Historisch Archief 1877-1940
No. 250 J
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
HET INTELLECT SPREEKT
door L. J. J o R D AAN.
II
DE FILM-ENQUÊTE VAN DE STEM".
In ons vorig artikel hebben wij reeds met nadruk
gewezen op het feit, dat bijna alle bestrijders der
bioscoop alvorens een oordeel te vellen, hetwelk aan
beslistheid en zelfverzekerdheid niets te wenschen
overlaat, met gepasten trots verklaren enkele
betreurenswaardige vergissingen daargelaten
consequent de besmettelijke en compromitteerende
atmosfeer van de cinema te hebben vermeden.
Zonder in eerbied voor een dergelijke delicate
artistieke constitutie te kort te willen schieten,
hebben wij daartegenover als onze meening te
kennen gegeven, dat zulke oordeelvellingen vol
komen waardeloos zijn en eenvoudig behoorden
terzijde gelegd. Waar echter deze orakelen worden
aangediend als het neusje van de intellectueele
zalm en hun uitspraken door de dagbladen den
volke medegedeeld als de hoogste wijsheid, daar
mogen wij om een klassiek geworden term te
bezigen ? niet zwijgen. Immers wij, die in deze
kolommen den strijd aanbonden voor de verede
ling van de bioscoop, die door practische studie
en ernstige critiek klaarheid trachten te brengen
in het hoogst ingewikkelde film-vraagstuk wij
kunnen niet dulden, dat onze pionniersarbeid
wordt tegengewerkt door dergelijke oppervlakkige..
en kortzichtige publicaties. Het is toch onze vaste
overtuiging, dat de ontwikkeling van den machti
gen cultuurfactor, die bioscoop heet, alleen mogelijk
is, door het publiek vertrouwen te geven in de
artistieke toekomst van de film. Daartoe behoort
in de eerste plaats aangetoond, dat, met terzijde
stelling van de moordend-onbenullige, vernede
rende krantenverslagjes, ook de serieuze critiek
schoonheid in de cinematografie weet te vinden.
Maar dan is het ook onze plicht alle uitspraken
te weerleggen, die de massa in haar onverschillig
heid, valsche schaamte en goedkoop snobbisme
versterken en de bioscoop als een uitgemaakt
hopeloos geval van platte amusementskunst
brandmerken. Ook al beschouwen wij die uit
spraken als ontbloot van alle fundamenteele
kennis !
Zooals te voorzien was, loopen de tot heden
ingekomen antwoorden op de film-enquête van
De Stem" in karakter en vorm zeer uiteen.
Men vindt er naast de beknopte en stellige ver
klaringen van Herman Teirlinck en Dr. Royaards,
de verwarde en hoogst on-zakelijke redenee
ringen van Ed. Verkade en J. Slauerhof naast
de sympathieke en warme betoogen van Simon
Koster en A. Mussche, de pedante en apodictische
afwijzingen van Prof. van Meerkerken en Henri
Dekking. Bovendien is er, gelijk wij reeds opmerk
ten, als gewoonlijk bij dergelijke rondvragen,
duchtig geprofiteerd van de gelegenheid om
reclame te maken voor eigen zaak, of op andere
wijze van de hoofdzaak af te wijken. Men zal be
grijpen, dat het niet aangaat al dat geredeneer
onder de loupe te nemen en te weerleggen. Na
aandachtige lezing der verschillende antwoorden
meenen wij het algemeene hoofdbezwaar tegen
de film-als-kunst, aldus te mogen formuleeren.
De film kan geen kunst zijn omdat zij:
a. nooit anders kan zijn dan fotografische
repro/ ductie (Prof. van Moerkerken).
o. slechts reproducties geeft van brokstukken
van andere kunsten, massa-regie, danskunst,
tooneelspeelkunst, enz. (Fabricius).
Wij wenschen daartegenover vast te stellen,
dat de kunst-film geen reproductie is en geen
reproductie beoogt: Zij is geen reproductie
zij is het kunstwerk-zelf. De fotografie is slechts
een faze in het proces, waaruit het cinemato
grafisch kunstwerk ontstaat en als zoodanig te
vergelijken met het afdrukken van litho of ets:
KUNSTZAAL VAN LIER
naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.)
TENTOONSTELLING VAN EEN VOOR
HOLLAND GEHEEL NIEUWE COLLECTIE
OUDE NEGERPLASTIEKEN
een mechanische bewerking noodzakelijk om het
artistieke resultaat te bereiken. Zoomin als de
afdruk een reproductie is van de koperen etsplaat
of de lithografische steen zoomin is de film een
reproductie van de werkelijkheid. Deze werkelijk
heid toch is op haar beurt middel en geen doel
zij wordt geconstrueerd met het oog op het beeld
vlak.
Men geve zich eens goed rekenschap van het
volgende : Hoe de film zich ook moge ontwikkelen,
welke ongedachte mogelijkheden nog voor haar
zijn weggelegd n ding staat vast: zij is een
kunst van het platte vlak en zal haar karakter
als zoodanig nimmer kunnen verloochenen. Hier
uit volgt dat de idee voor het cinematografisch
kunstwerk bij den film-schepper evenals bij den
schilder of grafischen kunstenaar, ontstaat als
vulling van het beeldvlak. Welke nu ook zijn
uiteenloopende arbeid zij: het bouwen van een
interieur het afsnijden" van een landschap
het kiezen van zijn sujetten de dramatische
regie de massa-beweging en -opstelling
altijd staat hem het projectievlak voor oogen;
steeds transponeert hij de realiteit in het zwart-wit
van het filmdoek steeds werkt hij aan de com
positie van het lichtveld. Wanneer zijn conceptie
dus afgedrukt" wordt door de fotografie, dan
geschiedt daarmee slechts een der vele bewerkingen
waaruit het artistieke resultaat voortkomt.
De foto, d.i. de filmband, is zoomin het
kunstwerk-zelf, als de aangewende realiteit (dood
en levend materiaal). De eerste is van geen grooter
beteekenis dan de inkt waarmee het grafische
kunstwerk wordt afgedrukt de laatste speelt
geen andere rol dan de koperen etsplaat of de
lithografische steen. Het kunstwerk-zelf is de
projectie op het doek !
Het projectie-vlak ! Ziedaar, wat wij indertijd
noemden de alpha en de omega der filmkunst.
Daarop behoort iedere gedachte, iedere handeling
van den filmschepper te zijn ingesteld en deze
waarheid, even eenvoudig als logisch, beheerscht
de geheele cinematografische kunstdaad, van de
embryonale idee tot de feitelijke projectie.
Vervuld van deze waarheid, geeft de film
kunstenaar er zich voortdurend rekenschap van,
dat hij de kleur en het geluid moet missen, ja zelfs
het woord, zoolang de tekst nog zulk een twijfel
achtig element is. Daartegenover staat echter,
dat hij over middelen beschikt als compositie,
tonaliteit, licht en donker, geconcentreerde plastiek..
om maar enkele te noemen.
Uit dit alles moge blijken, dat de film aan geheel
andere voorwaarden heeft te voldoen dan het
tooneel, dat zij met eigen middelen werkt tot het
bereiken van een absoluut oorspronkelijk resultaat
kortom, dat zij autonoom is. En met deze auto
nomie is, naar wij meenen, haar artistiek bestaans
recht geïdentificeerd.
Voor wie mocht meenen, dat het verwijt van
den heer Fabricius, als zou het rhapsodisch karakter
van de film (?zij geeft slechts reproducties van
brokstukken van andere kunsten") op haar artis
tieke ontwikkeling van invloed kunnen zijn, gegrond
is, zij het volgende opgemerkt: Als dit verwijtsteek
hield dan is ook het muziek-drama geen kunst,
want het is samengesteld uit brokstukken"
muziek en tooneel (wanneer we erg precies zijn
zelfs van schilderkunst en architectuur) dan is
de beschilderde sculptuur der antieken en primi
tieven geen kunst dan is het miizikaal-picturale
impressionnisme van Debussy geen kunst.... ja,
dan staat eigenlijk geen enkele kunst op vasten
bodem, daar zij allen, om een andere uitdrukking
van den heer F. te gebruiken, feitelijk onderling
aangetrouwd" zijn.
Nog even willen wij stilstaan bij een zonderling
argument van Prof. van Moerkerken, als zou een
essentieel gebrek van de film zijn, dat zij de
Beweging in stukjes verknipt, terwijl Beweging
ondoorbreekbaar en contimieel" is. Welk een
spitsvondigheid ! Wie krijgt ooit, bij de tegen
woordige geperfectionneerdc techniek ook maar
een seconde den indruk, dat een beweging op 't
projectievlak de snelle opeenvolging is van een
reeks standen?
Wie zal durven beweren, dat de illusie van de
Beweging niet volkomen is? Toegegeven het
is een illusie, maar waar dit bezwaar slechts
theoretisch is, kunnen wij het moeilijk anders
beschouwen dan als een dogmatisch
kinderachtigheidje van den heer Professor. Immers de beel
dende kunst gebruikt tot het bereiken van haar
effecten voortdurend den Schijn voor het Wezen.
Of is misschien Perspectief de Diepte-zelf?
Tot slot resten ons de argumenten tegen de film
als kunstuiting, die feitelijk terug te brengen zijn
tot haar huidige minderwaardigheid. Het zijn de
karakteristieke strijdmiddelen van hem, die zijn
haastig oordeel heeft geveld na een vluchtige,
totaal onvoldoende kennisname van het materiaal.
Wat de film-studie juist zoo boeiend maakt is
de volslagen onberekenbaarheid en de grillige
TUNSPOIT Mij. l O l UNO",
WeesperzIJde 94, AMSTERDAM
Telefoon 51271. Tel.-Adres Transport'
VERHUIZINGEN, ook per gesloten auto
verhuiswagens met aanhangwagen. Binnen
een rayon van 80 Km. bespaart men
Hotel kosten.
BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ
Machinale Stofreiniging.
Bewaarplaatsen voor Inboedels
verscheidenheid van dit materiaal. Gij gaat b.v.
een zeer slecht specimen zien laat ons zeggen
een Amerikaansche society-film. Tot uw verwon
dering ontdekt gij telkens en op 't onverwachtst
momenten, die u, opzettelijk of toevallig, treffen
en verheugen. Dat kan van alles zijn (de stof
is nog zoo ongeordend en zoo ongelooflijk uitge
breid !) hetzij een voorbijflitsend stemmingsbeeld,
dat u in de trillende mobiliteit van prachtige
grijzen en zwarten heftig ontroert hetzij de
navrante expressie-dialoog in een close-up",
die met ontstellende hevigheid doet zien hoe direct,
hoe doodelijk-naakt de ziel voor u ligt in de
woordlooze gelaatsplastiek hetzij de suggestieve
schoonheid van een gebaar hetzij de wonderlijke
ontroering, die de plaatsing van een bewegend
figuur in het kader kan opwekken hetzij....
tien, twaalf andere indrukken.
Nu kan de film zoo slecht en minderwaardig
zijn als ze wil, deze momenten maken uw avond
goed en doen u telkens in nieuwe spanning het
onbekende trilbeeld afwachten.
Al die kleine sensaties tezamen, geven u die
tintelende hoop, dat blij vertrouwen op het schoone
dat gij voelt komen zooals een in vage klanken
naderende muziek u het hart doet opspringen.
Nooit vergeten wij het trotsche gevoel van diepe
bevrediging, toen de compositaire schoonheid
van het beeldvlak, die wij uit tal van kleinigheden
hadden voorvoeld, afgeleid en in deze rubriek
aangekondigd zich in de Nibelungen" in
imposante volmaaktheid realiseerde. k ^^
Het is niet onze schuld, als wij aan het eind
dezer uiteenzetting ons verbazen over de zelf
overschatting waarvan de heeren-tegenstanders
in deze enquête-zaak blijk geven. Immers welk een
gevoel van eigen voortreffelijkheid en onfeilbaar
heid welk een hooghartig ontkennen van smaak
en artisticiteit bij andersdenkenden moet deze
lieden bezielen, om tot de vernietigende uitspraken
te komen, welke wij in de diverse antwoorden ver
meid vinden !
Welk een kortzichtigheid, om geen oogcnblik
aan de mogelijkheid te denken, dat wij,
intellectueelen-met-een-klcine-i, in de film nog wel eens
andere aantrekkelijkheden kunnen zoeken, dan
kinderachtige verhaaltjes en ongezonde sensatie.
Intusschen draait de film, naar Oalileï's onster
felijk woord, onbekommerd door. Het vonnis der
Inquisitie van het Intellect zij even onrechtvaardig
als vernietigend.... Epptir si muove !
De belangrijke vraag over controle en critiek
hopen wij in een slotartikel afzonderlijk te be
handelen.
óLU/ó
MEUBEL5,
'lóTOFFENl
BEHANG
GEHEELE WOON
INRICHTING
JDEN HAAG
NQORDEINDE