Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2508
Teekening voor ,.de Groene Amsterdammer" door
F. Bobeldijk
IN MEMORIAM JAN VETH
18 Mei 1864?1 Juli 1925.
door Prof. Dr. W. MARTIN
Dat de schrikkelijke Dood ons Jan Veth zóó
spoedig zou ontrukken, wie had het gedacht?
Wie heeft ook maar n oogenblik gerekend met
?de mogelijkheid, dat deze flinke, doortastende,
ongeloofelijk werkzame en oogenschijnlijk zoo
gezonde man, opeens zou worden onttrokken aan
zijn arbeid als kunstenaar en als man van de
samenleving? Want Veth was, gelijk geen tweede,
beide tegelijk. Hij kon 't soms, in een vergadering,
200 ter snede zeggen wanneer men hem verzocht,
het een of ander speciale werk mee op zich te
nemen: U vergeet dat ik eigenlijk schilder
ben en dat ik ook wel iets van rnijn tijd beschikbaar
moet houden voor w'at van huis uit mijn werk is."
En dan werden wij ons Weer bewust, dat deze
figuur, die elke bijeenkomst beheerschte en naar
wien altijd moest worden geluisterd, tevens was
de ongelooflijk rake portrettist, de man wiens
.Serie Bekende Tijdgenooten in dit Weekblad en
later in de Kroniek ons reeds in onze jonge jaren
boeiden, de portrettist bij uitnemendheid van onze
intellectueelen (gelijk een criticus hem ons heeft
:genoemd), de kunstenaar die onder de allerbesten
van zijn tijd eene der eerste plaatsen innam:
portretschilder van internationale bekendheid, die
niet alleen hier te lande maar ook in het buiten
land, met name Duitschiand, veel te doen had,
téveel vaak zelfs.
Over Veth's beteekenis als schilder, die wij
allen kennen, wil ik hier niet schrijven. Dit zij
.aan bevoegder en beter versneden pen toe
vertrouwd. In dit korte woord zij echter tevens
herdacht, de begaafde, felle en daardoor gevreesde
criticus, de analytische beschrijver onzer Haagsche
schilderschool (Israëls, de Marissen) de vooral
door zijn boek over Rembrandt populair geworden
schrijver over onze ond-Hollandsche meesters,
?de hartstochtelijke strijder voor ons stedenschoon,
?de vooral in de jaren der Kroniek onovertroffen
schrijver over de kunstbelangen van zijn tijd, de
in de laatste jaren als een der adviseurs van onze
Regeering invloedrijke geest, van wiens ideeën
?over onze musea van geschiedenis en kunst men
?de duidelijke sporen vindt in de reorganisaties,
die thans plaats grijpen.
In het rustige atelier en de andere stille plaatsen
waar hij zijn portretten schiep, was hij de voor
.zich zelven critische, psychologisch analyseerende
kunstenaar-schilder; naar buiten was hij de in
grijpende, fel critiseerende, anderen prikkelende
strijder voor wat ik zou willen noemen onze
nationaal-aesthetische belangen.
Als criticus in de Kroniek, als lid van tal van
.besturen, later ais redacteur van de Gids, en als
lid van de Commissie van Advies inzake de Rijks
musea, heeft hij socialen arbeid verricht, die voor
?dezen tijd van het grootste gewicht is geweest
en waarvan zelfs een groot deel blijvende waarde
heeft.
Nederl. Munt
Holtand* bomt o W oonta
Wat hij als schrijver was, wij weten het allen.
Zijn Hollandsche Teekenaars", zijn Portret
studies en Silhouetten", zijn Streifzüge eines
Hollandischen Malers", zijn even druk gelezen
als zijn wekelijksche critieken hebben
smaakontwikkelend en -scherpend gewerkt. Onder zijn
gedichten, die eveneens meestal karakters en
stemmingen analyseeren, zijn er die ontroeren
gelijk zijn zwaar gebeten landschap-ets, vóór in
de eerste uitgave van van Eeden's Kleine Johannes.
In Jan Veth verliest zoowel de wereld onzer
kunstenaars als ook onze samenleving een hare r
krachtigste figuren.
Da Schrikkelijke Dood, wiens schamper-felle
nukken
Geen woud-reus wederstaat, kwam dezen geus
verslaan....
Zóó dichtte Veth bij den Dood van P. L. Tak.
Het zijn versregels die mede toepasselijk zijn op
deze markante figuur, te vroeg van ons gescheiden.
IN MEMORIAM JAN VETH
(1864?1925).
door A. PLASSCHAERT
Wanneer wij, bij den dood de persoonlijkheid
van Veth hebben te kenschetsen, dan hebben wij
ons bezig te houden met een schilder een schrijver
en iemand, die enkele verzen schreef. Natuurlijk
vindt ge in deze drie verdeelingen telkens de
zelfde trekken, maar ge vindt in ieder dezer
deelen toch een trek soms meer geaccentueerd
dan in een ander deel. Wanneer wij den schilder
Jan Veth hebben te bepalen, dan vinden wij
daar een realistisch portrettist, hoewel Veth,
niet zonder charme, in den beginne ook figuur
buiten heeft geschilderd.
Deze realistische portrettist was typisch uit
de Allebésche school; hij zocht dus in stof
uitdrukking zijn kracht en trachtte door de stof
heen het geestelijke en hetgeen de ziel heet te
benaderen. Veth, dat lag in zijn aard, heeft zich
getrokken gevoeld tot het intellectueele deel der
natie; hij heeft inderdaad een aantal der intel
lectueelen met graagte geschilderd. Deze schilde
rijen zijn niet dikwijls van een colorist, de kleur
was Veth's kracht niet, en het is niet te ontkennen
dat het Werk met de jaren minder werd. Maar
in Veth, die het verstand lief had met den ijver
van een Duitschen professor, was een \veekliartige
te vinden, voor wie verder ziet dan zijn lijfelijke
neus lang is. Ik heb geschreven, het is al lang
geleden, dat in Veth een sentimenteele was te
coiistateeren, nu en dan is dat ten minste te erkennen.
Ge vindt dezen sentimenteele in een werk als
de doodsklok luidt", waar een zinnelijke, uiter
lijke overdrijving de hoedanigheden " van het
gemoed vervangt. In enkele portretten, en daar
is de kleur onmiddellijk zuiverder dan elders,
is de teederlieid in Veth tot een zachte klare into
natie geworden; daar vindt ge zijn beste werk,
daar, waar hij op Holbein wou lijken, en waar
grijze blauwen een achtergrond zijn.
Het spreekt van zelf, dat Veth als schilder van
het verstand-hebbende deel van ons volk een
bepaalde positie moest verwerven; hij verwierf
dien; hij werd een der officieele portrettisten, die
in psychologie Haverman overwon, maar niet
in kleur.
II
Veth Was naast zijn schilderschap een kritikus,
en een essayist. De kritieken van Veth hebben mij
nooit bekoord, zij waren te veel
detail-naastmalkaar, en de meening was dikwijls onder te
veel vóór's en tegen's verborgen. Toch mochten
zij invloed hebben niet zoo zeer op de begaafden
als wel op de verstandelijken opnieuw. Ge zoudt
kunnen zeggen, dat Veth de plaats van den
kunstenaar heeft doen waardeeren bij hen, die
niet artistiek waren in den diepen zin. In de essays
vindt ge soms (in den laaatsten tijd) een beter
schrijver dan de portrettist toen was; ge vindt
er gevoelige opmerkingen naast sentimenteele en
verstandelijke, alles vereend tot een stijl, die eerder
de trots moest zijn van een schilder dan van
inderdaad een schrijver. Ge vindt er natuurlijk
den kunsthistoricus. "Dat is niet te verwonderen
bij een realist, portrettist uit de school van
Allebé. Veth bouwde de gezichten soms op uit
détails, in plaats van de détails af te leiden uit,
functies te maken van het geheel. Hij kon daar
door ook in een debat zoozeer een kunsthistoricus
zijn, dat in zulk debat met een kunsthistoricus
de andere schilder leek te zijn en hij de doctor,
met zooals ik zeide sentimenteele en gevoelige
buien. Hij schreef op deze wijs over M. Maris en
over Rembrandt. Maar hij was door zijn schrijven
ook nuttig. Deze burgerlijke, kundige Veth had
een generatie mee gemaakt (de generatie van Alle
bé); hij kon daar dus van vertellen (wat hij deed !)
hij had eerbied voor de Hagenaars; hij onder
zocht nauwkeurig van sommigen het begin van
hun werkzaamheid als schilder; hij kon daarvoor
PADOX HOUTBOUW
Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten
Levering in kortan tijd. Fabrieken Warmond
nog bij tijdgenooten immers gedeeltelijk terecht.
Veth heeft als schrijver in een voorzichtiger!,
soms zoeten, soms verzorgden stijl
wetenswaardigs gepubliceerd.
Deze schilder, dien de kunsthistorici zochten,
deze schilder, die begaafd met een maatschappelijke
diplomatie, zijn plaats handhaafde en zijn maat
schappelijk aanzien vergrootte; die schilder
genoeg bleef om nu en dan gul te genieten, moest,
dat lag in zijn aard en beschaving, zich ook
zetten tot het maken van verzen. Hij deed dit,
als alles, geschoold en wel, met toewijding, kunde
en bij wijlen met intonatie opnieuw, die ge in zijn
beste portretten (die der hem verwanten) vondt.
III
Hij, Vet h, was een eerbaar vertegenwoordiger van
een aantal hoedanigheden van den Hollandschen
aard; hij zal dus altijd een bepaalde waarde be
houden. Veth was met andere woorden een fat
soenlijk schilder en schrijver, en dat is wat
maar niet alles, en soms niet genoeg.
Paviljoen Vondelpark"
Tel. 24190-27595
Groote en kleine Zalen voor Déjeuners,
Diners, Soupers, Bals en Recepties
J ZOMERDIJK BUSSINK
Boekbespreking
Dr. HELLMUTH UNGER, Moederlegende. Een
modern mysteriespel in 5 bedrijven. Vert.
uit het Duitsch door Henri Dekking.
Amsterdam 1924. Mij. v. g. en g. lectuur.
Ik kan met dit gedramatiseerde sprookje niet
zoo erg dwepen. Ik noem het maar een gedrama
tiseerd sprookje, omdat die benaming den geest
van het werk nog het meest benadert. Een mo
dern mysteriespel" is het ongetwijfeld niet, hoe
de term mysteriespel, waarover in de litteratuur
al veel te doen geweest is, ook opgevat wordt.
Men kan het toch niet zoo noemen, alleen omdat de
stem van Onze-lieve-Heer er eventjes in voor
komt? Een mysteriespel in den zin van bijbelsch
of liturgisch spel kan het ook niet zijn, zoodat
mysterie" hier wel opgevat zal moeten worden in
den, inderdaad min of meer modernen zin van iets
heimelijks, onbegrijpelijks, bovennatuurlijks. En
het gaat vreemd genoeg toe in dit stuk: een moe
der, wier kind op sterven ligt, heeft van een zwer
ver, Niels, een sprookje gehoord van een andere
moeder, die, in hetzelfde geval verkeerend, naar
het laatste huis van de wereld trok, en daar den
Dood smeekte, om het leven van haar kind te
mogen behouden, wat de Dood had toegestaan.
Onmiddellijk besluit zij, te gaan; zij gelooft niet,
dat het maar een sprookje is. Reeds in dit eerste
tafereel komt de tweeslachtigheid van liet stuk
eigenaardig uit. De moederliefde in het drama
is volkomen realistisch; alle andere elementen zijn
die van een sprookje. Daardoor ontstond een dua
lisme, dat de schrijver tevergeefs met uiterlijke
tooneel-niiddelen tracht weg te werken. De moe
der, aangekomen in het laatste huis van de wereld,
waar de levenskaarsen branden der menschen,
verwisselt de kaars, die het leven van haar kind
beteekent, met een veel grootere; dat blijkt de
levenskaars van den zwerver Nitls te zijn. De
Dood wil of kan hem niet anders redden, dan
wanneer n mensen op de wereld het liefste
wat hij bezit, geeft aan den Dood. Wanneer de
moeder na haar vruchteloozen zwerftocht dooi
de wereld want niemand wil haar het liefste
wat hij heeft, afstaan terugkomt, kan zij het
leven van Niels alleen nog redden, door haar kind
op te offeren. En als zij tot dit offer besloten heeft,
klinkt de stem van boven: gered".
Er zijn wel tooneelen, die bewijzen dat de schrij
ver talent heeft. Maarals geheel is het niet geslaagd.
Daarvoor is er te weinig harmonie in. De realiteit
plompt hier in de atmosfeer van het sprookje als
een steen in een stillen vijver, waarbij nog op
gemerkt moet worden, dat de sprookjesmotieven
van het stuk allerminst oorspronkelijk zijn.
Het Nederlandsen van Dekking is uitmuntend.
H E K M A N M I D D E N D O R p
DEBESTE VARINAS
verkrijgbaar a [80)" p.half ons pakje