, beleven de Franschen nog keer op keer verrassingen die hun front in gevaar brengen. Onder de tegenwoordige omstandigheden is er geen reden te noemen, waarom dit gevaar verminderen zou. De Rif kabylen kunnen, achter de beschutting van de Spaansche grens, naar huis gaan wanneer zij maar willen, b.v. om hun land te bewerken, doch de Franschen moeten op hun post blijven, daar de vijand ieder oogenblik kan terugkeeren. Willen zij volmaakt veilig zijn en zij kunnen met het oog op de nabijheid en de kwetsbaarheid van den grooten weg door Marokko niets wagen dan moeten zij ongeveer zooveel troepen bijeenhouden als voldoende gebleken zijn, om ieder mogelijk gevaar het hoofd te bieden. Practisch is dat niet vol te houden. Heeft men vroeger vertrouwen ge had in het blokhuisstelsel, nu is wel duidelijk ge noeg gebleken, dat dit de noodzakelijkheid van een aanzienlijke hoeveelheid bewegelijke levende en doode strijdkrachten volstrekt niet opheft. Voor de Franschen zou er maar een uitweg zijn uit deze moeilijkheid: Een radicaal verslaan, vervolgen en onderwerpen van den tegenstander. Een Caïd (stamhoofd), wiens gebied door de Rifkabylen geteisterd wordt, komt op een Fransche voorpost mededeelingen doen over den stand van zaken. Hij heeft zicli met een Fransch officier buiten de prikkeldraadversperring van het kleine fort begeven om vertrouwelijk te kunnen spreken. Op den achtergrond typisch Rifgebergte Dat echter gaat niet zonder schending van de grens van het Spaansche gebied. Een gemakkelijke taak zou het niet eens zijn, al waren er geen Span jaarden. Dat blijkt reeds uit de middelen die er noodig zijn voor een defensieve houding en uit de offers, die deze reeds heeft gekost. Nu echter zijn er nog de internationale moeilijkheden. Men onderhandelt met Spanje. Maar Spanje is niet toeschietelijk. Men is te Madrid zeker van meening, dat Frankrijk die samenwerking wel eer had kunnen zoeken, in den tijd toen het onmiddellijk gevaar nog alleen Spanje bedreigde. Men weet te Madrid, dat de sympathie der Franschen maar heel lauw op hun kant was, toen de harka's van Abdel Krim de hunnen teisterden. Van de mede werking van het wrokkende en zonder dat reeds lastige Spanje hangt nu alles af. Handhaven de Spanjolen hun formeele territorieele rechten, dan blijft voor Frankrijk slechts over de keus tusschen een desperate schending daarvan of het dulden van een ruineuzen toestand. Nu is het niet te verwachten, dat de dingen zoo zullen loopen. In ieder geval echter blijft het zelfs dan nog een uiterst moeilijke, pijnlijke en kostbare geschiedenis voor Frankrijk, de Rifkwestie op te lossen. De aanvalstactiek is daarvoor ter naiiwernood bruikbaar. Men zal zijn toevlucht moeten nemen tot de uithongeringsmethode. Bij samen werking van Frankrijk en Spanje is het Rif heel aardig af te sluiten. Doet Engeland mee, dat ook nog belanghebbende is bij het prestige der Euro peanen in de wereld van den Afrikaanschen en Aziatischen islam, dan zou Abdel Krim op den duur in groote moeilijkheden komen. Zijn toevoer van ammunitie moet van buiten komen en ten slotte het geld ervoor ook. De roman tische tijden van Abdel Kader, die zijn wapen fabrieken in de ontoegankelijke bergen had, zijn voorbij. Maar bovendien, het Rif voedt ter nauwernood zijn bewoners. Het heeft hulpbronnen noodig, die de Franscehn kunnen afsluiten. Vliegeraanvallen kunnen het landwerk bezwaarlijk maken.Enz. Dit alles kost echter tijd, en tijd kost de Franschen in dit geval heel veel geld. Het is daarom begrijpelijk, dat zij ook nu nog een minnelijke schikking met Abdel Krim zouden aanvaarden; ja, dat zij niet te trotsch zijn, die zoo mogelijk te zoeken. Dit is wel de reden, waarom men in Frankrijk van den hoofdman in het Rif geen woorden spreekt van onverzoenlijken klank. De eenvoudigste oplossing zou inderdaad zijn, het met hem eens te worden. In Marokko is de Fransche politiek van het begin van het protec toraat af zoo realistisch geweest, dat genioedsbezwaren tegen een dergelijke oplossing aan Franschen kant niet zullen bestaan. Het Fransche bewind te Rabat heeft altijd beseft, wat eenconflict met Abdel Krim beteekende, en heeft getracht den grooten man van het Rif te vriend te houden, zelfs toen reeds duidelijk bleek dat de Rifkabylen ook het Fransche protectaat slecht gezind waren. Abdel Krim zelf heeft, door uitlatingen en door zijn houding, den Franschen langen tijd alle aan leiding gegeven te gelooven, dat hij het risico van een strijd met de militair beschouwd sterkste landmacht ter wereld niet zou aandurven. Zijn dit slechts manoeuvres geweest om de Franschen stil te houden toen hun ingrijpen voor de tegen Spanje vechtende Kabylen noodlottig zou zijn geweest, of is hij tegen wil en dank tegen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl