De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 11 juli pagina 13

11 juli 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

ROMANO GUARNIERI door ELLEN FOREST Eerst even zeggen, dat ik nooit deel heb uit gemaakt van eenige bewonderende horde, noch rond Bremmer, noch rond Guarnieri, Anny Besant, Steiner of eenigen anderen profeet. Et voila ! Een grauwe dag! Mist, regen, mieserigheid overal. We gaan een restaurant binnen Wat? Ja werkelijk, Ouarnieri. Hoe lang is dat nu, dat We elkaar kennen? Achttien jaar? Hij was toen een elegante jongeling met klassiek voorhoofd en oogen, ravenzwart ]iaar en een profiel van 'n zeventiende-eeuwsche Florentijnsche medaille. Dat was in Den Haag, waar hij hard werkte en studeerde en waar hij vooral was de apostel van een vergeten en te weinig bekend Italia. Wij Hollanders, als we met dankbaarheid den ken aan wat we aan de Latijnsche cultuur te dan ken hebben, zien meestal alleen naar Frankrijk en vergeten te gemakkelijk, dat de werkelijke bakermat onzer cultuur Zuidelijker ligt.... Dat oude Latium, waarvan we helaas te weinig "weten, scheen verzonken in een diep verleden, te diep, om coit nog de zware laag nacultuur, die «rop gegroeid was, te doorboren en in alle zuiver heid en kracht weer op te bloeien. De Renaissance drukte te zwaar op de Middel eeuwen en deze op haar beurt op 't classieke Rome. Neen, niet Rome. Aan Rome zit voor de meesten van ons te veel iets anders vast. Laten we den ouden naam Latium vasthouden en daaraan hechten al wat schoon, verheven, groot en menschJievend was,ooknog,nadatRomeoverheerschenden invloed kreeg. Italiëwas verstikt door de Renaissance; die ns schoone, door de tijden verstarde kunst hield allen bloei, allen groei, alle nieuwe emotie tegen. De Renaissance was geworden tot een Levenden Dood en de mannen, die deze wedergeboorte en dus ook haar verderen groei gewild hadden, werden gehoond door het nageslacht. Gehoond in hun streven", dat bedoeld was verder te gaan ?dan hun werk zelf, door de bewondering, die zich gehecht had aan hun eigen werk, bedoeld als de eerste schrede op een nieuwen weg, en dat nu bleek onbarmhartig en meedoogenloos dien weg af te snijden. Het Was in de eerste dagen der reactie (die uitteraard te fel was, want men moet hél hard schreeuwen om gehoord te worden) dat ik Marinetti en kort daarop Guarnieri leerde kennen. Hij was een heel jonge man, maar zeldzaam begaafd. De Goden hadden hemenergie,combinatie vermogen, een helderen kop en een onverwoestbare gezondheid meegegeven. Onder zijn romantisch uiterlijk woonde de ziel der oude Venetianen, die door noesten vlijt, eenvoud en sober leven, strenge moraal en kunstliefde, hun stad tot aan de spits der Europeesche stedenlijst gevoerd hadden. Van de latere decadentie geen spoor bij dezen vurigen patriot. En daaraan dankt hij de plaats, die hij nu te midden van ons inneemt. Hij was geen Streber", geen cöte que coüte arriviste, hij was «en werker alleen, wiens liefde voor zijn schoone land hem dreef en noopte, dat land naar buiten te doen kennen, niet als 't land van copiïsten, lazzaroni en bandieten, maar als 'n land van groote denkers, schrijvers, musici, een land van onbeschrijfelijke resources aan latente, nauw ontwakende energie. Als een land vanwaar nog eens de nieuwe beschaving zal uitgaan en heel Europa verheugen. Wij kijken naar Rusland, als naar 't land van waar iets nieuws moet komen? Maar wat kunnen we daarvan verwachten? Desorganisatie, verwoesting, kuiperij, en als uit die ellende al eens een schoone bloem opbloeit, is het omdat Gods Genade onuitsprekelijk is. te Maar daar in 't Zuiden, is het voorbeeld ge geven van hernieuwing door organisatie en tucht. Naar het Zuiden moeten we zien. Schuchter en bescheiden bloeit daar op een jonge kunst, een frissche literatuur, teer en schoorvoetend gaat ze-het leven in of blij overmoedig. En we hooren haar stem en luisteren, zooals een moeëreiziger in 'n dor berglandschap luistert naar 't plotseling kristallijnen klateren van 'n bergbeek. Daar tegenover me zit Romano Guarnieri, lector aan de Universiteit te Amsterdam. Voor ons veel meer nog! Voor ons het levend bewijs van Italië's herwonnen plaats in de Europeesche cultuur. Dit kind, deze zoon van jong Italië, geëmigreerd naar het Noorden, waar hij zon, zomer, bloemen en land moet missen, om de apostel te zijn van een herboren cultuur, geeft ons het geloof in die renovatie van Italië, waarvan wij alleen het moeilijk en eervol begin zullen meemaken. En? Tevreden?" Hij schudt onze hand. Tevreden? Meer dan dat ! Gelukkig !" n herinneringen uit het verleden doemen op. Uit dien tijd, dat wij twee hardwerkende begin nelingen waren, in 't vroolijk den Haag. Ik sta nog aan 't begin van den weg en zal wel nooit verder komen. Mij ontbreekt alles wat Guarnieri heeft; de groote belangstelling zelfs voor de kleinste dingen, die onvermoeibare Italiaansche energie en volharding. En Guarnieri heeft al bijna den laatsten mijlpaal bereikt. In mijn hart niet de minste jalousie en ook dit pleit weer voor Guarnieri, want het is het bewustzijn dat het verkregen resultaat alleen bereikt Werd door verdienste, dat alle jalousie ontwapent. ns heb ik u toch bewonderd", zeg ik. ns maar? Dat is niet veel ! En wanneer was dat?" Toen u Italië's deelnemen aan den oorlog verdedigde. Wij, als fel anti-Duitschen, juichten die deelneming toe. We vroegen ons alleen af: Hoe deze verstandelijk (met 't gevoel was het reeds gebeurd) te verdedigen? En dat deed u zóó prachtig, zóó zuiver, zóó overtuigend, dat onze laatste verstandelijke aarzeling in een jubel omsloeg." Maar het was toch alleen de waarheid." Natuurlijk! Maar die lag onder zooveel vuil dat u eerst op te ruimen had." Een glas Chianti?" vroeg hij, afkeerig van bewierooking, waarvan hij (dit zeg ik en niet hij) al veel te veel heeft. De Chianti gloorde zijn herinnering aan zon en zomer riep Italiëen zijn blauwen hemel voor ons op en Guarnieri lachte: Ik heb mijn land boven alles lief maar ik houd toch ook zoo van Holland, van rnijrt vrienden en mijn werk hier." Dat is een overwinning die Holland mag boeken. Chacun sa part. OPENLUCHTTHEATER FRANKENDAAL door J. W. F. WERUMEUS BUNING PIETER LANGENDIJK'S Don Quiclwt op de Bruiloft van Kamaclw." Vereenigd Tooneel. Regie E. Verkade. Er bestaan, zoo oud als de wereld is en zoolang er bosch aan te pas komt, eigenlijk maar twee soorten openluchttheater. In ieder geval hakt men een boom om de kunst is nu eenmaal een verovering op de natuur; voor de eene soort geeft dat dan meteen speelruimte en zaagt men er planken van voor de zitbanken; voor de andere soort timmert men van die planken een tooneel en laat de toeschouwers op een heuveltje zitten. Ik geef het te raden welke soort men prefereeren moet, als men dan meteen raadt wat een tooneelspeler met de planken zou doen, en wat een toeschouwer. Maar Frankendaal valt wis en zeker onder het genre waarbij de banken ge zaagd worden; het is dus eigenlijk een natuur theater en geen openluchttheater en het zal dan ook wel geen ander repertoire verdragen dan dat wat van nature in de natuur speelt. Don Quichot wandelt er dus in de schaduw der groene beuken, als ware hij aan het spanseeren in het betooverde woud van den meest romantischen ridderroman; hij is er thuis en de heele bceren bruiloft met hem. Pieter Langendijk heeft hem dat nu niet zoo ijselijk gemakkelijk gemaakt: hij heeft hem en dien braven Sanche Pance in deze klucht voor namelijk doen leven van de botsingen en avonturen ; aan de handeling komen zij weinig te pas, en het verliefde hart van Bazilius moet hier op eigen middelen zinnen om aan zijn lief Quiteria te raken; de nobele Don Quichot is in eigen droomen ver loren en helpt hem niet op streek. Zoo is het een spel geworden met een simpele liefdesintrige, een boerenfeest en die twee rare heerschappen die er tot ons aller plezier in verdwaald raken: van de diepere Don Quichotterie kan ik er niet veel in ontdekken; ja, Langendijk verliest, zoodra de glazen klinken en de beenen van de vloer gaan, zijn held in het laatste bedrijf zelfs min of meer uit het oog. Wat niet belet dat wij Sanche Pance dan nog altijd goed in de gaten hebben, en hij de bruiloftstafel en de mooie meisjes. Ik wil maar zeggen dat Sanche de dankbaarste rol van het stuk is, en dat bij voorbeeld een rolletje als de Quiteria, een bruidje dat haast niets aardigs te zeggen heeft dan stijve verde diging van haar eer en dat overigens maar zoowat rondwandelen moet, al gaat het dan toch in hoofd zaak om haar, veel ondankbaarder is dan rnen wel op het eerste gezicht ziet. Maar dat is haast al te veel zwaarwichtigheid voor dit vroolijke geval, dat onze betovergrootvaders al even graag zagen als wij, en niet het minst om dezen Sanche. Kaart hanteert Sanche als Sanche een malsche kippenbout en wij likkebaarden met hem mee. Lobo en hij vormen een prachtig stel. Een ridder met den besten blikslagerswinkel om zijn wambuis, een allerliefst stelletje pluimen op zijn verroeste helmhoedje en geniaal afgezakte blauwe kaplaarzen, met een kwijnenden oogopslag die plot seling van den vervaarlijksten strijdlust kangloeien maar dan heeft hij zijn pak slaag ook al haast weer beet en met een stem, die van niets anders bezield is dan dwaze nobelheid en kwellende maanziekte. En hij zucht zoo zwaar, en zijn baardje van zeventien haren en zijn katersnorren zijn zoo Don Quichotterig en hij wordt zoo doorwerkt en goeden gevoelig gespeeld, dat het een lust is; en af en toe, tusschen de slagschaduw van schijn werpers en boomen en licht staat hij daar wezenlijk ook tragisch te schitteren en wij zullen dan Don Quichot eens overlezen, omdat hij toch zulk een groote en beminnelijke gestalte is. Sanche Pance hoort bij hem als een hond bij zijn meester: hun samenspel is uitstekend, de be proevingen en stokslagen van duizend avonturen zijn er in opgegaan. Kaart speelt dat dikke heer schap met een voortdurend verbaasden bollen blik, zoo trouw en hartelijk als een simpel hart maar zijn kan. Hij kan het niet helpen als hij af en toe op het meer tastbare goed der aarde verliefd is en zijn biezen pakt als er veldslagen op til zijn: zijn maag is zoo groot en knort zoo, zijn hart is zoo groot en zoo gauw bang en hij is toch ook maar verzeild in een wonder van een wereld, met vliegende draken, toovenaars, leege buidels, lieve boerinnetjes en vette duiven en alleen zijn baas weet precies wat hiervan den edelman be taamt en wat niet. En zoo komt hij dan af en toe maar weer staan luisteren naar die wijsheid en beleeft het zijne en jaagt ons den lach in den keel. Het is van Kaart Jr. een creatie, volledig en gaaf tot in elk onderdeel, het leeft en glimt en knip oogt en heeft zijn angsten en kwinkslagen dat het hart in ons lijf begint te huppelen, zoo rijk en gul ligt hem deze rol . Voor de rest is er een Kamacho, die soms wat hol blijft, van C. van Hees; een beste prenterige Jochem de Rijmer, van Verbeek, een Vetlasoupe, de kok, van Hunsche, die nog wel wat meer zwier mocht hebben, en voor al die en andere rollen geldt ongeveer hetzelfde als voor de Quiteria van Hetty Beek: ze geven den spelers niet bar veel, maar ze worden voldoende en vroolijk ter been gebracht. Men trok mooi partij van het diepe b,)sch, waaruit de verlichte bruidsoptocht zingend naar voren trekt en al had men er nog wel een fakkeltje en een steviger dansje bij willen zien, zooals het was beleefde Verkade plezier aan zijn regie en misschien wilde men alleen meer zien, omdat het zoo prettig Was te zien wat er dan a! was in de warme, levendige kleuren en lichten en bewegingen. Maar ik zou u raden : ga hèt 's avonds zien. Eere wien cere toekomt voor dit aangename zomeravondfeest: om dezen prachtigen Sanche Pance op zijn ezel en dezen fijnen en droomerigen en dwazen ridder op zijn mageren witten schimmel, behooren er vele volle trams en bussen te rijden tusschen Amsterdam en de groene Frankendaalsche beukenboomen ! GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl