De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 20 juni pagina 5

20 juni 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2506 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND (Teekening voor de Groene Amsterdammer" , . _ t door B,^yan Vlijmen) PROF. DR. C. WINKLf R door P R o F. H. J. B o E K H Hoezeer men ook in 't algemeen den wetgever moet toestemmen, dat het stellen van een be paalde leeftijdsgrens als onverbiddelijk einde van een ambtenaarsloopbaan juist gezien, ja onvermijdelijk is, toch komt men innerlijk in opstand tegen een dergelijke bepaling, wanneer men een man moet teekenen als Winkler, den stoeren werker, den krachtigen, machtigen geest, die zijn vak beheerscht als weinigen, die een vaste lijn door zijn leven wist te trekken, waarvan de strakheid en zuiverheid nog in geen enkel opzicht aan het verminderen is, een man, die nog in het midden, neen in de voorhoede van den wetenschappelijken strijd staat, die nog steeds zijn leer lingen weet te bezielen en hen weet te overtuigen van de juistheid van de door hem aangegeven lijnen?en aan dien man een woord van afscheid moet toeroepen, waar hij zich bij het bereiken van den 70-jarigen leeftijd uit het ambtelijk leven gaat terugtrekken. Wat hebben wij met ontroering zitten toeluisteren, toen hij bij gelegenheid van de laatste promotie, waarbij hij als promotor optrad, nu eenige weken geleden, in meesterlijke trekken zijn standpunt tegenover de moderne richtingen in de psychiatrie aangaf en verdedigde. Zijn onderwijs, het werd tot aan het einde toe met onverflauwde belangstelling gevolgd, het bleef helder, breed en forsch, goed gedocumenteerd tot aan zijn laat ste college toe, en het zal voor zijn opvolger moeilijk zijn, hem hierin te evenaren. De leiding van zijn reusachtige kliniek, voortreffelijk geor ganiseerd en ontwikkeld door zijn voorganger, een mpdelinrichting geworden onder zijn beheer, is hij met krachtige hand en onverflauwde energie blijven voeren, tot nu de wet hem tot heengaan dwingt. Van het monumentale handboek der neurologie, door hem geschreven, verschijnt het eene deel na het andere, en een onafgebroken stroom van dissertaties, over verschillende onder werpen der hersenanatomie, der hersenchirurgie, over hersentumoren, over psychiatrische onder werpen, wordt m zijn laboratorium en in zijn kliniek bewerkt. Is het niet een weemoedige gedachte, dat zulk een man zijn plaats moet verlaten? Doch aan de andere zijde, kan men zich een eervoller heengaan denken? Dit afscheid geldt in de eerste plaats den docent, den man van het onderwijs. Over het onder wijs in de neurologie en psychi atrie in ons land zal men nooit kunnen spreken zonder den naam van Winkler te noemen. Zijn naam is onafscheidelijk aan dat onderwijs verbonden, want hij is het die het heeft gemaakt tot wat het is. Welkeen machtige invloed is in de lange reeks van jaren van zijn colleges uitgegaan. Eerst in Utrecht, waar hij in 1885 tot lector in de psychiatrie werd benoemd, mede op aansporing van Donders, welk lectoraat in 1893 in een professoraat werd omgezet. Daarna evenwel al spoe dig in Amsterdam. Want wel was, dank zij den onvermoeiden aan drang van Winkler, het onderwijs in de psychiatrie en neurologie in zooverre geregeld, dat het aan een afzonderlijken docent was toevertrouwd, doch daarbij was het dan ook gebleven. Verdere verbeteringen bleven uit. Een eigen collegekamer, een eigen poliklinisch locaal bestond niet, geen enkel bed was voor den nieuwbenoemden hoogleeraar in de kliniek beschikbaar, geen en kele patiënt kon voor klinisch onderwijs worden opgenomen. Geen wonder, dat een man als Winkler hiermede geen genoegen kon nemen. In een vlammend protest, aan curatoren der Rijks universiteit te Utrecht gericht, en opgenomen in het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde wees hij op het onhoudbare van dezen toestand, en toen ook nu nog aan zijn zoo wel gedocumen teerde eischen tot verbetering niet werd voldaan, deed hij in 1894 den beslissenden stap en diende zijn ontslagaanvrage als hoogleeraar in. Dat een man als Winkler niet lang ambteloos burger zou blijven, was te voor zien, en het is een kloeke daad geweest van het Gemeentebestuur van Amsterdam, dat het in 1896 als opvolger van Hertz Winkler tot gewoon hoog leeraar in de psychiatrie en neurologie benoemde en hem een gedeelte van de universiteitsklinieken voor zijn klinisch onderwijs afstond. In October 1896 hield hij zijn intreerede in de Amsterdamsche aula over: de doelmatigebeweging in de natuur," en mijn studiegenooten, die met mij die rede aanhoorden, zullen zich nog levendig den diepen indruk herinneren dien deze rede met haar krachtige taal, haar forschen bouw, haar breeden opzet en de wijde perspectieven, die zij opende, op ons maakte. Wat zou het zijn, van zulk een man on derwijs te mogen ontvangen! Onze verwachting werd niet beschaamd. Naast Pel, den onover troffen klinikus, was het Winkler, die ons steeds weer wist te boeien, en ons liefde voor het door hem gedoceerde vak wist in te boezemen. Dat mij ook later de bouw van het zenuwstelsel en de daar mede samenhangende problemen met onweer staanbare kracht zijn blijven boeien, heb ik wel vooral aan zijn bezielend onderwijs te danken. Wat waren dat schitterende colleges! Elke les was een afgerond geheel. Precies op tijd kwam Winkler de collegezaal binnen en begon rustig, helder en duidelijk zijn onderwerp te behandelen. Van alle zijden werd het thema bekeken, geana lyseerd, conclusies getrokken, in enkele korte treffende zinnen werd de samenvatting gegeven, zonder dat ooit de achter zijn rug boven de deur hangende klok met n blik werd verwaardigd, en als dan Winkler de laatste woorden had ge sproken en zich omdraaide om heen te gaan waren ook op de minuut af de drie kwartier ver streken. Gemakkelijk waren zijn colleges niet. Zij eischten een voortdurend opletten, een vast houden van den draad van het betoog, en een goed begrip van hetgeen behandeld werd. Winkler gebruikte gaarne afkortingen, en ik herinner mij, dat wij bijv. bij de colleges over hersenanatomie ons wel eens zaten af te vragen, wat toch die f. 1. i. was, die zoo'n groote rol in het betoog scheen te spelen en die wij maar niet thuis konden brengen tot een van ons op 't lumineuze idee kwam, dat het de ,,fasciculus longitudinalis inferior," een belangrijke zenuwbimdel in de hersenen, zou beteekenen, waarna alles ons duidelijk werd. Maar juist op deze wijze leerde Winkler ons zelfstandig E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25b" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 denken, en maakte hij ons als 't ware spelenderwijs vertrouwd met dat moeilijkste en meest ingewik kelde van alle medisch-morphologische vraag stukken, den bouw van het centrale zenuwstelsel. En dat niet alleen op zijn colleges. Altijd weer weet hij zijn enthousiasme voor die vraagstukken, die hij zoo volkomen beheerscht, ook op anderen over te dragen. Waarover men hem ook op zijn labo ratorium om advies komt vragen en over de meest uiteenloopende vragen wordt zijn advies door vrienden en leerlingen aan Winkler ge vraagd, met groote bereidwilligheid en kennis van zaken gegeven, met groote dankbaarheid aan vaard zulk een onderhoud eindigt altijd daar mede, dat men medegetroond wordt naar zijn werktafel, waar dan uit een ontzagwekkende col lectie preparaten, doorsneden, teekeningen met onfeilbare zekerheid twee of drie worden uit gekozen en aan de hand daarvan wordt men dan in enkele korte zinnen ingeleid in een probleem, dat op dat oogenblik zijn aandacht in beslag neemt, en waarover hij altijd weer iets nieuws, iets verrassends heeft mede te deelen. En altijd treft ons dan weer naast zijn volkomen beheerschen van zijn onderwerp zijn vasthouden aan de zekere morphologische basis, waardoor hij zijn geheele wetenschap altijd opbouwt op onze kennis van den anatomischen bouw van de hersenen. Is het won der, dat hij zich dikwijls niet kan vereenigen met de moderne richtingen in de psychiatrie, waarbij dat verband wel eens uit het oog verloren wordt en men zich gaat verliezen in philosophische be grippen zonder vasten ondergrond? Maar juist daardoor heeft hij zulk een buitengewonen invloed op zijn leerlingen, en bij zijn lange docentenloop baan op de ontwikkeling van de geheele medische wetenschap in ons land gehad. En dat des te meer, omdat zijn onderwijs niet tot de Amsterdatnsche Universiteit beperkt bleef. Toen hij" 18 jaren lang in Amsterdam had gewerkt en gestreden, kwam door den dood van Heilbronner de leerstoel voor psychiatrie en neurologie in Utrecht vacant. Daar was inmiddels in die 18 jaren een voortreffelijke kliniek en laboratorium tot stand gekomen, en daar in Amsterdam ten gevolge van de tijdsomstandigheden de zoo noodige hervormingen van het Hooger onderwijs, waarvoor ook Winkler met zooveel kracht had ge vochten, op zich lieten wachten, was het begrij pelijk, dat hij aan de roepstem van zijn oude universiteitsstad gehoor gaf, en in 1914 weer in Utrecht terug kwam. En zoo hebben wij deze 11 jaren het voorrecht gehad, hem weder hier te zien werken en onderwijs geven, doch wordt thans door ons ook zijn heengaan het zwaarst gevoeld, wordt door ons ook het diepst beseft de weemoed, aan een man als Winkler een woord van afscheid te moeten toeroepen. Moge evenwel dit afscheid alleen zijn onderwijs gelden, en moge het hem nog lange jaren gegeven zijn zijn volle werkkracht te behouden en de pro blemen, die tot aan het einde van zijn docentenloopbaan zijn aandacht bleven vragen, tot op lossing te brengen. Wij, zijn oudleerlingen, zullen hem ook in zijn otiiim cmn dignitate" niet vergeten. Utrecht, Juni '25. Door eenvoudige behandeling met ABIS garandeeren wij abso luut afdoende bestrij ding van Kakkerlak ken en andere schade lijke insecten, muskieten, wandgedierte, enz. Vraagt inlichtingen ?y en prospectus voor g schepen, gebouwen en particulier gebruik N.V. A.B.I.S., Mij. ter Afdoende Bestrijding van Ii s:ctenschade, Heerengracht 281 Tel. 32281 Amstirdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl