Historisch Archief 1877-1940
No. 2505
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Frankrijk meegesleept door den geloofsijver der
zijnen? Het is niet waarschijnlijk, dat hij het
rijke gebied van de Beni Zerwal alleen maar
binnengevallen is omdat de Franschen hem
geen gelegenheid gaven zich daar te
approviandeeren. Daarvoor hebben de Franschen hem
te zeer tot goed vriend willen houden. Zelfs na
zijn inval in dat onder Fransch gezag staande ge
bied was Rabat nog uiterst voorzichtig; de troepen
hadden strikt bevel, iedere provocatie te vermijden.
Men wist: het allerergste was het openlijke
conflikt, en men mocht geen mogelijkheid verzuimen
om het te voorkomen. Deze houding der Franschen
bewijst duidelijker nog dan iets anders, hoe
bitter ernstig de aanval der Rifkabylen voor
Frankrijk is.
Lukt het niet met Spanje een overeenkomst tot
stand te brengen, dan is, zooals gezegd, de toestand
werkelijk desperaat. Daarom moet er een afspraak
komen. Is het zoover, dan nog blijft de taak van
Frankrijk buitensporig zwaar. Frankrijk heeft
echter in Noord-Afrika vaker voor heete vuren
gestaan. En het heeft zich ten slotte altijd weten
te helpen.
* *
*
De internationale beteekenis van de Rif-kwestie
hebben wij hiermede wel geheel behandeld. Men
kan die samenvatten in de volgende punten:
Het prestige van Frankrijk in Noord-Afrika staat
op het spel; voor het prestige van den Europeaan
in het algemeen tegenover den islam is dit verre van
onverschillig; de verzwakking van de positie van
Frankrijk in Europa, die er het gevolg van zou
zijn als het land tot een groote en langdurige
inspanning in Afrika gedwongen werd, zou ook
in ons werelddeel allerlei verschuiven.
Vaak echter kan men nog van veel gevaarlijker
dingen hooren spreken. Frankrijk zou de hand
willen leggen op het Spaansche gedeelte van
Marokko. Daardoor zou het vasten voet krijgen
op den zuidelijken oever van de Straat Van
Gibraltar. Engeland echter zou dat nooit dulden.
In deze tegenstelling zou een kans schuilen op de
gevaarlijkste verwikkelingen.
Zij, die deze dingen vreezen, maken zich over
dreven bezorgd. Schrijver dezes heeft den critieken
tijd van het begin van het Rifconflict gedeeltelijk
in het Fransche hoofdkwartier te Rabat en ge
deeltelijk bij de staven en op de voorposten van
het Fransche leger ter plaatse meegemaakt. De
stemming daar was heel duidelijk: Dolgaarne
wilde men met zijn vingers van het Spaansche
gebied afblijven. Men vreesde meer zelfs nog dan
den strijd met Abdel Krim het wantrouwen der
Britten. Als ik op de posten aan de officiers
tafels b.v. met vliegers at, dan mopperden zij
over de naar hun meening onredelijke terughouding,
die hun was opgelegd. Maar allen wisten het:
Frankrijk moest tot iederen prijs den schijn ver
mijden, dat het strijd in het Rif wilde. Zelfs de
meest kwaadwillige uitlegger mocht niet op grond
van handelingen van Fransche zijde kunnen be
weren, dat men daar het conflict gezocht had.
De vrees voor het wantrouwen van Engeland
beheerschte den toestand.
Dit is eigenlijk heel natuurlijk. Het barre
Rifgebied mitsgaders de rest van het kleine
Spaansche protectoraat is voor Frankrijk de
vijandschap van Engeland niet waard.
Wat deze, als meest gevaarlijke kant van de
kwestie beschouwde aangelegenheid betreft,
behoeft men zich niet bezorgd te maken.
Scheveningen, 7 Juni.
GROTIUS
10 April 1583?28 Augustus 1645
door H. L. VAN O o R D T, generaal b. d.
Eene nationale herdenking zal slechts dan
?waarlijk populair zijn, dat wil zeggen bij het geheele
volk belangstelling wekken, indien allen overtuigd
zijn van hare voor het Vaderland belangrijke
beteekenis.
De Orotiusherdenking van dit jaar, op touw
gezet door de Vereeniging van Volkenbond en
Vrede", geschiedt naar aanleiding van het feit,
dat in 1625, dus 300 jaar geleden, de Groot's
De jure belli ac pacis voor het eerst werd uit
gegeven.
Tengevolge van de mededeelingen die reeds
dienaangaande in de nieuwsbladen hebben gestaan,
weet het geheele courantenlezend publiek nu
zoo langzamerhand wel, dat er een
Grotiusherdenking zal komen. Maar zal de groote meerder
heid van ons volk daarin ook met hart en ziel
medeleven?
Er zijn namen uit onze geschiedenis der 16e en
17e eeuw die voor allen klinken als klokken:
Willern de Zwijger, Marnix, Maurits,
FrederikHendrik, Willem III, van Oldenbarnevelt, Johan
de Witt, de Ruiter, Tromp.
Maar Huig de Groot? Indien het
boekenkistavontuur er niet
ware geweest,zou
dan die naam
niet zoo goed als
zeker moeten
worden gerang
schikt onder de
vele namen, die
de meesten als
schoolkind heb
ben hooren noe
men om ze in
hun latere leven
weder te verge
ten, zooals bijv.
Fagel, Heinsius,
Slingelandt, om
maar enkelen te
vermelden uit de
velen die een
belangrijke rol in
onze geschiedenis
hebbengespeeld?
De boekenkist
is in het volks
bewustzijn voor
den naam Huig
de Groot wat
de zilvervloot is
voor den naam
Piet Hein. De
zilvervloot houdt
de herinnering
levendig aan den
zeeheld wiens
daden groot wa
ren"; de boeken
kist die aan den
geleerde, welke
het Delfts Ora
kel" werd ge
noemd. Maar.wat
weet men" om
trent de Groot's
werken, waar
door hij dien bij
naam verwierf
en bevestigde?
Huig de Groot
is beroemd ge
worden als
Grotius, als diepzin
nig denker; als
schrijver van een
eerbiedwaardig
aantal werken op
allerlei gebied, voor het grootste gedeelte geschre
ven in 't Latijn:gedichten,wijsgeerige,theologische
en rechtskundige studiën, geschied- en staatkundige
verhandelingen, verklaringen van werken uit de
oudheid (bijv. van Martianus Capella en van
Aratus, door de Groot geschreven op 16- resp.
17jarigen leeftijd). Het meest echter maakte hij naam
als schrijver over het Volkenrecht. Op21-jarigen
leeftijd schreef hij: De jure praedae (Over het
buitrecht), waarin voorkomt het hoofdstuk Mare
Liberum (over de Vrijheid der Zee). Bovenal
echter werd hij beroemd door zijn werk, ge
schreven op rijperen leeftijd: De jure belli ac pacis
(Over het Recht van den Oorlog en den Vrede).
In de wetenschappelijke wereld is dat algemeen
bekend; maar wat weet de groote meerderheid
van het volk daarvan? Afgaande op hetgeen mij
in talrijke gesprekken is gebleken, geloof ik, dat
weinigen buiten den kring der rechtsgeleerden of
althans buiten den kring der beoefenaars van het
Volkenrecht (en binnen dezen kring nog niet eens
allen !) een der meer dan 60 Latijnsche uitgaven
of vertalingen van zijn standaardwerk hebben
gezien, laat staan gelezen. Thans zullen velen,
ten minste wat het zien betreft, hunne schade
kunnen inhalen op de Grotius-expositie.
Grotius is de grondlegger van het Volkenrecht.
Zijn die, vooral in deze dagen, zoo dikwijls her
haalde woorden voldoende om het volk te pakken ?
Om ons volk te doen warmloopen voor de
Grotiusherdenking? Ik geloof van neen.
Vraagt er den man in the streel eens naar, wat
hij van het Volkenrecht denkt. Als uit zijn antwoord
niet mocht blijken, dat hij er in 't geheel niets
van denkt omdat hij er niets van af weet, dan is
de kans honderd tegen n, dat hij zoo ongeveer
zal antwoorden: Praat me toch in 's hemelsnaam
niet van Volkenrecht dat, in weerwil van
Vredesen andere conferenties, niet heeft kunnen voor
komen, die eindelooze reeks van oorlogen, die
de menschheid heeft geteisterd. Met dat Volken
recht houden de staatslieden elkander aan den
praat, totdat de eene of andere regeering (of eenige
te zamen) kans meent te zien door een oorlog
haar slag te slaan." Die uitspraak is onbillijk,
omdat daarbij het vele goede, dat het Volkenrecht
heeft tot stand gebracht, wordt over het hoofd
gezien.
Maar toch wordt door de vox populi gewezen
op het fundamenteele gebrek, dat aan het
VolHET SCHIP DER WOESTIJN
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
,,....'RES KIJKE OF IK ZE NIET WOESTIJNZIEK KRIJG !'
kenrecht kleeft, en in den wereldoorlog het record
van zijn heillooze gevolgen bereikte.
In elk geval kunnen de Woorden: Grotius
is de grondlegger van het Volkenrecht" de
meerderheid van ons volk niet bezielen. Eer zou
men geneigd zijn te meenen, dat zij het tegenover
gestelde bewerken.
Bovendien is de titel van Grotius' boek: Over
het Recht van den Oorlog en van den Vrede, niet
geschikt om den vredelievende, die er den inhoud
niet van kent, en die dus de beteekenis van dat:
Recht van den Oorlog" (nog daarenboven ge
steld vóór het Recht van den Vrede") niet be
grijpt, iets voor dat werk te doen gevoelen. On
willekeurig toch, beschouwt hij de schier onafge
broken reeks van oorlogen in de 17e, 18e, 19e en 20e
eeuw als een gevolg van de ontwikkeling der denk
beelden, die door den grondlegger van het Volken
recht" werden ontvouwd.
Slechts dan zou algemeene belangstelling in,
ja zelfs: geestdrift voor de Grotiusherdenking
zijn te verwachten, indien allen er van overtuigd
waren, dat die oorlogen werden gevoerd juist
in strijd met de beginselen door Grotius voorge
staan; dat, wanneer de geest die uit de Groot's
werk spreekt, als een zuurdeesem het Volkenrecht
zou hebben doordrongen, en tevens in de gemoede
ren der regeeringen ware gevaren, de ontwikkeling
van het Volkenrecht eene geheel andere richting
zou hebben genomen, dan die welke op den wereld
oorlog is uitgeloopen.
Het is mij niet mogelijk dit thans te betoogen,
want daarvoor wordt veel meer plaatsruimte
vereischt dan mij hier ter beschikking staat 1).
Hier moet ik dus volstaan met de opmerking,
dat naar mijne overtuiging slechts diegenen, die
de beteekenis van Grotius als wegbereider voor
den daadwerkelijk gewaarborgden Vrede hebben
ingezien, de hoofdzaak kunnen begrijpen, waarom
het bij de herdenking van Grotius, als schrijver
van De jure belli ac pacis, moet gaan.
1) Ik heb dit reeds gedaan in ccne lezing,
gehouden op 12 Mei j.l. in de aan de Grotiusher
denking gewijde bijeenkomst der Utrechtsche
afdeeling van de Ver. v. Volk.b. en Vr."
J. S, MEUWSEN, Hofl. A'D AM-R'D AM-D EN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND