Historisch Archief 1877-1940
No. 2507
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
GRONINGEN ONDER KAREL
VAN GELDER 1)
KOORTSVLEKKEN
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
Het is geen gemakkelijk onderwerp, dat dr. K.
Huizenga zich voor zijn proefschrift heeft gekozen,
?de geschiedenis van Groningen en de Ommelanden
onder de heerschappij van Karel van Gelder.
Intusschen zit de moeilijkheid minder in den toe
stand der bronnen dan in de uitbeelding van de
stof. Er zijn heel wat gegevens in onze archieven
over deze periode van overgang bewaard; er is
ook reeds allerlei gepubliceerd, zoo heeft reeds
jaren geleden Blok de rekeningen der stad Gro
ningen, voor zoover zij uit dezen tijd zijn bewaard,
uitgegeven. En dan hebben zeer veel tijdgenooten
hun bevindingen over deze veelbewogen periode
te boek gesteld. De kroniek van Sicke Benninge
is voor deze tijden een niet hoog genoeg te waar
deeren bron voor de geschiedenis der stad Gronin
gen, die voor een deel zijn eigen historie was.
Het is waar, Benninge Was lang niet onpartijdig;
hij was ook te veel bij de democratische woelingen
betrokken om deze dingen geheel objectief te zien
en te beschrijven. Maar met eenige tempering
van zijn soms wat fel gekleurde voorstelling der
gildenheerschappij kan men de historische waar
heid toch wel achterhalen.
De moeilijkheid van deze periode ligt in de
weerbarstigheid van de ? historische stof zelf.
Het was een periode van overgang op ieder gebied,
die beginnende zestiende eeuw in het noorden
van ons land. Niemand kon zeggen, wat uit dien
chaos van tegenstrevende elementen en botsende
belangen kon voortkomen. Alles liep daar door
en over elkander; een geestelijke, staatkundi
ge en economische verwarring, waarin alleen ten
slotte de opneming in de monarchie van Karel V
rust kon brengen. Eigenlijk was het dit alleen,
wat men verlangde, rust en orde, veiligheid en
vrijheid; dat alles in meerdere of mindere mate
kon ten slotte alleen de monarchie der Bourgon
diërs geven.
In den aanvang waren er nog andere mogelijk
heden geweest. De vorming van een grooten
Frieschen staat scheen omstreeks 1500 niet on
mogelijk. Maar ongelukkig werd er van twee zijden
tegelijk een poging toe gedaan, van het westen
uit door Albrecht en na hem door George van
Saksen, van het oosten uit door Edzard van
Oost-Friesland. Beide pogingen mislukten, door
dat beide op elkander botsten en bovendien op
de stad Groningen. Want deze machtige stad,
wier heerschappij over de Ommelanden in 1500
was voltooid en geconsolideerd, weigerde zich
te onderwerpen zoowel aan Albrecht als aan Edzard.
Om zich voor de Saksers te bewaren haalde zij
in 1506 Edzard in. Maar ook Edzard kon Gronin
gen niet afdoende verdedigen; daarom riep de
stad in 1514 de hulp in van hertog Karel van Gelder.
Daarmede was de oriënteering een geheel andere
geworden. Van een Frieschen staat kon geen
sprake meer zijn; de mogelijkheid bestond toen
nog van een Gelderschen of liever van een
OostNederlandschen staat.
Maar ook die poging is mislukt; die mislukking
wordt in het boek van Dr. Huizenga beschreven.
Die mislukking moet vooral hieraan worden
toegeschreven, dat Karel van Gelder en de stad
Groningen niet tot hartelijke samenwerking
konden komen, omdat zij beide iets geheel anders
wilden en bedoelden. Karel wilde Groningen
maken tot zijn voorpoort tegen Friesland, dat
Karel V sedert 1515 gedeeltelijk, sedert 1524 geheel
bezat. De stad wilde niets anders dan hand
having van haar machtspositie in het noorden,
met name in en tegenover de Ommelanden. Beider
belangen konden, maar behoefden niet samen
te gaan; in ieder geval was er zeer veel politiek
beleid en takt noodig om die belangen in balans
te houden. Beleid had Karel van Gelder wel.
Maar hij kende blijkbaar de verhoudingen in
Groningen minder goed; ook werd hij hier niet
al te goed gediend. Zijn stadhouder, Jasper van
Marwijck, bracht zelfs de gilden tegen de
stadsregeering in beweging; er ontstond een demo
cratische beweging, die een onmiskenbaar symp
toom was van staatkundige verwarring en politieke
ontbinding. Men behoeft in dezen waarlijk niet
alleen af te gaan op het smalende oordeel van
Sicke Benninge over de schoenmakers en barbiers
die zich in deze dagen in de regeering indrongen.
Het is ook overigens wel duidelijk, dat die stede
lijke democratie een voorbijgaand verschijnsel
was in een periode van overgang. In 1528 is de
zaak eigenlijk al beslist, als het Sticht in de
handen van Karel V valt; dan wordt meteen de
verbinding tusschen Gelderland en Groningen
verbroken. Dan dringt's Keizers veldheer Schenck
van Tautenburg steeds verder naar het noorden
1) K- HUIZENGA. Groningen en de Ommelanden
«nder de heerschap pij van Karel van Gelder. (1514
1536). Groningen, Den Haag, J. B. Wolters,
U. M. 1925. Groningsche dissertatie.
DE CHIRURGIJN: HM! 40.2! Zou MISSCHIEN EEN KLEINE ADERLATING....?'
op; het einde is, dat Stad en Lande zich in 1536
aan Karel V onderwerpen.
Die periode van overgang was het onderwerp
van dr. Huizenga's onderzoek. Dat onderzoek
is afdoende geweest; verzameld en geschift is
hetgeen was te vinden op zeer verschillende
plaatsen. In zooverre is deze arbeid dus geslaagd.
Minder goed is de uitbeelding van dit tijdvak
geworden. De verwarring, die in deze periode
onmiskenbaar is, heeft zich ook aan het geschied
verhaal medegedeeld. De afzonderlijke feiten zijn
wel goed en behoorlijk gerangschikt en verteld,
maar groote lijnen worden niet getrokken en
een geheel is dat alles niet geworden. Dat is te
betreuren, maar ook weer zeer goed te verklaren.
Er is een hoogere stijlkunst voor noodig om zulk
een verwarde periode ten volle recht te doen.
En zulk een hoogere stijlkunst is van een docto
randus nu eenmaal niet te eischen.
H. BRUGMANS
HET SCHOONE BOEK"
Tentoonstelling bij Kemink en Zoon, Utrecht.
Het Schoone boek! Hoe betrekkelijk kort is
het nog maar dat daarvan werkelijk gespro
ken kan worden. De belangstelling er voor da
teert pas van omtrent 1890. Toen brachten de
leerstellingen van William Morris het ontwaken
uit de tot dusver heerschende apathie, maakten
een einde aan een tijdperk van volslagen onver
schilligheid, waarin stuurlooze stijlloosheid hoogtij
vierde. De invloed van Morris deed zich in ons
land in 1893 gelden; toen werden hier de eerste
pogingen gedaan om weer zorg te besteden aan
het uiterlijk van het boek. Eén der' eerste resul
taten daarvan is het op deze tentoonstelling aan
wezige volumineusejMek Gijsbregt^van Amstel"
iuitg. de Erven Bohn. Enschedéte Haarlem bracht
n dien zelfden tijd de vertaling van Walter
Craine's Kunst en samenleving" door Jan Veth.
Van een in allen deele goed verzorgd boek kan
hier nochtans geen sprake zijn. Het zou nog een
aantal jaren duren, eer daarvan met eenig recht
gesproken kon worden. Dat was eerst in 1910;
aan den amateur" Mr. J. F. van Royen komt de
eer toe in dezen de pionier te zijn geweest n.,1.
door zijn stichting van De Zilverdistel." Ensched
drukte voor hem de eerste uitgave : P. N. van Eyk's
Worstelingen." Deze, en de daarop eerstvolgende
Zi!verdistel"-uitgaven werden nog gezet in
mooie lettertypen uit de 17e en 18e eeuw. Spoedig
echter kwam de samenwerking met S.M. de Roos;
de verdere uitgaven verschenen in diens
Hollandsche Mediaeval."
Mr. van Royen had voldoening van zijn werk,
de belangstelling voor Het schoone boek" was
nu gewekt.
Wie een overzicht wil krijgen van de producten
die aanspraak maken op vermelding onder Het
schoone boek" aanvaarde de pélerinage" naar
deze keur-tentoonstelling. Maar hij keere niet naar
huis, alvorens ook den blik te hebben laten gaan
over het milieu, waarin hier al dit schoons een
onderkomen vond.
Dit gebouw met inhoud" is wel een zeer ver
heugend specimen van den bloei onzer
hedendaagsche togepaste kunsten, een geheel dat den leek
bekoort, en dat den kunst-ambachtelijke aanspoort
tot werklust en steeds hernieuwde liefde voor zijn
werk. W VBO MEYER
OOKT FREP: J PQESKE
ZANDBLAD - SIGAREN 8 enIO c+s