Historisch Archief 1877-1940
ROMANO GUARNIERI
door ELLEN FOREST
Eerst even zeggen, dat ik nooit deel heb uit
gemaakt van eenige bewonderende horde, noch
rond Bremmer, noch rond Guarnieri, Anny Besant,
Steiner of eenigen anderen profeet. Et voila !
Een grauwe dag! Mist, regen, mieserigheid
overal. We gaan een restaurant binnen Wat?
Ja werkelijk, Ouarnieri.
Hoe lang is dat nu, dat We elkaar kennen?
Achttien jaar? Hij was toen een elegante jongeling
met klassiek voorhoofd en oogen, ravenzwart
]iaar en een profiel van 'n zeventiende-eeuwsche
Florentijnsche medaille.
Dat was in Den Haag, waar hij hard werkte
en studeerde en waar hij vooral was de apostel
van een vergeten en te weinig bekend Italia.
Wij Hollanders, als we met dankbaarheid den
ken aan wat we aan de Latijnsche cultuur te dan
ken hebben, zien meestal alleen naar Frankrijk
en vergeten te gemakkelijk, dat de werkelijke
bakermat onzer cultuur Zuidelijker ligt....
Dat oude Latium, waarvan we helaas te weinig
"weten, scheen verzonken in een diep verleden,
te diep, om coit nog de zware laag nacultuur, die
«rop gegroeid was, te doorboren en in alle zuiver
heid en kracht weer op te bloeien.
De Renaissance drukte te zwaar op de Middel
eeuwen en deze op haar beurt op 't classieke Rome.
Neen, niet Rome. Aan Rome zit voor de meesten
van ons te veel iets anders vast. Laten we den
ouden naam Latium vasthouden en daaraan
hechten al wat schoon, verheven, groot en
menschJievend was,ooknog,nadatRomeoverheerschenden
invloed kreeg.
Italiëwas verstikt door de Renaissance; die
ns schoone, door de tijden verstarde kunst
hield allen bloei, allen groei, alle nieuwe emotie
tegen.
De Renaissance was geworden tot een Levenden
Dood en de mannen, die deze wedergeboorte en
dus ook haar verderen groei gewild hadden, werden
gehoond door het nageslacht. Gehoond in hun
streven", dat bedoeld was verder te gaan
?dan hun werk zelf, door de bewondering, die zich
gehecht had aan hun eigen werk, bedoeld als
de eerste schrede op een nieuwen weg, en dat nu
bleek onbarmhartig en meedoogenloos dien weg
af te snijden. Het Was in de eerste dagen der
reactie (die uitteraard te fel was, want men moet
hél hard schreeuwen om gehoord te worden)
dat ik Marinetti en kort daarop Guarnieri leerde
kennen.
Hij was een heel jonge man, maar zeldzaam
begaafd. De Goden hadden hemenergie,combinatie
vermogen, een helderen kop en een onverwoestbare
gezondheid meegegeven. Onder zijn romantisch
uiterlijk woonde de ziel der oude Venetianen,
die door noesten vlijt, eenvoud en sober leven,
strenge moraal en kunstliefde, hun stad tot aan
de spits der Europeesche stedenlijst gevoerd
hadden.
Van de latere decadentie geen spoor bij dezen
vurigen patriot. En daaraan dankt hij de plaats,
die hij nu te midden van ons inneemt. Hij was geen
Streber", geen cöte que coüte arriviste, hij was
«en werker alleen, wiens liefde voor zijn schoone
land hem dreef en noopte, dat land naar buiten
te doen kennen, niet als 't land van copiïsten,
lazzaroni en bandieten, maar als 'n land van
groote denkers, schrijvers, musici, een land
van onbeschrijfelijke resources aan latente, nauw
ontwakende energie. Als een land vanwaar
nog eens de nieuwe beschaving zal uitgaan en
heel Europa verheugen. Wij kijken naar Rusland,
als naar 't land van waar iets nieuws moet komen?
Maar wat kunnen we daarvan verwachten?
Desorganisatie, verwoesting, kuiperij, en als uit
die ellende al eens een schoone bloem opbloeit,
is het omdat Gods Genade onuitsprekelijk is.
te Maar daar in 't Zuiden, is het voorbeeld ge
geven van hernieuwing door organisatie en tucht.
Naar het Zuiden moeten we zien. Schuchter en
bescheiden bloeit daar op een jonge kunst, een
frissche literatuur, teer en schoorvoetend gaat
ze-het leven in of blij overmoedig. En we hooren
haar stem en luisteren, zooals een moeëreiziger
in 'n dor berglandschap luistert naar 't plotseling
kristallijnen klateren van 'n bergbeek.
Daar tegenover me zit Romano Guarnieri,
lector aan de Universiteit te Amsterdam. Voor
ons veel meer nog! Voor ons het levend bewijs
van Italië's herwonnen plaats in de Europeesche
cultuur. Dit kind, deze zoon van jong Italië,
geëmigreerd naar het Noorden, waar hij zon,
zomer, bloemen en land moet missen, om de apostel
te zijn van een herboren cultuur, geeft ons het
geloof in die renovatie van Italië, waarvan wij
alleen het moeilijk en eervol begin zullen meemaken.
En? Tevreden?"
Hij schudt onze hand.
Tevreden? Meer dan dat ! Gelukkig !"
n herinneringen uit het verleden doemen op.
Uit dien tijd, dat wij twee hardwerkende begin
nelingen waren, in 't vroolijk den Haag.
Ik sta nog aan 't begin van den weg en zal
wel nooit verder komen. Mij ontbreekt alles wat
Guarnieri heeft; de groote belangstelling zelfs
voor de kleinste dingen, die onvermoeibare
Italiaansche energie en volharding. En Guarnieri
heeft al bijna den laatsten mijlpaal bereikt.
In mijn hart niet de minste jalousie en ook dit
pleit weer voor Guarnieri, want het is het bewustzijn
dat het verkregen resultaat alleen bereikt Werd
door verdienste, dat alle jalousie ontwapent.
ns heb ik u toch bewonderd", zeg ik.
ns maar? Dat is niet veel ! En wanneer
was dat?"
Toen u Italië's deelnemen aan den oorlog
verdedigde. Wij, als fel anti-Duitschen, juichten
die deelneming toe. We vroegen ons alleen af:
Hoe deze verstandelijk (met 't gevoel was het
reeds gebeurd) te verdedigen? En dat deed u
zóó prachtig, zóó zuiver, zóó overtuigend, dat onze
laatste verstandelijke aarzeling in een jubel
omsloeg."
Maar het was toch alleen de waarheid."
Natuurlijk! Maar die lag onder zooveel vuil
dat u eerst op te ruimen had."
Een glas Chianti?" vroeg hij, afkeerig van
bewierooking, waarvan hij (dit zeg ik en niet hij)
al veel te veel heeft.
De Chianti gloorde zijn herinnering aan zon
en zomer riep Italiëen zijn blauwen hemel
voor ons op en Guarnieri lachte:
Ik heb mijn land boven alles lief maar
ik houd toch ook zoo van Holland, van rnijrt
vrienden en mijn werk hier."
Dat is een overwinning die Holland mag
boeken. Chacun sa part.
OPENLUCHTTHEATER
FRANKENDAAL
door J. W. F. WERUMEUS BUNING
PIETER LANGENDIJK'S Don Quiclwt op de
Bruiloft van Kamaclw." Vereenigd
Tooneel. Regie E. Verkade.
Er bestaan, zoo oud als de wereld is en zoolang
er bosch aan te pas komt, eigenlijk maar twee
soorten openluchttheater. In ieder geval hakt
men een boom om de kunst is nu eenmaal een
verovering op de natuur; voor de eene soort geeft
dat dan meteen speelruimte en zaagt men er
planken van voor de zitbanken; voor de andere
soort timmert men van die planken een tooneel
en laat de toeschouwers op een heuveltje zitten.
Ik geef het te raden welke soort men
prefereeren moet, als men dan meteen raadt wat een
tooneelspeler met de planken zou doen, en wat
een toeschouwer. Maar Frankendaal valt wis
en zeker onder het genre waarbij de banken ge
zaagd worden; het is dus eigenlijk een natuur
theater en geen openluchttheater en het zal dan
ook wel geen ander repertoire verdragen dan dat
wat van nature in de natuur speelt.
Don Quichot wandelt er dus in de schaduw der
groene beuken, als ware hij aan het spanseeren
in het betooverde woud van den meest romantischen
ridderroman; hij is er thuis en de heele bceren
bruiloft met hem.
Pieter Langendijk heeft hem dat nu niet zoo
ijselijk gemakkelijk gemaakt: hij heeft hem
en dien braven Sanche Pance in deze klucht voor
namelijk doen leven van de botsingen en avonturen ;
aan de handeling komen zij weinig te pas, en het
verliefde hart van Bazilius moet hier op eigen
middelen zinnen om aan zijn lief Quiteria te raken;
de nobele Don Quichot is in eigen droomen ver
loren en helpt hem niet op streek. Zoo is het een
spel geworden met een simpele liefdesintrige,
een boerenfeest en die twee rare heerschappen
die er tot ons aller plezier in verdwaald raken:
van de diepere Don Quichotterie kan ik er niet
veel in ontdekken; ja, Langendijk verliest, zoodra
de glazen klinken en de beenen van de vloer gaan,
zijn held in het laatste bedrijf zelfs min of meer
uit het oog. Wat niet belet dat wij Sanche Pance
dan nog altijd goed in de gaten hebben, en hij
de bruiloftstafel en de mooie meisjes.
Ik wil maar zeggen dat Sanche de dankbaarste
rol van het stuk is, en dat bij voorbeeld een
rolletje als de Quiteria, een bruidje dat haast
niets aardigs te zeggen heeft dan stijve verde
diging van haar eer en dat overigens maar zoowat
rondwandelen moet, al gaat het dan toch in hoofd
zaak om haar, veel ondankbaarder is dan rnen
wel op het eerste gezicht ziet. Maar dat is haast
al te veel zwaarwichtigheid voor dit vroolijke
geval, dat onze betovergrootvaders al even graag
zagen als wij, en niet het minst om dezen Sanche.
Kaart hanteert Sanche als Sanche een malsche
kippenbout en wij likkebaarden met hem mee.
Lobo en hij vormen een prachtig stel. Een ridder
met den besten blikslagerswinkel om zijn wambuis,
een allerliefst stelletje pluimen op zijn verroeste
helmhoedje en geniaal afgezakte blauwe
kaplaarzen, met een kwijnenden oogopslag die plot
seling van den vervaarlijksten strijdlust kangloeien
maar dan heeft hij zijn pak slaag ook al haast
weer beet en met een stem, die van niets anders
bezield is dan dwaze nobelheid en kwellende
maanziekte. En hij zucht zoo zwaar, en zijn baardje
van zeventien haren en zijn katersnorren zijn zoo
Don Quichotterig en hij wordt zoo doorwerkt
en goeden gevoelig gespeeld, dat het een lust is;
en af en toe, tusschen de slagschaduw van schijn
werpers en boomen en licht staat hij daar wezenlijk
ook tragisch te schitteren en wij zullen dan
Don Quichot eens overlezen, omdat hij toch
zulk een groote en beminnelijke gestalte is.
Sanche Pance hoort bij hem als een hond bij zijn
meester: hun samenspel is uitstekend, de be
proevingen en stokslagen van duizend avonturen
zijn er in opgegaan. Kaart speelt dat dikke heer
schap met een voortdurend verbaasden bollen blik,
zoo trouw en hartelijk als een simpel hart maar
zijn kan. Hij kan het niet helpen als hij af en toe
op het meer tastbare goed der aarde verliefd is
en zijn biezen pakt als er veldslagen op til zijn:
zijn maag is zoo groot en knort zoo, zijn hart is
zoo groot en zoo gauw bang en hij is toch ook
maar verzeild in een wonder van een wereld,
met vliegende draken, toovenaars, leege buidels,
lieve boerinnetjes en vette duiven en alleen zijn
baas weet precies wat hiervan den edelman be
taamt en wat niet. En zoo komt hij dan af en toe
maar weer staan luisteren naar die wijsheid en
beleeft het zijne en jaagt ons den lach in den keel.
Het is van Kaart Jr. een creatie, volledig en gaaf
tot in elk onderdeel, het leeft en glimt en knip
oogt en heeft zijn angsten en kwinkslagen dat het
hart in ons lijf begint te huppelen, zoo rijk en gul
ligt hem deze rol .
Voor de rest is er een Kamacho, die soms wat
hol blijft, van C. van Hees; een beste prenterige
Jochem de Rijmer, van Verbeek, een Vetlasoupe,
de kok, van Hunsche, die nog wel wat meer zwier
mocht hebben, en voor al die en andere rollen
geldt ongeveer hetzelfde als voor de Quiteria
van Hetty Beek: ze geven den spelers niet bar
veel, maar ze worden voldoende en vroolijk ter
been gebracht. Men trok mooi partij van het diepe
b,)sch, waaruit de verlichte bruidsoptocht zingend
naar voren trekt en al had men er nog wel een
fakkeltje en een steviger dansje bij willen zien,
zooals het was beleefde Verkade plezier aan zijn
regie en misschien wilde men alleen meer zien,
omdat het zoo prettig Was te zien wat er dan a!
was in de warme, levendige kleuren en lichten
en bewegingen. Maar ik zou u raden : ga hèt 's avonds
zien.
Eere wien cere toekomt voor dit aangename
zomeravondfeest: om dezen prachtigen Sanche
Pance op zijn ezel en dezen fijnen en droomerigen
en dwazen ridder op zijn mageren witten schimmel,
behooren er vele volle trams en bussen te rijden
tusschen Amsterdam en de groene
Frankendaalsche beukenboomen !
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie.
Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem