De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 20 juni pagina 2

20 juni 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2500 JULES LAFORGUE Een paar jaren was de dichter bezig met zijn Complaintes. In zijn brieven aan den intimus te Parijs hoort men er telkens van: Ik zit nu Weer in Coblentz met den Rijn onder mijn raam, een photo van Velasquez voor mij, pijp na pijp rookend en kalefaterend aan mijn Complaintes. Ik heb er al 'n dertig of veertig. Voor den drukker zal ik ze in 't net schrijven, dat ze in 't licht komen, en laat dan verder niemand me er mee lastig vallen." Nu zijn ze klaar, mijn veertigtal," heet het een poos later. En even openhartig als ik ver klaar dat ik er, in den beginne, wel een tiental nog al van belang in vond, even openhartig ver klaar ik nu dat dit geheel mij klein en toevallig voorkomt." Ik heb er eenigen voor u gecopieerd," zoo komt hij een jaar later op zijn oordeel terug, laat ze niet slingeren, ik heb er maar n kopy van. Gij zult ze misschien erg grillig vinden. Maar ik heb mijn vroeger ideaal, mijn philosofische poemen op zij gezet. Ik vind het zoo stom zijn stem op te zetten en welsprekende tiraden te maken. Tegenwoordig nu ik veel sceptischer ben en me niet meer zoo licht opwind, en ik mijn taal in alle bijzonderheden beter beheersen en er mij in alle bochten mee kan wringen, heb ik kleine fantazie gedichtjes gemaakt, die maar n ding be oogen: origineel te zijn wat het ook kosten moge. Ik wil ze in een klein deeltje publiceeren, luxueus! titel: Quelques Complaintes de la Vie en onder dit motto: Et devant ta présence pouvantable, mort, Je pense qu'aucun but ne vaut aucun effort" Hij had dus het idee dat het enkelen zou kunnen interesseeren wier gedachten hem in den vreemde zouden willen volgen. En inderdaad, de dichter heeft er een bekentenis over het gevoelsleven van zijn jeugd in afgelegd, en ook zijn Berlijnsche jaren zijn niet onvermeld gebleven. Maar moet men niet eigenlijk hemzelf zijn om geheel te kunnen treden in wat hij liever verbergt en toch niet voor zich kan houden, in wat hij met de eene hand geeft, terwijl de andere het wegneemt ? Neem b.v. deze: COMPLAINTE. d'un certain Dimanche die begint: De mannen zijn niet zoo boos en de vrouwen niet zoo wuft. Mais quoi ! Les Destins ont des parti-pris si tristes, Qui font que, les uns loin des autres, Pon s'exile, Qu'on se traite a tort et a travers d'égoistes, Ah ! jusqu'ace que Ia nature soit bien bonne, Moi je veux vivre monotone. Hij zal in zijn eentje, eentonig blijven leven, zoo lang de natuur niet verbetert, zoo is het re frein. Hij is uitgegaan, dien Zondag hij haat de Zondagen ??en 't is net of men hem daarbuiten nergens goed gezind is, de kinderen kijken hem verstoord aan, als hij de vogels van zijn avondeten wil voeren, vliegen ze onthutst weg. Maar het is waar ook ! Gisteren is zij heengegaan. Elle est partie hier. Suis je pas triste d'elle? Mais c'est vrai! Voila donc Ie fond de rrton chagrin! Oh! ma vie est aux plis de sa jupe fidele! Son mouchoir me flottait sur Ie Rhin Oh ! qu'il fait seul ! oh ! fait-il froid ! Oh! que d'apres-midis d'automne a vivre encore! O mes humains, consolons nous les uns les autres, Et jusqu'a ce que la nature soit bien bonne, Tachons de vivre monotone. Dit is het gedicht na zijn breuk met de ideale ge liefde in 1883, Hij wil er geen meer woorden «an geven. De regels staan bijna verloren te midden der anderen, alleen de vouwen van de japon, de wuivende zakdoek wordt even aangestipt om OOKT FRED:.ÏROESKE ZANDBLAD - SIGAREN 8 enIO ets onder te gaan, niet in het verdriet, maar in het spleen dat den dichter overal vervolgt. En hij weet, behalve nog veel zwaarder tonen, toch ook lichte wijsjes uit zijn speeltuig te halen. Hoor eens in de Complainie de cette bonne Lune, hoe de sterretjes de maan willen overhalen om met hen een rondedansje te doen door het Ruim: La, voyons, mam'zelP la Lune, Ne gardons pas ainsi rancune; Entrez en danse, et vous aurez Un collier de soleils dorés. Heel beleefd van u, antwoordt de Maan, ik weet wel, ik ben een Aschepoetser, maar ik blijf bij mijn planeet. Tot dat zij zich boos maakt als de anderen aanhouden en haar willen prikkelen. Haar post is het te blijven waken. Zij mag niet op avontuurtjes uitgaan met een troep straatmeiden. En die schelden terug. Va donc, rosière enfarinée ! Hé! Notre-Dame des geus soüls, Des filous et des loups-garoux ! Metteuse en rut des vieux matous ! Coucou ! Zij trekt heen, de rondedans der sterren met het oolijk refrein: Sous Pplafond Sans fond, On v danse, on y danse, Sous Pplafond Sans fond, On y danse tqus en rond. Waar belanden wij? In een buitenwereldsch bleek rijk gevuld door maanlicht, de sfeer van de slanke, geheimzinnige Pierrors door den dichter opgeroepen als dubbelen van zijn aetherische persoonlijkheid. Comme la nuit est lointainement pleine De silencieuse infinitéclaire ! Pas Ie moindre, echo des gens de la terre, Sous lacune méditerraneénne ! Voila Ie néant dans sa pale guangue Zoo roept hij uit in L'Imitation de Notre-Dame la Lune dat men als de slotsom van Laforgue's Cornplaintes in hun eigenaardig volmaaktsten vorm moet aanzien, zonder dat men daarin zijn laatste woord over het leven heeft te zoeken. Laat mij dit in zijn eigen versregel zoo kort mogelijk zeggen maar hij sluit er een heel gedeelte van zijn poëzie aan. Heeft hij in zijn Complainte over den ongelukkigen Zondag, zijn schrik uitgesproken voor de komende herfsten in hun monotoon gedreun, hij teekent nu die nachten met hun duisternis en hun stormen. La nuit est a jamais noire, Le vent est grandement triste, Tout dit la vieille histoire: Qu'il faut tre deux au coin du feu Hij heeft ervaren dat de aarde zoo kwaad nog niet is, mits men er zich weet te schikken en zich geen koorts op 't lijf jaagt door te zoeken naar gedachten en naar beelden van gedachten die moeilijk in 't brein zijn vast te houden. Wat zegt het oude liedje? Dat men met z'n beide moet zijn; alles vertelt het ons---welke macht heeft dan de storm? En heeft hij niet gehoopt? Oh ! qu'une, d'Elle même, mi beau soir süt venir. . . . Is zij niet gekomen? Na de omplaintes, na de Maanzangen komen de Fleurs He bonne volante, de laatste zangen. Oh ! qu'une, d'Elle même, un beau soir süt venir Ne voyant plus que boire a mes levres, outnourir ! Oh ! baptème ! Oh ! baptème de ma raison d'être ! Faire naitre un je t'aime !".... Et qu'il vienne a travers les hommes et les dieux.. De liefdesklacht komt uit het volle van het hart. Zal hij het dan opgeven om zich in zichzelf te willen verdeelen? om nog langer te staan voor een soort Heelal, dat uit niets opgebouwd, zich den schijn geeft iets grootsch te wezen? Zal hij de Vrouw wier ie t'aime infiniment", hij heeft doorproef d in zijn rauwheid en zijn bedrog, goed geloovig gaan aannemen?... In het later gedeelte van zijn verblijf te Berlijn heeft Jules Laforgue zijn Moralités légendaires opgesteld. De titel is iets ambitieuzer uitgevallen dan oor spronkelijk was bedoeld. Hij luidde eerst Petites Moralités L, wat ik zou willen vertalen met Proeven van zedekundige beschouwingen over wereldlegenden. (De titel is niet mooi weergegeven, maar wil duidelijk zijn). ONZE MAGAZIJNEN ZIJN IN DE MAANDEN JUNI, JULI EN AUGUS TUS ZATERDAGS OM 1 UUR GESLOTEN. Hij heeft zijn werk in grooten stijl willen componeeren, het moest kunstwerk wezen, niet zooals veel van zijn gedichten een bij toeval samengelezen tuiltje. Over helden zou het gaan. Helden erkende hij niet. Ik, creatuur van een en kelen dag,zegt hij,een ndagsvlieg interesseert mij meer dan een volmaakte held. De arme menschheid heeft nooit een zuiver heldenprodtict opgeleverd, wat men uit de oudheid bijbrengt zijn schepsels als wij, in legenden gecristalliseerd noch Boeddha, noch Sucrates, noch Marcus Aurelius, - - ik zou wel eens hun leven van dag tot dag willen kennen". Maar hij begint met zijn legendarische personen te vervormen naar een model dat hij er zichzelf van zou willen maken om hen in zijn bewijsvoering te kunnen gebruiken. Hij kiest Lohengrin, wien hij trouwens weinig physionomie geeft, de Salom van Flaubert, Perseus die moet dienen om Andromeda te bevrijden, Hamlet in wien de dichter zich zelf ziet. Men zou die dwaze, voortdurend in 't groteske overspelende verhalen, uitvoerig moeten bespreken, om er, wat men wel eens heeft genoemd, den sap uit te halen en heel dicht in de nabijheid van het verstandelijk gevoelsleven van Jules Laforgue te treden. Daarvoor is hier geen ruimte te vinden. Men moet ze zelf lezen, meegaan, ze herlezen en zich ergeren, - o ja, want daarvoor zijn deze moraliteiten gemaakt, en dan wanneer men hen zich heeft toegeëigend, ze ten slotte vlugweg weder overzien en hen genieten er over heen buitelend als een clown die zich aan niets stoot. Vooral niet zich te laten verbijsteren ! Oh ! qu'une, d'Elle même, un beau soir süt venir. . In 1886, het begin van het jaar, maakte Jules Laforgue te Berlijn kennis met een jonge Engelsche dame, bij wie hij les in 't Engelsch kwam nemen. Nauwlijks een paar malen had hij haar ge zien, of zij legde beslag op zijn persoon. Zij had het soort Engelsche schoonheid van magerheid en rossig blond haar, met hongerige wijd geopende oogen dat altoos zijn ideaal is geweest. Ik kan u haar niet beschrijven", zegt hij aan zijn zuster in Frankrijk, voordat hij er toe overgaat over haar uiterlijk te spreken. Januari 1887 is hij met haar in Engeland gehuwd. Het kostte hem zijn betrekking als voorlezer der keizerin, want Augtista de eigenzinnige kon geen gehuwde personen in haar omgeving velen. Hij gaf blij zijn positie in den vreemde op, had hij niet genoeg van Duitschland en het hof ! Vast rekende hij door zijn relaties met Parijs en met M. Ephrussi op een aanstelling bij de administratie der Schoone Kunsten en op samenwerking met de re dactie van verschillende tijdschrift en. En een oogenblik scheen het, of het ephemeere, voorbijgaande leven zich aan hem zou vertoonen in de illusie van het duurzame. Hij had zich verrekend. Do tering sloeg hem neer, na een heftige verkoudheid in 't begin van '87 opgedaan. Hij kon niet meer werken, op het moment dat hij was vervuld van nieuwe ideeën. Hij kwijnde weg in een paar maanden. Wanhopig ontmoette hij den dood. Binnen het jaar volgde hem zijn vrouw. W. (ï. C. B Y V A N t K (De volgende bijdrage van Dr. Byvarick ver schijnt in het nummer van j8 Juli a.s.) BATENBURG & FOLMER (Q. W. FOLMER) DEN HAAG,HUYGENSPARK22 SPECIALITEIT: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE.INRICHTINO. VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl