De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 27 juni pagina 3

27 juni 1925 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2507 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND KUNSTBESCHERMING Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek PLUVIUS : I K ZAL ZE WEL HELPEN MET HUN OPENLUCHTVOORSTELL1NGEN !" CATECHISATIE door Ds. W. MACKENZIE Er zullen wel lezers van de Groene" zijn die dit artikeltje overslaan om den titel reeds alleen. Catechisatie.... 't woord roept associaties op die een oordeel zijn. En de bijnamen wijzen ook al niet op sympathieke waardeering. Maar er is een troost: de traditie is taai en vooral ten op zichte van kerkelijk werk geldt menig oordeel het verleden, omdat men het heden doodeenvou dig niet kent. Want veel arbeid in de kerk is anders geworden dan vroeger, zooals ook de predikant anders is geworden dan hij vroeger was. Was eenmaal catechisatie leering" aan de hand van vragenboekjes nu is ze, zonder dat het kenniselement wordt verwaarloosd, toch in het bijzonder op de religieuse vorming van den jongen mensen gericht. Zij bedoelt hem geestelijk aan zich zelf te ontdekken, het innerlijk religieuse leven dat in het verborgene leeft, te wekken, hem tot eigen overtuiging te brengen. Er is meer eerbied voor het eigen leven der jongeren, die nu tot hun recht kunnen komen in de vrije, vertrouwelijke verhouding die er is tusschen leerlingen en pre dikant: hun vragen zijn dikwijls leiddraad voor de behandeling der onderwerpen. Vandaar is catechisatie niet slechts godsdienst-onderwijs, al is het dit óók. Op de catechisatie-uren komt naast de stof die gekend en dus onderwezen moet worden bovenal het leven tot zijn recht, met name het religieuse leven. Ongetwijfeld is er tegenwoordig voor de cate chisatie weer meer belangstelling bij ouders en bij jongeren dan voorheen. De algemeene religieuse herleving, de behoefte om van den bijbel, van godsdienst in het algemeen meer te weten is hiervoor een verklaring. Maar, naar ik hoop en geloof, ook de moderne opvatting van catechisatie onder de predikanten. De bij namen gaan slijten, het oordeel wijzigt zich. Catechisatie-uren zijn meer en meer uren, waarin een club jongens en meisjes bijeen is in vrijheid, onder leiding van een predikant, die daarin zijn vreugde heeft. Vandaar dat er ge meenschap is, vandaar dat orde houden bijv. overbodig is, vandaar dat de gezonde geestelijke groei der jongeren meer en meer mogelijk wordt. Nu wil ik niet en kan ik niet ideahseeren. De catechisaties beantwoorden nog geenszins voldoende aan hun doel. Zeide ik dit, dan zou men mij dadelijk de uitspraak van prof. Casimir tegenwerpen, die tien jaar geleden zeide dat het godsdienstonderwijs, wat de methodiek betreft, 100 jaar achter was ! En ik zou niet willen be weren dat wij die 100 jaar in de laatste 10 jaar ingehaald hadden. Al is deze geruchtmakende uitspraak overdreven geweest (een overdrijving uit liefde geboren) vele catechisaties blijven ver beneden de eischen die er aan te stellen zijn en t.o.v. de methode heerscht nog in menig opzicht een chaos. Maar de laatste 10 jaren is toch veel gewerkt, niet het minst onder de vrijzinnigen, aan ver betering van dit alles. De catechetiek, de theorie van de godsdienstige opvoeding en ontwikkeling, min of meer een technisch vak dus, heeft de bij zondere aandacht. Nu is het zeker waar, dat cate chisatie geven in bepaalden zin een kunst is, en het dus bovenal van den persoon van den predikant afhangt of hij het kan of niet. Maar zooals bij alle kunst is bestudeering van de theorie eisch. Om maar iets te noemen: psychologisch en paedagogisch inzicht, bezinning op de me thode, kennisname van de meening van anderen, is noodig en zal door de verhelderingen de bewust wording die er het gevolg van zijn, de intuïtie van den catecheet verdiepen en versterken. Daarom is de belangstelling, die er allerwege voor de catechetiek groeit, verheugend. Een enkel teeken ervan noem ik. In 1918 gaf de commissie tot organisatie van het godsdienstonderwijs, door den Protestanten bond ingesteld, een rapport uit over een enquête, welk rapport vooral waarde heeft t.o.v. leerstof en leermiddelen. Het oprichten van een tijdschrift Ons godsdienstonderwijs" volgde. En 28?30 Juni zal in de school voor Wijsbegeerte te Amers foort een congres voor godsdienstonderwijs ge houden warden door den Protestantenbond, waarop vooraanstaande mannen en vrouwen over godsdienstpsychologie, godsdienstpaedagogiek, leerstof en leermiddelen zuilen spreken. Aan dit congres is een belangrijke tentoonstelling verbonden. Dit alles spreekt van leven en groei. Al is er in ons land wel veel geschreven over catechese, een zelfstandige, Hollandsche cate chetiek was er tot heden niet. Wij moesten het met buitenlandsche doen, waaronder bijv. R. Kabisch Wie lehren wir Religion?" Eenige maanden geleden is nu een Nederlandsche cate chetiek verschenen van prof. A. van Veldhuizen 1) Deze, aan de Groene" toegezonden en eigenlijk aanleiding tot dit artikel, geeft blijk van grcote FONGERS 1925 GULDEN Eigen filialen AMSTERDAM, Nassauk. 500; ROTTERDAM, Kipstraat 81; 's-GRAVENHAGE, Spui 45 en Schuitstr. 121; UTRECHT, Oude Gracht 214; ARNHEM, LEIDEN, MIDDELBURG, GRONINGEN. kennis van zaken getuige ook de litteratuurlijsten, die bijna de helft van het boek zijn geworden. Ze is leerrijk en behandelt op gemoedelijker!,soms vaderlijken toon vele onderwerpen. Niet zelden worden zelfs vermakelijke bijzonderheden verteld. Maar al heeft dit boek veel verdiensten, en zijn er veel gegevens in verwerkt, toch is liet geen moderne catechetiek. Dit ligt, meen ik, niet aan het bepaald, zij het gematigd, rechtzinnig stand punt van den schrijver. Want de tegenstelling orthodox-modern is minder belangrijk voor een boek als dit dan de tegenstelling die bezig is er voor in plaats te komen: antiek-modern. Mij lijkt echter deze catechetiek te weinig modern, zonder daarom antiek te zijn. Dat het een typisch kerke lijke catechetiek is, is, gegeven 't standpunt van den schrijver, te begrijpen. Dat het geen organisch, levend boek geworden is,is wellichtte verklaren uit den opzet het wil een oriënteerend leerboek zijn. Maar was het daarom noodig dat zoo weinig in dringend de groote vragen die de catecheten van dezen tijd bezig houden, behandeld werden? Ik mis te zeer den modernen geest, de ontvan kelijkheid voor moderne ideeën, d.w.z. aanslui ting bij de geestelijke behoeften en vormen van onzen tijd. Deze is niet afwezig maar komt niet genoeg tot uiting. En dit is toch, voor vruchtbaren arbeid aan jonge menschen, geboden. Prof. van Veldhuizen is waarlijk niet te ver gelijken met den predikant, die op een examen den candidaat vragende welke godsdiensten er zijn, schrok toen deze een heele reeks begon te noemen. Hij interrumpeerde en zeide: maar mijnheer, er zijn drie godsdiensten: Jodendom, Christendom en Hcidendcm". Maar waarom schenkt prof. van Veldhuizen geen aandacht aan de zgn. vreemde godsdiensten, als onderdeel der catechese? Waarom wij; t hij er niet op dat 't heel belangrijk, m.i. bepaald noodig is, nut de leerlingen de tegenwoordige geestelijke stroomingen uitgebreid te behandelen? Zijn gehcele catechetiek rekent te weinig met intellcctueele jongeren en hun behoeften, die van dezen tijd zijn. Ook vind ik bedenkelijke beschouwingen in zijn boek. Om een greep te doen: over kinderreligie sprekende, zegt hij dat op het derde jaar het kind de handjes gaat vouwen, de oogen sluiten tijdens het huiselijk gebed en vatbaar wordt voor bijbelsche platen. Het 4e en 5e jaar kan tot religieuse handelingen leiden, al is het bidden egoïstisch, het grondbesef niet diep. Er is reeds plaats voor geloof aan God als Schepper, aan zijn heiligheid, liefde en genade. Van het 5e tot het 6e jaar kan het geloof stelliger worden.... Is dit alles waar? Is deze beschouwing juist? Wordt zoo de kinderziel geen geweld aangedaan, inplaats van met eerbied te wachten tot een vraag bijv. ons er toe brengt te Wekken waj sluimert? Terecht om een ander voorbeeld te noemen wijst de schrijver den predikant op de nood zakelijkheid zich voor te bereiden voor de cate chisatie. Maar wat moeten wij denken van zijn raad aan den catecheet, zijn leerplan zóó te maken dat hij op alle uren in n week hetzelfde onderwerp behandelt, Joseph, Mozes, ofCorinthe? Dan beheerscht hij het onderwerp zou hij het onder werp en de behandeling er van niet veeleer vermoorden? Welke mensch behoudt zijn frischheid als hij bijv. 18 uren in n week hetzelfde vertelt en bespreekt ! Ik ga-niet voort. Met een enkel woord wilde ik slechts aanduiden, dat van dit overigens knappe boek, te weinig lan vital, te weinig stuwkracht en vernieuwende geest uitgaat. En van een catechetiek in onzen tijd mogen wij dit verwachten. Professor van Veldhuizen's boek stelt te leur en laat onvoldaan. Te sterker, mis schien, naar mate onze liefde en roeping voor catechisatie, ons geloof er in, onze drang om ze tot levend, scheppend werk te maken,grooter is. 1) Catechetiek" door Prof. A. van Veld huizen, Hoogleeraar van wege de Ned. Herv. Kerk te Groningen. 259 bldz. J. B.^Wolters, Groningen, den Haag. 1925.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl