Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2506
DE
BIJ
SEIZOEN WERKLOOSHEID
ONZE
NOORDZEE-HARINGVISSCHERIJ
door P. E. VAN RENESSE
Onze Noordzeeharingvisscherij is een
seizoenbedrijf. De eerste vaartuigen plegen niet vóór
April uit te varen en de laatste reizen worden ge
woonlijk vóór het einde van het jaar beëindigd. In
doorsnee duurt het bedrijf niet langer dan onge
veer een half jaar.
De visschers varen gewoonlijk op deel, d.w.z.
hun loon bestaat hoofdzakelijk uit een deel van de
bruto-besomming. Dit deel is zoodanig berekend,
dat het gemiddeld aan de bemanning een behoor
lijke verdienste verzekert. Na den oorlog varieerde
het gemiddelde weekloon der matrozen b.v.
tusschen ongeveer ? 20?en ? 50?. Neemt men
hierbij in aanmerking, dat zij ook vrije kost aan
boord hebben, dan is dit niet minder, dan in andere
vakken verdiend pleegt te worden. Deze inkomsten
genieten zij echter slechts gedurende omstreeks
een half jaar en zij zijn in geen geval voldoende,
om er een geheel jaar op te teren. Van veel gewicht
is daarom de vraag, Welke bronnen van bestaan
zij in het overige jaardeel hebben.
De voornaamste en natuurlijkste dier bestaans
middelen is tot dusver altijd geweest de uitoefening
van andere takken van visscherij. Een aantal vaar
tuigen pleegt na beëindiging der haringvisscherij
voor de treil- of beugvisscherij te worden uitgerust.
Zij vormen intusschen meestal slechts een betrek
kelijk klein deel van de haringvisschersvloot en zijn
bovendien, wanneer zij voor de treilvisscherij ge
bezigd worden, aanmerkelijk zwakker bemand.
In 1913, het laatste jaar vóór den oorlog, oefende
dan ook slechts 22'pCt. der haringvisschers tevens
de beug- of haringvisscherij uit, terwijl dit in 1924
met nog geen 25 pCt. van hen het geval was.
Een aantal hunner vindt na afloop der Noord
zeeharingvisscherij een bestaan in de kustvisscherij,
o.a. bepaaldelijk in de haring- en ansjovisvisscherij,
Welke in de voorjaarsmaanden in de Zuiderzee
plaats vindt. Anderen houden zich in dien tijd bezig
met het venten van visch, terwijl weer anderen dan
met meer of minder succes werk zoeken in andere
bedrijven.
Uit het feit, dat slechts een klein aantal
haringschepen in het voorjaar voor de beug- of treil
visscherij wordt gebruikt, valt af te leiden, dat de
reeders deze bijbedrijven niet erg winstgevend
achten. Inderdaad is het doel daarvan niet om
winst te maken, maar om de bemanningen der
vaartuigen aan het werk te houden en zich daar
door in de toekomst de beschikking over bekwame
visschers te verzekeren.
In de laatste jaren echter zijn tengevolge van
den achteruitgang der vischrijkheid van de Noord
zee, de uitkomsten dier bijbedrijven hoe langer hoe
ongunstiger geworden. De gemiddelde besomming
per reisdag van de stoombeugers b.v., welke in
1919 nog / 556?bedroeg, was in 1924 niet meer
dan / 237?, die van de zeilbeugers daalde van
f 237?in 1919 tot ?71?in 1924, die van de
zeilloggers bij de uitoefening der treilvisscherij van
/ 157?in 1919 tot ?43?in 1924. Niet alleen
komt de uitoefening der bijbedrijven den reeders
daardoor op hoe langer hoe meer verlies te staan
en gaat dit steeds zwaarder drukken op het
geheele bedrijf, maar het deel, dat de bemanningen
als loon ontvangen, gaat steeds meer een onvol
doende belooning voor haar arbeid opleveren.
In 1924 moesten, om laatstgenoemde reden,reeds
enkele zeilsloepen de beugvisscherij staken.
De straathandel in visch in de residentie, welke
vroeger aan vele Scheveningsche
haringvisschersgezinnen een aardige bijverdienste opleverde,
Wordt steeds meer verdrongen door den kleinver
koop in vischhallen, waartoe in den oorlogstijd
het Centraal bureau voor den afzet van
visscherijproducten den stoot heeft gegeven.
De Zuiderzeevisscherij ten slotte zal haar
beteekenis vrijwel geheel verliezen, zoodra de
afsluitdam gereed is gekomen, welke in het droogleggings
plan is voorzien.
Zoo gaat het voor onze haringvisschers hoe lan
ger hoe moeielijker worden om bezigheid te vin
den in den tijd, dat de Noordzeeharingvisscherij
stil ligt.
Voor ons haringvisscherijbedrijf is dit een be
denkelijk verschijnsel. Op den duur toch kan het
niet nalaten, het beroep van haringvisscher min
der aantrekkelijk te maken.
Op het oogenblik bestaat er bij vele visschers
nog een voorkeur voor hun beroep, omdat zij er
in zijn opgegroeid, omdat zij het van vader op zoon
hebben uitgeoefend. Zij vormen als het ware nog
een afzonderlijk deel der gemeenschap, waarin het
gebruik is, dat de jongens, zoodra zij den leeftijd
daarvoor bereikt hebben, naar zee gaan, om het
visschersvak te leeren. Naar gelang echter anderen
zich in hun omgeving gaan vestigen, verdwijnt hun
afzondering, worden zij in
de groote massa der bevol
king opgenomen, en gaat
hun traditioneele voorkeur
voor het visschersbedrijf te
niet. Dit proces begint zich
thans te voltrekken ten aan
zien van de Scheveningsche
visschersbevolking, waaruit
tot dusver het grootste deel
van de bemanning der
haringvisschersvloot
gerecruteerd werd. Reeds lang
heeft Scheveningen, naar
men weet, opgehouden een
afzonderlijk visschersdorpte
zijn; het is opgenomen, ge
assimileerd, in de groote
stad 's-Oravenhage. Tot dus
ver heeft de visschersbe
volking daar desniettemin
nog wonderwel haar eigen
karakter bewaard. Het is
echter duidelijk, dat dit niet
zoo kan blijven,dat ook zij
op den duur zal verdwijnen
in de groote massa.
Werken beide factoren: de
moeielijkheid voor de vis
schers, om buiten het
haringseizoen geld te ver
dienen en de vermindering
van den traditioneelen voor
keur voor het
visschersberoep, samen, om dit beroep
minder aantrekkelijk te ma
ken, dan zullen dereederijen
bij het bemannen hunner
vaartuigen met steeds meer
moeielijkhedcn te kampen
krijgen.
Wat nu hier tegen te doen?
Het is onmogelijk de gages
bij de uitoefening der haring
visscherij zoodanig te
verhoogen, dat de visschers
daardoor schadeloos gesteld
worden voor het gemis aan
verdiensten tijdens den stil
stand van dit bedrijf. Immers
de loonen der visschers han
gen af van de grootte der
vangsten en van de prijzen,
voor de gevangen visch verkregen;
eersten factor heeft de mensen
MIDZOMERNACHT-MERRIE
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J, Jordaan
DE NERVEUZE KIEZER KIEST
HET HAZENPAD !
over den
geen macht en
de prijzen worden niet door de reeders, maar op
de wereldmarkt vastgesteld.
Sommige reeders hebben een oogenblik ge
hoopt, dat de visscherij met de zeevischzegen (de
Deeusche snurrevaad") uitkomst zou brengen.
Maar al spoedig bleek, dat die visscherij een ty
pisch zomer-bedrijf is en niet met eenig resultaat
in het voorjaar kan worden uitgeoefend, dat onze
haringschepen er niet geschikt voor zijn en dat de
uitkomsten in het algemeen nog al tegen vielen.
Op het oogenblik schijnt men de oplossing te
willen zoeken in een vervorming der haring
visscherij tot een vrijwel conüiu bedrijf. Reeds
heeft men in de laatste jaren veel langer dan anders
de haringvisscherij voortgezet. Kwamen vroeger
de schepen meestal einde November of begin De
cember van hun laatste reis binnen, de seizoenen
1923 en 1924 duurden tot in Januari van het
volgende jaar. In Januari 1924 waren hel nog
slechts een 5-tal stoomloggers, die zoo lang in be
drijf waren gebleven; in Januari 1925 vischten
echter nog 18 stoomloggers en 5 motorloggers.
Bovendien heeft een Vlaardingsch reeder dit jaar
een zijner vaartuigen aan de wintervisscherij bij
de Shetland-eilanden doen deelnemen en zijn
eenige vaartuigen van IJmuiden in April uit
gevaren, om, evenals trouwens ook in vroegere
jaren wel is geschied, op de Vikingbank haring te
visschen.
De verlenging der teelt 1923 en 1924 gaf goede
resultaten. Zoo laat in het seizoen hebben echter
alleen mechanisch voortbewogen vaartuigen ge
legenheid, de visscherij te blijven uitoefenen, om
dat de haring dan in' het"1 Engelsche* kanaal ge
vangen moet worden en de visscherij daar voor
zeilloggers te gevaarlijk is.
De proef met de visscherij op winterharing heeft
geen gunstig resultaat opgeleverd, omdat die
visscherij in het algemeen als mislukt moet wor
den beschouwd. In andere jaren hebben de Schot
ten ze evenwel met succes uitgeoefend, en er is
geen reden, waarom onze visschers dit niet even
goed zouden kunnen doen.
In het algemeen zijn de reeders echter huiverig,
om na afloop van de Kanaalvisscherij te vroeg de
haringvisscherij te hervatten, omdat de haring,
welke dan gevangen wordt, dus zoowel de
Schotsche winterharing als die gevangen op de
Vikingbank, minder van kwaliteit pleegt te zijn en omdat
zij niet geheel ten onrechte vreezen, dat groote
aanvoeren van deze haring de markt -/.uilen
bederA. D SPILLNER
VIJZELSTRAAT 83 - Amsterdam
Goede uurwerken in smaak
volle uitvoering
ven voor de goede haring, welke later in het jaar
wordt gevangen.
Die vrees is wel haast zoo oud als onze haring
visscherij zelf. In de dagen van Karel V gaf zij o.a.
aanleiding tot het voorschrift, dat haring, welke
vóór St. Jacobsdag was gevangen, gepakt moest
Wi r Jen in tonnen, die gebrandmerkt waren met
een teyken van St. Jacobsscelpe up ten bodem".
Op het oogenblik, nu de wereldmarkt nog over
voerd is door een grooten voorraad Britsche haring
van het vorige jaar, is de toestand weinig gunstig
voor een verlenging van het haringseizoen. De
neiging, om een aanvang met de visscherij te
maken, is dan ook nog heel gering; de Britsche
zouters hebbeu besloten, geen haring te zouten
vóór 23 Juni en vóór Pinksteren zijn nog slechts
weinig Nederlandsche schepen ter haringvangst
uitgevaren. Het evenwicht tusschen de consumptie
en het productievermogen zal zich echter op den
duur moeten herstellen en de vraag, of het seizoen
niet algemeen later beëindigd en vroeger begonnen
moet worden, zal dan althans indien de uitkom
sten der bijbedrijven ongunstig blijven hoe
langer hoe meer op den voorgrond treden.
N.v. % F. VAN DER HEIDE
HILVERSUM
'SGRAVELANDSCHEWEG. TEL. 1150.
VRAAGT U EENS TEEKEN INGEN
EN PRIJSOPGAAF VOOR HET
SMAAKVOL INRICHTEN VAN
uw LANDHUIS OF VILLA.
BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO.