Historisch Archief 1877-1940
No. 2510
ZATERDAG 18 JULI 1925
vr%
voor
Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.- bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel - Dispositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
DE KABINETSCRISIS
Nog voordat de verkiezingen voor de Kanier werden gehouden,
heeft het rrïinisterie-Ruys de Beerenbrouck ontslag gevraagd.
Daarmede gaf het dus te kennen, dat het, onafhankelijk van
den uitslag dier verkiezingen, zijne taak als geëindigd beschouwde.
Die meening is niet weersproken, ook niet door de organen van de
partijen, die het demissionaire Kabinet hadden gesteund. Een
bestendiging van dit Kabinet in zijn geheel werd door niemand
gewenscht; dat echter een enkel lid ervan weder zitting zou
nemen in het nieuwe ministerie, was niet onwaarschijnlijk.
Sinds de verkiezingen worden gehouden volgens het stelsel
van evenredige vertegenwoordiging, bepalen zij alleen de getal
sterkte, waarin de verschillende partijen in de Kamer zullen worden
vertegenwoordigd, maar geven zij geen vaste aanwijzing omtrent
de regeering, die er uit zal voortvloeien. Elke partij werkt voor
zich zelf; stembusafspraken behoeven niet meer te worden ge
maakt; eerst na de verkiezingen volgt het overleg tusschen de
partijen, die tezamen de regeering zullen vormen.
Zoo gaat het althans volgens de theorie. In werkelijkheid echter
hebben de drie partijen van rechts reeds inden jongsten verkiezings
strijd te kennen gegeven, dat zij, indien het hun gelukte een meer
derheid te behalen, gezamenlijk aan de regeering hoopten te blijven.
De coalitie bestaat wel is waar officieel niet meer; maar nog altijd
schijnt aan de partijen van rechts de overeenstemming in chris
telijke beginselen, die zij bij elkaar meenen aan te treffen, een
voldoende stevige en ook de meest gewenschte basis op te leveren,
waarop een regeering kan worden gebouwd.
Door den leider der R. Kathol. partij is althans nog gezinspeeld
op de mogelijkheid van een kabinet van andere structuur, nl.
een kabinet, dat door R. Katholieken, sociaal- en vrijzinnig
democraten tezamen zou worden gevormd. Eerst dan echter
zou hieraan gedacht kunnen worden, wanneer de pogingen om een
regeering samen te stellen uit de partijen van rechts, geheel
mislukt waren, wanneer deze het dus niet eens konden worden
over een gemeenschappelijk programma en over de personen,
die zich met de uitvoering daarvan zouden belasten.
Zoodra de uitslag der verkiezingen officieel was bekend gemaakt,
heeft de Koningin geconfereerd met den vice-president van den
Raad van State, de voorzitters der beide Kamers en de voorzitters
der voornaamste Kamerfracties, ten einde zich door hen te doen
voorlichten over de voor het land meest gewenschte oplossing
van de Kabinetscrisis.
Wie zich nog herinnert, wat er gebeurd is toen het
KabinetRuys, na de verwerping der vlootwet, zijn ontslag indiende, zal
het begrijpelijk vinden, dat de Koningin, na de adviezen te
hebben gehoord, zich even beraadt vóór zij een Kabinets
formateur aanwijst. Het al of niet slagen in het vervullen van
deze opdracht is toch afhankelijk van de overeenstemming, die
tusschen verschillende politieke partijen moet worden bereikt;
zoolang de waarschijnlijkheid, dat deze zal worden verkregen, nog
niet bestaat, is het verleenen van de opdracht praematuur.
De onderhandelingen tusschen de partijleiders van rechts
moeten intusschen reeds zeer ver gevorderd zijn.
Wat er verluidt over de besprekingen, die werden gehou
den, schijnt de formatie aan te kondigen van een uit de rechtsche
partijen samengesteld Kabinet.
Uit constitutioneel oogpunt valt daartegen niets aan te voeren.
Zij beschikken over een meerderheid zoowel in de Tweede als in de
Eerste Kamer. Indien zij hun goedkeuring hechten aan het
programma van den kabinetsformateur mogen zij het
regeeringskasteel wederom door hunne mannen laten bezetten.
De ervaring heeft echter geleerd dat de overeenstemming in
algemeen christelijke beginselen groot verschil van mecning over
belangrijke vraagstukken van practische politiek niet uitsluit,
zelfs niet over zulke, waarmede christelijke beginselen zijn
ge55**
moeid. In de vorige Kamer, waar de drie partijen van rechts 59
zetels innamen, leden verschillende ministers van het christelijk
Kabinet herhaaldelijk een echec; clc kans daarop is nog grooter
geworden, nu het aantal zetels van 59 werd teruggebracht tot 54.
Het zou dus niet bevreemd hebben, wanneer de genoemde
partijen de wenschelijkheid hadden erkend om voor de regeering
een breeder basis te vormen en daarom ook den Vrijheidsbond
hadden aangezocht, mede deel te nemen aan de regeering. Het
programma van het nieuwe Kabinet zou vermoedelijk geen be
zwaar daartegen opleveren; dit Kabinet zou dan bovendien een
minder exclusief karakter krijgen. De begeerte om de fictie vol
te houden, dat tusschen rechts en links een kloof gaapt, schijnt
het echter te hebben gewonnen van het verlangen om op een
steviger meerderheid te steunen. Men hoort althans niets van po
gingen om ook den Vrijheidsbond in de onderhandelingen over
de Kabinetsformatie te betrekken.
Evenmin hoort men iets over het programma, waarop de samen
werking tusschen de partijen van rechts opnieuw zal worden aan
gegaan, hoewel juist hier de ervaring kon vermanen tot het
aangaan yan een vast accoord.
Des te meer houden de bladen, vooral die van de rechterzijde,
zich bezig met de persoon van hem, aan wien de Kabinetsformatie
zal worden opgedragen. Men krijgt bijna den indruk, dat deze
kwestie als de allerbelangrijkste wordt beschouwd en het meest
verdeeldheid wekt. Zal de aanstaande premier een Katholiek,
of een antirevolutionair of een christelijk-historische zijn? over
die vraag wordt getwist, zóó luide, dat men ten slotte zelf inziet,,
het te moeten verontschuldigen.
Ongebruikelijk is het zeker", zoo schrijft De Maasbode, dat
aldus op de keuze van Hare Majesteit wordt vooriiitgeloopen, doch
als een feitelijk gegeven leeft voor ons op het moment de onjuiste
en ongewenschte beoordeeling van een bepaalde eventualiteit".
Met die laatste, voor den leze-r vermoedelijk geheel duistere
woorden, bedoelt zij de eventualiteit, dat aan den heer Colijn de
opdracht tot Kabinetsformatie zou worden gegeven. Het zou,
naar hare meening, onjuist en ongewenscht zijn, wanneer de Katho
lieken zich op het standpunt stelden, dat de premier uit hunne
partij moest worden aangewezen, omdat die de sterkste is. Men
kan volgens haar ook zóó redeneeren: aan een
bona-fide-bondgenootschap beantwoordt het liet meest, wanneer het premier
schap rouleert, nu eens bij een Katholiek, dan weer bij een
antirevolutionair, dan eens bij een christclijk-Iiistorisch staats
man. En zoo bereidt De Maasbode hare lezers er op voor, dat
tot formateur wel eens kon worden aangewezen: ,, het moet
er maar uit Colijn".
Men ziet het aan de minder graticuse bewoordingen: liet pre
mierschap van Colijn zal voor vele Katholieken een bittere pil
zijn. Maar De Tijd en De Maasbode geven te kennen, dat zij hem
zullen moeten slikken. Ongebruikelijk is het zeker, dat aldus
op de keuze van Hare Majesteit wordt vooriiitgeloopen" maar
het hoogere belang van het bezweren van een storm onder de
Katholieke kiezers schijnt voor De Maasbode het niet in acht
nemen van dit gebruik" te rechtvaardigen.
K
Nadat het bovenstaande was geschreven, werd bekend, dat de
Koningin aan den heer Colijn de opdracht tot Kabinetsformatie
heeft verleend, en dat deze heeft verzocht, clc opdracht in be
raad te mogen houden.
Plet zal nu over eenigen tijd wel blijken, of hij de instemming
der rechterzijde voor zijn programma kan winnen en of zijne
keus van medewerkers de eendracht niet verstoort.