De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 27 juni pagina 15

27 juni 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2507 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Financiën en Economie Op den Economischer! Uitkijk ? De Hooge Raad van Arbeid. Colleges, commissies en organisaties, vooral ambtelijke hebben, gelijk men weet, de neiging, hun arbeidssfeer uit te breiden, zich (wat de Duitschers noemen) breit zu machen"; eene in stelling, aanvankelijk in het leven geroepen tot vervulling van eene vrij bescheidene, beperkte taak, is er allicht op uit, zich een breeder arbeids veld toegewezen, haar bevoegdheid vergroot, haar positie versterkt te zien. Het ware wel wonder geweest, indien de Hooge Raad van Arbeid aan die neiging had weerstand geboden. Dat ook dit college zich op breeder grondslag gevestigd wenscht, blijkt in 't 'door dit lichaam uitgebracht advies omtrent zijn eigen reorganisatie. Dit advies (bezorgd door de Algemeene Lands drukkerij) is gedagteekend 14 Mei 1.1. Maar de voorgeschiedenis van deze zaak reikt wat verder terug. Op 25 November 1924 waren de vijf jaar verstreken, waarvoor aanvankelijk de leden waren aangewezen krachtens het K. B. van 4 October 1919, waarbij de instelling was in 't leven geroe pen. De Minister van Arbeid (H. en N.) wilde, alvorens tot eene nieuwe benoeming over te gaan, de vraag overwegen, of de taak, de samenstelling en de Wijze van instelling (bij K. B. of volgens het nieuwe art. 78 der Grondwet bij de wet) wellicht gewijzigd moest worden. Men zou zoo zeggen: er moest alle gelegenheid zijn geweest, om die vraag rustig te overwegen, zoodat het antwoord tijdig gegeven was. Heeft de Minister die vraag te laat aan den H. R. v. A. voorgelegd of heeft dit college met zijn advies getalmd? Het staat vast, dat de tot het uitbren gen van een praeadvies benoemde commissie uit den Raad in September een voorloopige slot som voorstelde, strekkende om voorloopig (n.I. tot 31 December 1925) alles bij het oude te laten; voor een definitief praeadvies was er dan tijd genoeg. De Raad ging op dit denk beeld in en de Minister vereenigde zich daarmee, zoodat de leden herbenoemd werden tot 31 De cember 1925. Het definitief praeadvies draagt de dagteekening 19 Maart 1.1. en, gelijk gezegd, 14 Mei stelde de H. R. v. A. zijn advies vast, waarmee dus tegen het einde van dit jaar kan worden rekening gehouden Daar nu de vraag omtrent wenschelijke reorga nisatie niet plotseling opkwam, niemand overviel, doch reeds lang vooraf als straks aan de orde komend was te voorzien, getuigt de behandeling van deze aangelegenheid nu juist niet van ver bijsterende voortvarendheid ! Wat eind November '24 had moeten en had kunnen gebeuren, zal dan nu aan het slot van '25 kunnen geschieden. Van September tot midden Maart, dus zes maanden heeft de commissie noodig gehad om, na haar uitstel-advies, te zeggen wat ze dan wel verlangde. Wij wisten trouwens reeds uit de behandeling van de plannen in zake herziening van onze soci ale verzekering (plannen, waarvan Minister Aalberse in deze parlementaire periode de volvoe ring gehoopt maar niet bereikt heeft), hoeveel tijd de afdoening van aangelegenheden door dit college kan vorderen. Maar de nu ontworpen reorganisatie is er niet op gericht, daarin eenige wijziging te brengen. Van eenig inzicht, dat dit toch vóór alles gewenscht zou zijn, vindt men in praeadvies of advies geen enkel spoor. Wat zij dan wel bepleiten? Uit breiding, versterking van positie, een breederen, hechteren grondslag. De commissie vatte die wenschen in 6 punten samen: l De gereorganiseerde H. R. v. A. moet een zooveel mogelijk zelfstandig karakter" dragen. 2 Hij zal niet alleen op verzoek van een Minister maar ook uit eigen beweging' (dus onge vraagd) advies kunnen uitbrengen omtrent alle onderwerpen, die de belangen van den arbeid raken; 3 Hij moet de beschikking hebben over eigen financiën. 4 zijn eigen voorzitter" (be doeld is: zelf zijn voorzitter) kiezen; zijn secre taris moet worden benoemd uit een bindende voor dracht; 5. De Raad regelt zijn eigen werkwijze" (bedoeld is alweer: regelt zelf enz.); 6. de grondslag voor de organisatie worde in een wet gelegd. Ziedaar wat de commissie wenschelijk acht; dit is zoo oordeelt zij wat aan de regeling heeft ontbroken en waarvan de invoering dus nuttig en noodig is. En de H.R. zelf is het daarmee bijna geheel eens: slechts wat de financiën betreft denkt het plenaire college anders dan de commissie, die bijdragen van het Rijk en van de vertegenw'oordigde organisaties verlangde, terwijl de H.R. zelf DIERSTUDIE: STIER EN AAP Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen JOHN BULL TOT CHINA: Ho, no! LATEN WE NL' KERST NOG r:KNS ONOEKIIANDKI.EN!" LAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES A^ N LEGGEN DOOR - ? ] DEKOH.FABR.F.WBRAAT-DELFT SN GE ;-_U!_T TEVREDEN Zi'ON. alle* kosten ten laste van het Rijk wil brengen. Enkele leden zagen wel graag, d'at de Minister van Arbeid voorzitter bleef; enkele anderen ver langden niet dat de positie van den secretaris eene ambtelijke functie zou zijn. Maar voor 't overige ging men in alles met de 6 punten mee. Injhet vrij uitvoerig praeadvies der commissie vindt men verschillende gedachten aangeduid, waarover Wel een en ander te zeggen zou zijn. Sterke nadruk wordt gelegd op dien wensch naar zelfstandigheid", waarmee samenhangt het on gevraagd advies geven, het uit eigen beweging instellen van een onderzoek naar alles wat do belangen van den arbeid raakt; in verband daar mee staat de beschikking overeigen geldmiddelen. Men treft bij het vaststellen van deze des i derata niet een betoog aan, dat het gemis van dit alles zich uit een oogpunt van algemeen belang als Wezenlijk gemis heeft doen gevoelen; dit schijnt als vaststaand te worden aangenomen en alweer van eenig inzicht dat dit in kringen buiten den Raad niet vaststaat, blijkt niets. Over twee punten even 'n enkel woord. Zal de H.R. zoo iets als een economisch parlement" worden? Een verordenende bevoegdheid (ex art. 194 Grondwet) verkrijgen? Er waren leden, die het vertrouwen koesterden, dat men daartoe wel zou komen. Maar uitgemaakt werd dit punt niet, want algemeen was men 't erover eens, dat voor alsnog, bij deze reorganisatie, niet verder moet worden gegaan. Intusschen is hiermede een per spectief geopend, waarover als de zaak uit de sfeer der vage bespiegelingen neerdaalt, nog wel een en ander te zeggen valt ! Het tweede punt betreft de samenstelling van den Raad. Hierin achtte men ingrijpende wijziging niet noodig. Een minimum van 15 en een maxi mum van 20 vertegenwoordigers zoo van werk gevers als van werknemers, achtte men geschikt. Ook de kleinste bestaande algemeene arbeiders vakcentrale moest vertegenwoordigd kunnen zijn. En daarnaast moesten door de Regeering benoem de ,,bijzondere deskundigen" (ambtenaren e .a.) in den Raad zitting hebben. Inderdaad geen ingrijpende wijziging". De hoofdzaak is: zelf standigheid, bevoegdheid ti.t ongevraagd advies, spontaan onderzoek, eigen geldmiddelen, een eigen voorzitter, een ambtelijke secretaris. Het merkwaardige van dit alles schijnt mij, dat men hierin de hoofdzaak lieeït gezien. Alles gaat goed, zoo heeft men gedacht, maar 't zou nog beter gaan als we wat steviger gegrondvest waren, wat meer konden doen. En men heeft zich zelfs de vraag niet gesteld, of inderdaad alles goed gaat, dan wel of niet veeleer een /.eer grondige .reorganisatie" in ganxch anderen zin vóór alles dringend noodig zou zijn. Heeft deze instelling aan de daarvan gekoesterde verwachtingen be antwoord? Voldoet zij aan redelijke eisenen? Zoo niet, waaraan is dat te wijten? Is de samen stelling wel in orde? Is er evenwichtigheid aan de zijde der vertegenwoordigde patroons? Moet er hier plaats zijn ook voor de kleinste bestaande arbeidersvakcentrale? Indien liet college de stem der praktijk" moet te liooren geven, waartoe dan in zijn midden departementale ambtenaren? Ziedaar 7.00 maar eenige zich dadelijk voor doende vragen, die bij de leden niet zijn gerezen, doch die zich aan den buitenstaander als bijzonder gewichtig opdringen en waarop een antwoord gevonden zal moeten zijn, indien eene reorgani satie wezenlijke verbetering brengen zal. Doch het is allicht begrijpelijk, dat liet college zelf, tot advies over zichzelf geroepen, niet naar den eisch van strenge objectiviteit oordeelde. Zelfkennis is voor den mensen en ook voor een groep menschen een zeer zware eisch. Daarom zal de Minister (die nog eenige maan den den tijd heeft) er goed aan doen, wanneer hij over de reorganisatie van dit college ook nog an deren dan de hoeren zelf raadpleegt. S M l S S A E K T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl