De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 27 juni pagina 13

27 juni 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2507 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 A?Z HET LUSTRUM-SPEL TE LEIDEN. door CORNELIS VETH En seffens weet hij niet meer of hij zich nog houdt gelijk hij moet". Het is Ernest in Teirlinck's Ivoren Aapje, te midden van de smart over zijn moeders dood. Het is Teirlinck, de tooneelschrijver, tegenover het onderwerp (nog altijd en ondanks alles het onder werp van het Spel van Alva en den Zwijger") den strijd of den opstand als men wil, van de Hol landers tegen Spanje. Ben ik wel zoo modern als ik moet? Gooi ik wel genoeg weg van wat tot de traditioneele middelen van het tooneel behoort? Heb ik mij wel genoeg overgegeven aan de mecha niseering, die in de plaats moet komen van het woord ? Dat een zoo volmaakt heerscher over het Woord er zoo volkomen afstand van doet, ik ben bereid er een zekeren durf, zelfs een zekere grootheid in te eerbiedigen. Dat hij voor mijn gevoel, met het woord tevens zoowat alles overboord gooit dat in de herinnering aan dezen grooten strijd nog sterke emotie kan geven, schijnt mij een bewijs dat de vorm hem van oneindig grooter belang is geweest dan de inhoud. En ik geloof niet zoover mis te tasten, als ik aanneem, dat het experiment Teirlinck's tooneelwerken zijn naar eigen erkenning experimenten niet is geweest: hoe behandelen wij den strijd tegen Spanje in een openluchtspel het aangrijpendst? maar: hoe houden we het pu bliek met een openluchtspel op de nieuwste en meest verrassende wijze bezig? Waarbij dan Alva en de Zwijger er bekaaid afkomen. Zoo was er in deze proeve van dramatische kunst geen drama, in deze proeve van hervorming niets dan vorm. Bespreken wij dan dien vorm. Het spel was het werk niet van Herman Teir linck alleen. Zelfs vraagt men zich af, wat de schrij ver eigenlijk aan dit spel zonder tekst en met zoo Weinig ongesproken tekst zelfs heeft gedaan. Het is het werk van Herman Teirlinck en J. de Meester Jr. Waar wij nu weten dat J. de Meester Jr. er alles aan gedaan heeft, de regie gevoerd in den uitgebreidsten zin, de groepen geplaatst en afgericht, de costuums ontworpen, het idee be dacht, het hoofdontwerp van het decor gemaakt, de gebaren aangewezen, daar adresseeren we verdere lof en verdere aanmerkingen misschien liever aan dezen geestdriftigen zoeker onder onze jongere tooneelkunstenaars. Laat ik dan met den lof niet karig zijn; want inderdaad is het spel, als spel, geslaagd. Het was van het begin tot het eind mooi om te zien, de beweging der groepen elk op zich zelf rhythmisch boeiend, de kleur tegen dien prachtigen achter grond van geboomt en nachtlucht aldoor sugges tief, vol verrassingen. In de costuums waren mooie vondsten, zooals die van de klokvormig uitstaande jurkjes der kinderen. Twee werkelijk pakkende momenten herinner ik mij uit het spel: de paniek van de woelige menigte op het terras, bij de aan kondiging van de komst der Spanjaarden, en dan het spiegelgevecht op het zelfde terras. Zij toonen aan, dat deze jonge regisseur de kunst verstaat de menigten stijlvol in beweging te brengen, iets wat, behalve Royaards, eigenlijk niemand hier heeft getoond te kunnen. De driehonderd medespelers hier, de studenten enz., hebben geweten, dat het hier een experiment gold. Gij zult het doen", voegde de pittige rede naar hun indertijd toe al was 't alleen maar voor de lol". Maar er waren hier nog vele andere proef konijnen: wij de toeschouwers, op de planken en banken boven het water. Het ongewone van deze vivisectie, (die ook overigens haar aangename zijde De dood Wiegster had) is dat de voorwerpen aan het experiment zelf de conclusies kunnen opmaken. Dat wat ik nu maar het eerste bedrijf zal noe men: het beeld van het leven in vredestijd, met geboorte, bruiloft, arbeid, dood, duurde veel te lang, omdat alles, de geheele reeks gebaren, dansen en groepeeringen, driemaal werd herhaald. Die genen onder ons, die vooruit wisten van een sto ring, die de komst van den vijand zou aankondigen, begonnen daar oprecht naar te verlangen. Zoo waren de Spanjaarden ons waarlijk welkom, wat ze onze voorzaten niet zijn geweest, en dit is toch misschien een fout in den dramatischen opzet te noemen. De vredesvreugd, daargelaten nog of ze wel klopte met ons beeld van ons door het Calvi nisme beinvloed volk in dien tijd, was te gerekt, en dat rekken moest ook verder het gemis aan wendingen te vaak vergoeden. Maar die aankon diging van de komst des vijands zelf het komt misschien omdat ik al eerder prettig opgeschrikt was door een valsch alarm, het hier zeer effectvol, dreigend en natuurlijk klinkend aanzetten van een motor op den Zoeterwoiidschen Singel dat trom geroffel als onderbreking van de toch al aan disso nanten rijke en nochtans wat expressielooze mu ziek van Leo Smit, deed rne erg weinig. Dan geloof ik ook, dat het verkeerd gezien is, door Spanjaar den, de bloedraad, de inquisiteurs, allen in het rood te kleeden. Rood is, ondanks de associatie met bloed, geen lugubere kleur, eer vroolijk, en als niet reeds de (tusschen de symbolen nog al natura listische) lijkstoet zwart geweest was, had men ze liever zwart kunnen kleeden. Of indigo, of bruin. Waar was nu de mechaniseering, en wat deed zij? De zoeklichten deden veel, mij dunkt, zij had den nog meer kunnen doen. In zooverre zijn inder daad perspectieven geopend. De mechanieke, de marionet-achtige pas, overal doorgevoerd, was bij de kinderen aardig, bij de Spaansche soldaten soms grotesk. Maar bij alle radicalen hervormings zin was een tweeslachtigheid gebleven: de beweging der beelden tegen de beweging der menschen. De medewerking van die twee groote grauwe beelden, Alva en de Zwijger, is niet gelukkig geweest; eerst bedierf het eene den indruk van de opkomst der mooie gesluierde vrouwtjes (een klein beeldje naast een groot), toen deed hun zijdelings schuiven naar een andere plaats het niet, en eindelijk bleven ze dood en machteloos aandoen tegenover het kleurige gewemel. Om nog maar te zwijgen van hun naargeestig uiterlijk. De onthoofding was daartegenover weer een al te nuchter-aandoend incident, ook de komst der geuzen in roeibooten, met geklauter en bukken;?en onder de vele aardi ge dansers was de nar onvoldoende. De architectuur van het gebouw op den achter grond, gematigd, cubistisch, was goed, maar waar dit gebouw eigenlijk niet anders was dan de plaats, waaruit men kwam en waarin men verdween, zou ik het minder hoofdzaak hebben gewenscht, en dus donker, bijvoorbeeld zwart gekleurd. Wij zijn dankbaar voor het experiment.... ook al zou het bewezen hebben, dat men in deze rich ting vooral niet verder'moet gaan. Dat de menschelijke Alva, waar emotie moet worden gewekt, en bezieling moet worden geeischt, zich niet laat verloochen. Waren al die spelenden in hun bonte costuums niet blij, toen het afgeloopen was, zelfs in onsaamhangende kreten Teirlinck, de Meester Jr en andere leiders te kunnen toejuichen? Was er ook voor ons niet een verademing, toen we de arbeiders hoorden roepen, al was het maar: ho-hop ! ho-hop ! En zou niet wellicht, op die suprême momenten, waarop het licht uitging, of de muziek het Wilhelmus verbasterde, iets anders en warmers in ons gebeurd zijn, als een koor van stemmen over het water had doen klinken: Lijdt U mijn ondersaten",, of Slaat op den trommele van diredomdijne", of Bergen op Zoom, houdt u vroom?" Welaan, wij zijn dankbaar voor het experiment, ook al.... -ia, ''"'l Bloedraad Bruiloftsgast Oudje Oude vrouw Geus ?paansch tamboer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl