De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 13 juni pagina 5

13 juni 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2505 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Frankrijk meegesleept door den geloofsijver der zijnen? Het is niet waarschijnlijk, dat hij het rijke gebied van de Beni Zerwal alleen maar binnengevallen is omdat de Franschen hem geen gelegenheid gaven zich daar te approviandeeren. Daarvoor hebben de Franschen hem te zeer tot goed vriend willen houden. Zelfs na zijn inval in dat onder Fransch gezag staande ge bied was Rabat nog uiterst voorzichtig; de troepen hadden strikt bevel, iedere provocatie te vermijden. Men wist: het allerergste was het openlijke conflikt, en men mocht geen mogelijkheid verzuimen om het te voorkomen. Deze houding der Franschen bewijst duidelijker nog dan iets anders, hoe bitter ernstig de aanval der Rifkabylen voor Frankrijk is. Lukt het niet met Spanje een overeenkomst tot stand te brengen, dan is, zooals gezegd, de toestand werkelijk desperaat. Daarom moet er een afspraak komen. Is het zoover, dan nog blijft de taak van Frankrijk buitensporig zwaar. Frankrijk heeft echter in Noord-Afrika vaker voor heete vuren gestaan. En het heeft zich ten slotte altijd weten te helpen. * * * De internationale beteekenis van de Rif-kwestie hebben wij hiermede wel geheel behandeld. Men kan die samenvatten in de volgende punten: Het prestige van Frankrijk in Noord-Afrika staat op het spel; voor het prestige van den Europeaan in het algemeen tegenover den islam is dit verre van onverschillig; de verzwakking van de positie van Frankrijk in Europa, die er het gevolg van zou zijn als het land tot een groote en langdurige inspanning in Afrika gedwongen werd, zou ook in ons werelddeel allerlei verschuiven. Vaak echter kan men nog van veel gevaarlijker dingen hooren spreken. Frankrijk zou de hand willen leggen op het Spaansche gedeelte van Marokko. Daardoor zou het vasten voet krijgen op den zuidelijken oever van de Straat Van Gibraltar. Engeland echter zou dat nooit dulden. In deze tegenstelling zou een kans schuilen op de gevaarlijkste verwikkelingen. Zij, die deze dingen vreezen, maken zich over dreven bezorgd. Schrijver dezes heeft den critieken tijd van het begin van het Rifconflict gedeeltelijk in het Fransche hoofdkwartier te Rabat en ge deeltelijk bij de staven en op de voorposten van het Fransche leger ter plaatse meegemaakt. De stemming daar was heel duidelijk: Dolgaarne wilde men met zijn vingers van het Spaansche gebied afblijven. Men vreesde meer zelfs nog dan den strijd met Abdel Krim het wantrouwen der Britten. Als ik op de posten aan de officiers tafels b.v. met vliegers at, dan mopperden zij over de naar hun meening onredelijke terughouding, die hun was opgelegd. Maar allen wisten het: Frankrijk moest tot iederen prijs den schijn ver mijden, dat het strijd in het Rif wilde. Zelfs de meest kwaadwillige uitlegger mocht niet op grond van handelingen van Fransche zijde kunnen be weren, dat men daar het conflict gezocht had. De vrees voor het wantrouwen van Engeland beheerschte den toestand. Dit is eigenlijk heel natuurlijk. Het barre Rifgebied mitsgaders de rest van het kleine Spaansche protectoraat is voor Frankrijk de vijandschap van Engeland niet waard. Wat deze, als meest gevaarlijke kant van de kwestie beschouwde aangelegenheid betreft, behoeft men zich niet bezorgd te maken. Scheveningen, 7 Juni. GROTIUS 10 April 1583?28 Augustus 1645 door H. L. VAN O o R D T, generaal b. d. Eene nationale herdenking zal slechts dan ?waarlijk populair zijn, dat wil zeggen bij het geheele volk belangstelling wekken, indien allen overtuigd zijn van hare voor het Vaderland belangrijke beteekenis. De Orotiusherdenking van dit jaar, op touw gezet door de Vereeniging van Volkenbond en Vrede", geschiedt naar aanleiding van het feit, dat in 1625, dus 300 jaar geleden, de Groot's De jure belli ac pacis voor het eerst werd uit gegeven. Tengevolge van de mededeelingen die reeds dienaangaande in de nieuwsbladen hebben gestaan, weet het geheele courantenlezend publiek nu zoo langzamerhand wel, dat er een Grotiusherdenking zal komen. Maar zal de groote meerder heid van ons volk daarin ook met hart en ziel medeleven? Er zijn namen uit onze geschiedenis der 16e en 17e eeuw die voor allen klinken als klokken: Willern de Zwijger, Marnix, Maurits, FrederikHendrik, Willem III, van Oldenbarnevelt, Johan de Witt, de Ruiter, Tromp. Maar Huig de Groot? Indien het boekenkistavontuur er niet ware geweest,zou dan die naam niet zoo goed als zeker moeten worden gerang schikt onder de vele namen, die de meesten als schoolkind heb ben hooren noe men om ze in hun latere leven weder te verge ten, zooals bijv. Fagel, Heinsius, Slingelandt, om maar enkelen te vermelden uit de velen die een belangrijke rol in onze geschiedenis hebbengespeeld? De boekenkist is in het volks bewustzijn voor den naam Huig de Groot wat de zilvervloot is voor den naam Piet Hein. De zilvervloot houdt de herinnering levendig aan den zeeheld wiens daden groot wa ren"; de boeken kist die aan den geleerde, welke het Delfts Ora kel" werd ge noemd. Maar.wat weet men" om trent de Groot's werken, waar door hij dien bij naam verwierf en bevestigde? Huig de Groot is beroemd ge worden als Grotius, als diepzin nig denker; als schrijver van een eerbiedwaardig aantal werken op allerlei gebied, voor het grootste gedeelte geschre ven in 't Latijn:gedichten,wijsgeerige,theologische en rechtskundige studiën, geschied- en staatkundige verhandelingen, verklaringen van werken uit de oudheid (bijv. van Martianus Capella en van Aratus, door de Groot geschreven op 16- resp. 17jarigen leeftijd). Het meest echter maakte hij naam als schrijver over het Volkenrecht. Op21-jarigen leeftijd schreef hij: De jure praedae (Over het buitrecht), waarin voorkomt het hoofdstuk Mare Liberum (over de Vrijheid der Zee). Bovenal echter werd hij beroemd door zijn werk, ge schreven op rijperen leeftijd: De jure belli ac pacis (Over het Recht van den Oorlog en den Vrede). In de wetenschappelijke wereld is dat algemeen bekend; maar wat weet de groote meerderheid van het volk daarvan? Afgaande op hetgeen mij in talrijke gesprekken is gebleken, geloof ik, dat weinigen buiten den kring der rechtsgeleerden of althans buiten den kring der beoefenaars van het Volkenrecht (en binnen dezen kring nog niet eens allen !) een der meer dan 60 Latijnsche uitgaven of vertalingen van zijn standaardwerk hebben gezien, laat staan gelezen. Thans zullen velen, ten minste wat het zien betreft, hunne schade kunnen inhalen op de Grotius-expositie. Grotius is de grondlegger van het Volkenrecht. Zijn die, vooral in deze dagen, zoo dikwijls her haalde woorden voldoende om het volk te pakken ? Om ons volk te doen warmloopen voor de Grotiusherdenking? Ik geloof van neen. Vraagt er den man in the streel eens naar, wat hij van het Volkenrecht denkt. Als uit zijn antwoord niet mocht blijken, dat hij er in 't geheel niets van denkt omdat hij er niets van af weet, dan is de kans honderd tegen n, dat hij zoo ongeveer zal antwoorden: Praat me toch in 's hemelsnaam niet van Volkenrecht dat, in weerwil van Vredesen andere conferenties, niet heeft kunnen voor komen, die eindelooze reeks van oorlogen, die de menschheid heeft geteisterd. Met dat Volken recht houden de staatslieden elkander aan den praat, totdat de eene of andere regeering (of eenige te zamen) kans meent te zien door een oorlog haar slag te slaan." Die uitspraak is onbillijk, omdat daarbij het vele goede, dat het Volkenrecht heeft tot stand gebracht, wordt over het hoofd gezien. Maar toch wordt door de vox populi gewezen op het fundamenteele gebrek, dat aan het VolHET SCHIP DER WOESTIJN Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan ,,....'RES KIJKE OF IK ZE NIET WOESTIJNZIEK KRIJG !' kenrecht kleeft, en in den wereldoorlog het record van zijn heillooze gevolgen bereikte. In elk geval kunnen de Woorden: Grotius is de grondlegger van het Volkenrecht" de meerderheid van ons volk niet bezielen. Eer zou men geneigd zijn te meenen, dat zij het tegenover gestelde bewerken. Bovendien is de titel van Grotius' boek: Over het Recht van den Oorlog en van den Vrede, niet geschikt om den vredelievende, die er den inhoud niet van kent, en die dus de beteekenis van dat: Recht van den Oorlog" (nog daarenboven ge steld vóór het Recht van den Vrede") niet be grijpt, iets voor dat werk te doen gevoelen. On willekeurig toch, beschouwt hij de schier onafge broken reeks van oorlogen in de 17e, 18e, 19e en 20e eeuw als een gevolg van de ontwikkeling der denk beelden, die door den grondlegger van het Volken recht" werden ontvouwd. Slechts dan zou algemeene belangstelling in, ja zelfs: geestdrift voor de Grotiusherdenking zijn te verwachten, indien allen er van overtuigd waren, dat die oorlogen werden gevoerd juist in strijd met de beginselen door Grotius voorge staan; dat, wanneer de geest die uit de Groot's werk spreekt, als een zuurdeesem het Volkenrecht zou hebben doordrongen, en tevens in de gemoede ren der regeeringen ware gevaren, de ontwikkeling van het Volkenrecht eene geheel andere richting zou hebben genomen, dan die welke op den wereld oorlog is uitgeloopen. Het is mij niet mogelijk dit thans te betoogen, want daarvoor wordt veel meer plaatsruimte vereischt dan mij hier ter beschikking staat 1). Hier moet ik dus volstaan met de opmerking, dat naar mijne overtuiging slechts diegenen, die de beteekenis van Grotius als wegbereider voor den daadwerkelijk gewaarborgden Vrede hebben ingezien, de hoofdzaak kunnen begrijpen, waarom het bij de herdenking van Grotius, als schrijver van De jure belli ac pacis, moet gaan. 1) Ik heb dit reeds gedaan in ccne lezing, gehouden op 12 Mei j.l. in de aan de Grotiusher denking gewijde bijeenkomst der Utrechtsche afdeeling van de Ver. v. Volk.b. en Vr." J. S, MEUWSEN, Hofl. A'D AM-R'D AM-D EN HAAO DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl