De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 juli pagina 10

18 juli 1925 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2510 HET NEDERL. HISTORISCH INSTITUUT DE KABINETSCRISIS Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan Mededeelingen van het Nederlandsen Historisch Instituut te Rome Vierde deel, 's Oravenhage, 1924. Dit vierde jaarboek" is een forsch boek van 334 pagina's zwaar papier, goed gedrukt zooals dat van een uitgave van Martinus Nijhoff te ver wachten is. Het officieele gedeelte bevat ten eerste het jaar verslag over het tijdvak l Juli 1923 tot l Juli 1924. In het midden van die periode werd het directo raat door Dr. G. J. Hoogewerff overgenomen van Mgr. Dr. A. H. L. Hensen, aan wien enkele waardeerende woorden gewijd worden. Tevens trad toen Dr. J. Cornelissen als leider der historische afdeeling in functie met den titel van secretaris, terwijl Dr. H. M. R. Leopold den titel adjunct directeur verkreeg. Het instituut verhuisde naar Via Savoia 31, Villino Paula. Bij het lezen van dit jaarverslag vraagt men zich af, of het noodig is te publiceeren aan welke passanten in Rome kaarten voor musea enz. of inlichtingen verstrekt werden. Volgen de uitvoerige verslagen der drie weten schappelijke ambtenaren. Ook hier lijkt het nut eener publicatie van alle mogelijke bijzonder heden, ie als verantwoording aan de Regeering gewenscht kunnen zijn. twijfelachtig. Dit publieke lijk verantwoording afleggen van het in functie door de heeren verrichte werkt wel eenigszins komiek, vooral wanneer men van enkele dier ver schillende werkzaamheden nagaat, wat zij eigenlijk omvatteri. Ook vraagt men zich af, of het noodig is, mede te deelen, waar de heeren hunne vacanties doorgebracht hebben en welke wetenschappelijke onderzoekingen zij daar nog gedaan hebben, welke tijdschrift- en courantenartikelen zij hebben doen verschijnen enz. Of zijn al die artikelen te beschouwen als publicaties van het Instituut? Ik vermoed dat de heeren de consequenties daar uit niet gaarne zouden trekken! Niemand zal ook in deze mededeelingen een verslag gaan zoeken over een onderzoek naar oud-Nederlandsche schil derijen in Zweden en Finland ! Waar dit voor werk 59 blz. van het deel beslaat, en deze boeken niet goedkoop zijn, is beperking in deze verslagen tot wat de belangstellende weten moet en tot wat werkelijk Instituut-zaken zijn, zeer gewenscht. Dan volgen de opstellen, in een volgorde, chronologsich naar de daarin behandelde onderwerpen. Slechts een klein aantal dezer opstellen handelen over zaken die zoowel op Italiëals op Holland betrekking hebben. Zuiver op archaeologisch ge bied bewegen zich de opstellen van Dr. O. van Hoorn over den Fakkelloop, Prof. Byvanck over Pompeji (over den tempel van Vespasianus en het gebouw van Eumachia, beide op het Forum) en van Dr. Leopold over de twee tijdperken in den bouw van het Colosseum. Dit laatste opstel heeft de verdienste, de aangename pen die den schrijver van Uit de Leerschool van de spade" kenmerkt, te verbinden met streng wetenschappelijk onder zoek. Belangwekkend zijn de beschouwingen over de aesthetische waardeering van het reusachtige theater. Het blijkt dan dat er in dat opzicht heel wat tegen aan te merken valt en dat juist die bezwaren een vingerwijzing voor de ontfutseling van geheimen in de bouwgeschiedenis zijn. In teressant is ook de aanwijzing van een werkwijze, die geheel overeenkomt met die welke bij de moder ne betonconstructies toegepast wordt. Dezelfde schrijver gaat ook de opgravingen in de geheim zinnige kerk van San Sebastiano aan de Via Appia na, waarvan het heette dat zij de laatste rustplaats van de apostelen Petrus en Paulus zou bedekken. Dit is niet het geval, maar heel vroeg moeten hier reeds Christenen begraven zijn en ook kan men nagaan, waar die legende uit voortgekomen is. Verder blijkt hier plotseling de oorsprong van het woord ,,katakombe". Mevr. Hoogewerff bespreekt, bij een zeer mooie foto de Madonna van Acuto" {einde 12e eeuw), Dr. Hoogewerff geeft een over zicht van de !4e eeuwsche beeldhouwkunst in Rome, in den tijd van het diepste verval en het Avignonsche Pausdom. Zeer curieus is de geschie denis van menig monument uit dien tijd, en aan nemelijk de reconstructie van het belangrijkste, het graf van den kardinaal d'Aleni;on in S. M. in Trastevere o.a. aan de hand van het beroemde tabernakel van Orcagna in Or San Michele. Dr. Raimond van Marie zet zijn overzicht van de beschrijving van Rome voort. I. Q. van Regteren Altena vond een onbekende teekening van Lucas van Leyden in de Uffizi, een teekening .ROSSEN ut verkrijgbaar l (W "p hjlf anj p^kje ALS DE MOTTEN OM DE KAARS....! die niet alleen op naam stond van ,,Luca di Olanda" maar ook werkelijk van dien meester is. Hoogewerff geeft dan enkele aanvullingen op zijn werk over Scorel. Dr. A. Smijers geeft aan, op welke wijze de studie der Nederlandsche muziekgeschiede nis te Italië, die zeer belangwekkende resultaten zal opleveren, aangevat moet worden. G. E. Uhlenbeck schrijft over den vroeg 17e eeuwsch Hollandschen geleerde en medicus, Johannes Heckius, die de eigenlijke stichter van de beroemde Academia dei Lincei geweest is en wiens roman tisch leven onwillekeurig aanleiding geeft tot een boeiend relaas. Dr. Cornelissen schrijft over de komst van Maria de Medicis in ons land een uit voerig 'opstel, gebaseerd op archiefonderzoek in Rome. Dr. Hensen deelt twee brieven mede van den Consul der Genueezen te Livorno over den Zeeslag bij die stad, waarvan hij getuige was. Tenslotte een aankondiging, van F. C. Wieder, over een buitengewoon interessanten atlas, met de hand geteekend en geaquarelleerd, met vele ge zichten van Nederlandsche steden en nederzettin gen in Afrika en Amerika. De bladen dragen veelal de handteekening van Joannes Vingboon en de atlas werd eerst kort geleden ontdekt indeVaticaansche bibliotheek. Zoo bevat dit werk een groote verscheidenheid van meerendeels belangwekkende opstellen, veelal rijkelijk geïllustreerd. G. KN. PRIJSVRAAG VOOR ONTWER PEN VAN BEHANGSELPAPIER De schildersvereeiiiging Sint Lucas," gevestigd Keizersgracht <>48, Amsterdam, heeft iti overleg met en ten behoeve van de firma L. (imdsmit, Amsterdam, een prijsvraag uitgeschreven waaraan uitsluitend Nederlanders kunnen deelnemen. IX' Jury bestaat uit de Heeren: Dr. H. P. BiTlage, den Haag. Lion Cachet, Maarssen. Jan Gratama, A re h. Ir. Amsterdam. Prof. Dr. A. J. der Kinderen, Amsterdam. P. Kramer, Arch. Amsterdam A. D. SPILLNER Viizelstraat 1)3 - Amsterdam Reiswekkers met radium Prof. R. N. Roland Holst, Zundert. L. Goudsmit, Amsterdam. benevens Fritz Peine (Behangseifabrikant) ais Technicus. Voor deze prijsvraag zullen worden disponibel gesteld een eerste prijs van ? 300,--, een tweede van ? 200,?en een derde van / 100,-?, tevens met recht op provisie over den verkoop gedurende de twee eerstvolgende jaren. Bovendien wordt de kans op finantieel succes voor de deelnemers nog vergroot doordat ook niet-bekroonde ont werpen kunnen worden aangekocht. Teekeningen moeten worden ingezonden vóór l September aan het Gebouw van St. Lucas. Alle nadere bijzonderheden vermeldt het prospectus. dat op aanvrage gaarne aan ieder belangstellende wordt toegezonden. Ringfers Kersen' Pralines j Bijzonder frisschei aangename smaakl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl