Historisch Archief 1877-1940
No. 2510
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
II
IN EN OM NAPELS
door Dr. N. VAN DER LAAN
H.
Den volgenden dag zouden we natuurlijk naar
den Vesuvius. Wel gaf onze hospes ons in over
weging liever naar Pozzuoli te gaan. We zouden
daar de beroemde solfatara kunnen zien, een
.Vesuvius in het klein", en ons daardoor hooge reis
kosten besparen. Nu, het is waar, goedkoop is het
reisje naar den vulkaan werkelijk niet. En dit is
ook wel te verklaren. Tot Pugliano, langs vrijwel
vlakke-baan, betaalt men het gewone tarief, maar
vandaar gaat een lijntje naar boven, dat aangelegd
is en onderhouden Wordt door Cook's, reisbureau.
En het stijgen, van hier af, kostte ons een kleine
tien gulden de man. Niet te veel weer, gerekend de
aanlegkosten en het risico bij mogelijke uitbarstin
gen. Bovendien Napels zonder den Vesuvius is
Rome zonder den Paus. Dus geen tijd meer ge
sleten met raadslaan".
Te Pugliano moesten we overstappen. En nu
bleek het, dat we een lateren trein uit Napels had
den kunnen nemen, want pas na den middag kon
den we naar boven. Maar in die twee uren opont
houd zouden we met een onvervalscht stukje
Italiaansch volksleven kennis maken. Een der vele
naaktloopertjes, die in Pugliano's stoffige straten
als biggetjes rondwandelen, konden we, met de
noodige belangstellenden er bij, op de plaat krijgen.
Een echt maisbuikje", levende reclame voor dit
populaire voedsel, dat op straat geroosterd en uit
het vuistje, eveneens op straat, gretig genuttigd
Wordt. Trouwens het was juist de tijd voor de
lunch. Na de opname viel het het clubje bitter
tegen, dat ze niet direct konden zien, hoe de kiek
uitgevallen was. Dan trokken ze allen met ons mee.
Noodlottigerwijze liet een van ons wat centesimi
rollen, waarop onmiddellijk het geheele gezelschap
in een troep geraffineerde bedelaars ontaardde.
De grooteren tilden hun kleine, naakte broertjes,
en ook wel wildvreemde kinderen, die toevallig in
het straatstof aan 't spelen waren, op, droegen ze,
als een woonwagenkind zijn marmotje, al
soebattend voor ons uit, om, zoo mogelijk, nog meer geld
te voorschijn te tooveren uit de zakken dier, na
tuurlijk, schatrijke Amerikanen". Sol, sol, sol,
signor" dat bleef het refrein, begeleid door het
rekken van armen en het stofgeschuifel van bloote
voeten. Een pastoor, die ons passeerde, las vlijtig
in aijn brevier en keek op noch om, stellig in de
meening, niet al te zeer tegen de volksgewoonten te
moeten ingaan. Totdat eindelijk een huiswaarts
keerend werkman met streng verbod aan de
bedelpartij een eind maakte. Langs een omweg zijn we
toen naar het station teruggegaan, waar we, onder
het genot van een flesch heerlijke Marsala, onzen
meegebrachten proviand hebben verorberd.
Weldra gingen we nu met het bergtreintje ver
der. Langs welige wijngaarden, waar de befaamde
Lacrimae Christi" gekweekt wordt, een hel,
gulden sap, glanzend en klaar als een zon", zou
Timmermans zeggen, stijgt de weg allengs. En al
gauw is het dan uit met de vruchtbaarheid. Deso
late lavavelden, door vroegere uitbarstingen ge
vormd, verheffen hun kale, zwartbruine ruggen,
grillig geplooid. In de wreede omhelzing dezer
massa's is hier eenmaal alle leven gezwicht. Ver
zadigd van wraakzucht rusten ze thans, onbetwist
baar meester gebleven op het slagveld der
ontzetPagliano. Siraatleven
ting. Vale, sombere wach
ters bij het hellevuur, dat
diep onder de hellingen nog
immer gloeit. Maar wel
dadige tegenstelling ! Ter
anderer zijde strekt zich,
naarmate we hooger klim
men, steeds wijderde heer
lijke Golf, met haar vredig,
droomend blauw, dat lich
ter uitvloeit waar ver
Procida, Ischia en Capri rotsig
rijzen. Op ongeveer
700 M. hoogte eindigt het
electrische lijntje en begint
de funiculaire, die nagenoeg
tot den top lijnrecht langs
de helling omhoog klimt.
De laatste 60 M. legt men
te voet af, door gidsen be
geleid; een vrij gevaarlijk
karweitje, vlak langs den
rand van de helling.
De gidsen hebben een
vast tarief en mogen geen
fooien aannemen. Het was
ons vooruit gezegd en toch
liepen we in de val. Want
nauwelijks op Weg werden
ons kleine stukjes lava van de laatste eruptie
aangeboden, waarin, toen ze nog warm waren,
een muntje was gedrukt. We mochten ze behou
den als een aandenken, zeiden onze' vriendelijke
geleiders en wel wat heel argeloos aanvaardden
we deze souvenirs. Waarom toch eigenlijk kwam
niemand van ons zessen op het idee, dat we hier
met een verkapten vorm van bedelarij te doen
zouden krijgen? Was het de nawerking der Mar
sala, die ons bedwelmde? Of waren we bevangen
in den toover der Zuiderzon, die in den immer
blauwen hemel te laaien stond? Ik weet het niet.
Wel herinner ik me nog, hoe ik, aan den uitersten
rand van het pad, terwille van den grootste
onder ons, die door zijn lengte wat topzwaar
werd , al mijn positieve noodig had, om niet
duizelig te worden, zoodat ik wellicht daardoor
voor 't overige in waakzaamheid verslapte.
En daar, opeens, stonden we voor den krater,
een grooten, wijden kom, waar uit de afdalende,
brokkelige wanden op tal van plaatsen damp op
steeg. Diep op den bodem echter gloeide het van
lillend vuur, geelachtig en rood. En in die vurige
massa'stond een kegelvormig gevaarte snuivend
? een dikke rookzuil te blazen. Af en toe gromde en
loeide het in dien reusachtigen ketel, alsof daar
diep beneden een toornig monster zich schudde en
een aanval voorbereidde op de vermetele toe
schouwers, die zijn domein durfden betreden. Dan
spuwde de kegel gloeiende steenen, terwijl dichter
en zwarter de rook puilde. Krater" heette bij de
Grieken een rnengvat, en werkelijk, dit is ereen,
een krater kakoon",een mengvat vol rampen, die,
wanneer ze eenmaal den rand achter zich laten,
dood en verderf in hun loop met zich brengen. Eén
van ons clubje en een Amerikaansche, lid van een
Cook's reisgezelschap, hadden nog den moed een
15 M. in den krater af te dalen; verder mocht niet,
vanwege de hitte. Maar wij, anderen, bewonderden
liever op een afstand de ongenaakbare majesteit
van den vulkaan, voldaan reeds, dat we nu dan
toch werkelijk op den Vesuvius stonden en over
tuigd dat deze tocht zijn geld toch over- en
overwaard was. Onze gidsen, geboren psychologen,
raadden natuurlijk onze gedachten, want bij het
nu langzaam afdalen, kwamen ze int t hun afreke
ning voor den dag. Vijf lire kostte het extra-uit
stapje van onzen held in den krater en verder moes
ten alle stukjes lava, die ze ons zooeven aange
smeerd hadden, afzonderlijk worden betaald. Daar
bij ontstond op het smalle bergpad een heftige
woordenwisseling. Wij beweerden nl. dat we- vier
en de oudste gids, die het Woord voerde, hield vol,
dat we vijf stukjes hadden gehad. Maar toen bij
onderzoek onzer zakken bleek, dat wij ongelijk
hadden en ik ook het vijfde wilde betalen, wees hij
mijn geld met breed gebaar van de hand: daar
was het niet om te doen, maar wel, dat \v'e zouden
zien, hoe eerlijk hij was. Weer een dertig passen
verder vroeg hij,nu misschien dentoegedachten fooi
in ontvangst te mogen nemen, vóór hij weer met
ons in de buurt van zijn collega's kwam. Hn, zwak
als We stonden door onze vergissing van daarstraks,
moesten we voor ons fatsoen dit offer brengen,
waarmee tevens het vijfde stukje lava betaald was !
Opeens zette nu de volleerde bedelaar het vriende
lijkste gezicht ter Wereld, bood aan, fototoestel ui
valies te dragen en constateerde bij het afscheid,
dat dus nu iedereen tevreden was, wij over het
grootsche natuurverschijnsel en hij zeker niet
voor het eerst over de geldelijke baten, die de
Vesuvius hem ook dezen dag weer had opgebracht.
Munten in lava gedrukt welk een prachtige
symboliek van dit geniale bedelbedrijf !
Gelukkig daalde de avond niet, zonder dat
Fortuna ook ons nog een klein voordeeltje gunde.
Met den geleider van Cook sloten wc in den
funicuDe Vesuviuskrater
laire een heel billijk contract voor den volgenden
dag. Hij of een zijner ambtgenooten zou onze gids
zijn bij een reisje naar Pompeii. Tegen een vast
bedrag, dat ons vrijwat meeviel, waren we van
reiskosten, toegangsprijzen en fooien af, en zou hij
voor alles zorgen, voorde uitlegging van het geziene
incluis. We hebben er geen spijt van gehad, zooals
uit het volgende stukje blijken moge.
Boekbespreking
HUIB LUNS, Rembrandtiana, Amsterdam, van
Munster's Uitgevers-Maatschappij, 9124.
Oprechte geestdrift doet altijd prettig aan. Er
zijn ten onzent veel te weinig waarlijk geestdriftige
boeken geschreven over onze groote oude kunst,
misschien wel omdat degenen die ze zouden willen
en kunnen schrijven zijn teruggedeinsd voor de
massa kennis, die noodig is om kunsthistorisch
juist te blijven te midden van het frissche enthou
siasme. Het is inderdaad even moeilijk voor een
schrijver over oude kunst, om de frischheid nietv
te doen overwoekeren door het gedocumenteerde,
als om het historische beeld niet te dren over
stemmen door de juichkreten zijner verrukking.
Schrijvers, die de gave bezitten, ons het edele
mengsel van beide te geven, die in staat blijven
om met een duren Fachkenntnisse ungetrübten
Bliek" de kunstwerken te blijven beschouwen en
toch hun vakkennis weten aan te wenden als
onontbeerlijk Werktuig voor het opbouwen van
hun arbeid, zulke schrijvers zijn uitermate zeld
zaam. De heer Hui b Luns heeft niet tot hen willen
behooren, hij heeft willen blijven wie hij is: de
genietende kunstenaar, die door zijn kunstenaar
schap vanzelf is de Renibraiidt-aanbidder, dien
hij zich toont. Daarom kon hij ook in de his
torische en stijlcritische details niet
objectiefonderzoekend te werk gaan en men moet de tekort
komingen op dit terrein niet meerekenen bij de
beoordeeling van deze Rembrandtiana. Voor mijn
leerlingen te Amsterdam, 's-Hertogenbosch en
Rotterdam en zeker niet minder vror c!e vele
onbekenden, die ik in den lande door cursussen
vooral aan de volksuniversiteiten mocht bereiken,
worden deze hoofdstukjes neergeschreven en aan
eengeregen, als een les uit Rembrandts leven en
werken: Energieën Gcestesvrijheid". Aldus heft
de voorrede aan, en de schrijver gaat vcort: Dit
geschrift wil zijn het werk van een schilder-feraar.
En niet het minst als leider van het Rijks-Instituut
voor Teekenleeraren beschouwde ik de moeite van
het vastleggen van deze 10 lessen als ambtelijken
arbeid. Mijne leerlingen van de Museunifchool
immers kunnen" aan H.B.S., Lyceum of Gym
nasium geroepen worden de stof te behandelen,
die hier verwerkt \\erd. Zoo dringt zich Rem
brandtiana" niet tusschen de \\erken der
vakgeleerden in de kunstgeschiedenis".
Inderdaad, het boek geeft geheel wat het voor
bericht voorspelt. Het geeft bovendien niet alleen
ieta van het hart van den schilder'', gelijk de
schrijver hoopt: het geeft zér vél van het hart
van den schilder, en dat is de beste kant van dit
werk, dat zeer stellig druk gelezen zal worden
door hen, voor wie het is bestemd.
W. M A K T J N
DEKON FABR.F.W.BRAAT-DELFT