De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 27 juni pagina 4

27 juni 1925 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2507 Vraagt steeds VAN OUDS HET BESTE MERK DE MEKKA-REIS VAN RADEN ADIPATTI ARIA WIRANATAKOESOEMA door MR. H. G. K o s T E R Liever Turksch dan Paapsch," zóó zeiden onze voorouders en Turksch beduidde dan natuurlijk Mohammedaansch. Zijn godsdienst is mij onverschillig, al was hij ....'. .een Mohammedaan," zóó zegt de moderne Nederlander in zelfgenoegzaam liberalisme. Mohammedaan-zijn is in de kinderlijke on doordachtheid onzer landgenooten altijd het hoogtepunt geweest van buiten-issige ongepast heid. Vandaar dat de Nederlander, die hetzij in de Levant, in Voor-Indiëof ook in Insulinde in aanraking komt met Mohammedanen ten zeer ste verwonderd is. Immers hij was voorbereid op een ontmoeting met sombere, domme fanatici, vol van kinderachtig bijgeloof, omwaasd met een weinig 1001-nacht-romantiek; in plaats daarvan treft hij aan helder oordeel, eerlijke diepe vroom heid, vast geloof zonder een zweem van huiche larij of gefemel. Bekend is de groote waardee ring, die wijlen Dr. A. Kuyper kreeg voor den Is lam, toen hij op zijn reis in het naburig oosten vele kundige en godvruchtige Islamieten had leeren kennen: een waardeering, in zijn reisverhaal Om de oude wereldzee" en in Pro Rege" ruiterlijk uitgesproken. Wie steeds te huis blijft, vindt weinig gelegenheid open en vrij met Islamieten over hun godsdienst te spreken. De hier wonende ontwikkelde Mohammedanen zijn meest studeerende Indiërs, die van den Islam yaak heel weinig weten of, voorzoover zij hun religie dieper hebben doorleefd, meestal te schuchter en te gesloten zijn om met westerlingen daarover ongedwongen van gedachten te wisselen. Daarom is het een , zeldzaam voorrecht, dat een geloovig en beschaafd Mohammedaan, die de Nederlandsche taal uit nemend beheerscht, Raden Adipatti Aria Wiranatakoesoema, Regent van Bandoeng, een boekje geschreven heeft, waarin hij tot ons wil spreken ?over het heiligste dat er leeft in de ziel van den Moslim 1). De tekst van dit boekje, welke als feuilleton in De Preangerbode" verschenen is, werd eenigszins omgewerkt door den heer O. A. van Bovene, waarschijnlijk om enkele taaloneffenheden weg te nemen en aan te vullen, waar het Nederlandsch schrijftalent van den Raden Adipatti te kort schoot. Ik betreur die correctie en had den beminnelijken Soendaneeschen edelman gaarne alle spraakkunstige feilen vergeven, terwilie van de dan wellicht nog grootere frischheid en ongedwongenheid van den stijl. Gelukkig is er geen reden tot klagen en ik zou geen enkele blad zijde vermogen aan te wijzen, waar de correctie van den heer van Bovene de spontane frischheid zou hebben besmet. Ziet, er verschijnen zoo veel boeken en boekjes over Indië. Sommige rieken naar duffe ambtelijke dossiers en antecedenten"; andere brengen societeits- of klamboe-verhalen; weer andere nuttige of onnuttige eigen-wijsheid en remedies tegen allerhand Indische euvelen. Slechts zelden spoelt met dien Indischen litteratuurvloed een parelschelpje aan. Maar zulk een irisceerend, fascineerend parelschelpje is nu toch waarlijk dit reisdagboek van Adipatti Aria Wiranatakoesoema. Men weet, dat de godsdienst van den Islam, neergelegd'door den profeet Mohammed in een voor heilig gehouden boek (Koran), op een vijftal fun damenten heet te rusten: l o de geloofsbelijdenis, 2o het gebed, 3o het vasten, 4o het geven van aal moezen, 5o de bedevaart (naar Mekka) of hadsj." Als bekend mag mede worden voorondersteld, dat door millioenen inwoners van onzen archipel de Islam beleden wordt en dat vooral de bede vaart als een zeer dringende plicht wordt be schouwd. Jaarlijks trekken honderden pelgrims uit het eilandenrijk daarginds naar de heilige stad van het Mohammedanisme, naar Mekka. Ook de schrijver van ons boekje heeft deze bedevaart gemaakt en zijn indrukken en erva ringen in een elftal hoodfstukken weergegeven. Gelijk gezegd, heeft hij dit gedaan van religi eus standpunt, doch nergens is hij kwetsend voor Christenen of Joden. Met verwonderlijke eerlijk heid verklaart reeds de schrijver op de eerste bladzij, dat de Mekka-yaart van vele Indonesiërs eerder een gevaarlijk misbruik is dan een heilzaam of vroom ''cbruik. Na de algemeene inleiding vangt het reisver haal aan. Beginpunt: Bandoeng. Eindpunt: Mekka en Medina. Hoewel de Regent eerst van plan was zulks meer overeenkomstig zijn stand per mailschip naar Suez te reizen en vandaar naar Mekka, heeft hij toch de reis gemaakt met de Soerakarta, die 1100 andere pelgrims uit alle rangen en standen der inlandsche samenleving naar de heilige steden brengen zou. Deze manier van reizen maakt het verhaal dubbel belangwek kend: wij hooren nu hoe het op die pelgrimschepen toegaat. Er zweeft iets bekorends en toch iets benauwend-tragisch om zulk een schip, dat soms een waar schip des doods is. Het heeft het beklem mende van de sage van den Vliegenden Hollan der; voortdurend klinkt het eentonig gezoem der gebeden, dat zich vermengt met het eindeloos lied van de golven. Voortdurend nemen die golven de lijken op van de pelgrims, die in donkere, be nauwde ruimten saamgepakt, geteisterd worden door ziekte en dood. De kapitein stelde onzen Regent aan tot hoofd over alle pelgrims en allen, ook de niet-Soendaneezen en de niet-Javanen, gehoorzaamden hem; het volk noemde hem zelfs Radja Bandoeng" (de vorst van Bandoeng). De regent sprak dagelijks zijn nieuwe onderdanen toe in de landstalen, overal bemoedigend, waar schuwend, troostend. Telkens is hij tot tranen toe ontroerd door het leed dezer ongelukkigen, die zeeziek, bezwijmd van hitte, biddend bijeen zijn in het duistere ingewand van het schip. Ik zou hier gaarne een overzicht geven van de geheele beschrijving der Mekka-route, doch dit is onmo gelijk. De kleine zinnetjes van dit proza zijn zóó vol van zuiver weergegeven sensaties, dat men bij uitwerking daarvan, bladzij na bladzij zou kunnen vullen. Sommige van die zinnetjes zouden kun nen inspireeren tot een gedicht, andere tot een novelle, nog andere tot een preek misschien. En zoo pretentie-loos, zoo kinderlijk is alles neer geschreven ! Visionair-helder zijn de schilderingen der heilige plaatsen, van de Kaaba (de heilige zwarte steen), van de bron Zam-Zam. Welk een scherp waarnemer is deze Nederlandsch schrij vende Soendanees ! Als ge zijn bezoek bij Hoessein, den Koning van de Hedsjas gelezen hebt, dan schijnt het u alsof ge zelf bij den nieuwbakken vorst op audiëntie waart geweest. Leest ge de tochten per" kameel, dan ruikt ge den scherpen geur van het kameelhaar en het woestijnzand prikkelt u in den neus. Met welk een fijne ironie weet hij kleine lompheidjes van Europeanen voor bij te gaan, zoo het geval met den in slaap geval len scheepjdokter op blz. 88. Hoe ontroerend is zijn liefde voor de kinderen, die met de fanatieke ouders meegesleept worden ter bedevaart. Edele verontwaardiging grijpt hem aan als hij een dweepzieke Arabische moeder tot haar kind hoort zeg gen: je zou beter doen te sterven dan zoo te schreien." Ja, alle kleinen en geringen neemt Radja Bandoeng" onder zijn hoede: een Makassaar, die aan boord door hitte en godsdienstige overspanning waanzinnig wordt, klemt zich aan hem vast, steun zoekend tegen denkbeeldige ver volgers. En nergens laat de hulpvaardige man zich op iets voorstaan; hoewel ieder hem eert en hem zoowel van Nederlandsche zijde als van den Ko ning der Hedsjas alle waardeering en voorko mendheid te beurt valt, beschouwt hij dit als een groote genade, die hem zoo klein tegenover Allah door Dezen geschonken wordt; en als hij Mekka naderend, zich zelf in het witte boetekleed der zondaren (het zoogenaamd Ihmamkleed) ziet, stroomen de tranen hem langs de wangen. Aan het reisverhaal, keurig verlucht met kleine foto's, is een aanhangsel toegevoegd, dat een kort overzicht geeft van de hoofdwaarheden des Islams; enkele Koran-teksten zijn er in opgenomen en ook de vertalingen van de gebeden Fatihah" en Koeihoe." De schrijver, die in den volsten zin des woords een man van smaak is, heeft hier en daar ook de Fransche vertaling van de Fatihah ingelascht, zooals deze voorkomt in het bekende boek van Soulhy, Pélérinage a la Mecque"; inderdaad klinkt die rythmische Fransche ver taling zeer schoon. Toen ik dit fraaie leerzame boekje had uitge lezen, bleef ik een oogenblik in gepeins. Waar had ik dit alles meer gehoord? Wie was het, die óók zoo eenvoudig wist te vertellen van moei zame, bange tochten? Wie kon óók zoo kinderlijk juichen om helder water of om de zee? Opeens vond ik het antwoord: de schrijfwijze van den Raden Adipatti is verwant aan die van Xenophon. Het is de zelfde trouwhartige, simpele en toch echt mannelijke toon. Persoonlijk ken ik den Regent van Bandoeng niet, maar er moet i|ets in zijn ziel zijn, dat verwant is aan den geest van den dapperen aanvoerder der tienduizend"; zijn Mekka-reis is een Mohammedaansche Anabasis. GEMEENTEFILMS door Mr. G. H. A R N H A R D T Jr. (Marley tot Scrooge: Mankind was my duty"). In 1923 pleitte ik in de Groene voor het laten maken van overheidsfilms, en ziet, nog geen twee jaar later stellen B. en W. van Amsterdam den Raad voor, gemeentefilms te laten maken. Edoch: post hoc is nog niet propter hoc; het voorstel komt wel na mijn aanbeveling, maar is het daar nu ook een gevolg van? Ik zou het niet gaarne beweren. Hoe het zij, de films zijn op komst, al zijn ze voorloopig alleen bestemd om op congressen en tentoonstellingen te laten zien wat we al hebben bereikt op het gebied van woningbouw, zuigelin genbescherming, waschinrichtingen enz. enz. 't Worden dus propagandamiddelen voor de uit wendige zending", die daarnaast een bescheiden rol zullen spelen bij cursussen e.d. Het groote publiek wordt er dus nog buiten ge houden, terwijl het toch zoo nuttig is dat de goed willende belastingbetaler ziet waaraaan zijn duiten worden besteed, en het nog beter is dat recalci trante contribuabelen zich leeren schamen dat zij zich aan den plicht onttrekken, te offeren voor het bevordeffen van onze cultuur. Enfin, op de eerste schrede volgt allicht een tweede. Deze moet bestaan in het filmen van al wat we nog niet verbeterd hebben, 'n soort propaganda voor inwendige zending". B.v. opnamen van krot woningen als deze: de kelder staat blank, hierin slapen de ouders en staat de faecaliënemmer. In de eenige kamer slapen 3 jongens (6?9 jaar) in n smalle en korte bedstede, op 'n stoelenbed slaapt zus. Alles is miserabel en vochtig Wat dunkt u van duidelijke opnamen van wand luizen en vlooien die zich ijverig langs de muren bewegen? Van smalle, levensgevaarlijk uitgesleten donkere trappen (zonder leuning) waar zwangere vrouwen haar hals dreigen te breken? Van druipen de faecaliën en lekkende goten, van rotte veranda's en vloeren? Denkt ge dat ik overdrijf? Dan denkt ge helaas glad verkeerd. Waar is de gezagsdrager die onze Koningin vraagt, smeekt desnoods, die krotten en sloppen te bezichtigen onder bevoegde leiding? Wie durft? Wie zal onze Landsvrouwe vuns Amsterdam toonen? Nietwaar, wij kennen het wondere lied dat haar beginselverklaring bevat: Oorlof, mijn arme schapen Die zijt in grooten nood, Uw herder zal niet slapen En zou het niet een aardige rolprent zijn, eenige vrouwen die in de stadsgracht emmers uit spoelen, die zij zoo juist in faccaliënwagens hebben leeggestort? Niet overal heeft onze stad privaten. We leven ook maar pas in 1925 ! Lezer, ik heb eens een vrouw met een vollen drekemmer zien vallen.... Onder allerlei leuzen wordt belastingverlaging gevraagd, o.a. onder de leuze dat kapitaalsvernie tiging plaats heeft. Wie kinderen en volwassenen aan t. b. c. en andere nare ziekten ziet verkwijnen, vraagt zich af of hier niet veel mér kapitaal ver nietigd wordt ! Zoolang wij nog geen excursies houden in onze rotbüurten (b.v. onder leiding van leden van de Gezondheidscommissie) zullen we 't met films moeten doen. Niet alleen om te toonen wat we al hebben be reikt, maar vooral om scherp en letterlijk voor oogen te stellen wat nog niet bereikt is. Afdraaien voor iedereen in alle bioscopen. De explicatie zal zoo noodig van gemeentewege kunnen worden ge geven. Als algemeen doordringt hoeveel er nog gedaan moet worden, en hoe fnuikend wachten is voor de misdeelden, dan zal wellicht het gevolg zijn dat de koorden van de beurzen minder strak aange haald blijven. Dan zal er hier en daar allicht ook minder worden gepraat, getwist, overwogen, be keken, bepraeadviesd en gestelseld, en meer worden gedaan. Als de Senaat te lang delibereert, gaat Saguntum intusschen ten onder. In sociale aangelegenheden is constateeren gelijk aan pleiten. Het oog van de camera constateert scherp, de film zal krachtig pleiten. Moge, wederom binnen twee jaren, de Groene constateeren dat, ditmaal propter hoc, de hierbedoelde films overal draaien en een krachtige uitwerking hebben ! MUZIEKHANDEL IJPIANO'S l > J VLEUGELS A" 18.35 D U DAUR D Tel. 443 Acktirlt.Fitter4 "? nMnn UTRECHT 1) Mijn Reis naar Mekka; naar het dagboek van den Regent van Bandoeng Raden Adipatti Aria Wiranatakoesoema, door G. A. van Bovene. Uitgave N. V. Mij. Vorkink, Bandoeng. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl