De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 juli pagina 11

18 juli 1925 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2510 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND II IN EN OM NAPELS door Dr. N. VAN DER LAAN H. Den volgenden dag zouden we natuurlijk naar den Vesuvius. Wel gaf onze hospes ons in over weging liever naar Pozzuoli te gaan. We zouden daar de beroemde solfatara kunnen zien, een .Vesuvius in het klein", en ons daardoor hooge reis kosten besparen. Nu, het is waar, goedkoop is het reisje naar den vulkaan werkelijk niet. En dit is ook wel te verklaren. Tot Pugliano, langs vrijwel vlakke-baan, betaalt men het gewone tarief, maar vandaar gaat een lijntje naar boven, dat aangelegd is en onderhouden Wordt door Cook's, reisbureau. En het stijgen, van hier af, kostte ons een kleine tien gulden de man. Niet te veel weer, gerekend de aanlegkosten en het risico bij mogelijke uitbarstin gen. Bovendien Napels zonder den Vesuvius is Rome zonder den Paus. Dus geen tijd meer ge sleten met raadslaan". Te Pugliano moesten we overstappen. En nu bleek het, dat we een lateren trein uit Napels had den kunnen nemen, want pas na den middag kon den we naar boven. Maar in die twee uren opont houd zouden we met een onvervalscht stukje Italiaansch volksleven kennis maken. Een der vele naaktloopertjes, die in Pugliano's stoffige straten als biggetjes rondwandelen, konden we, met de noodige belangstellenden er bij, op de plaat krijgen. Een echt maisbuikje", levende reclame voor dit populaire voedsel, dat op straat geroosterd en uit het vuistje, eveneens op straat, gretig genuttigd Wordt. Trouwens het was juist de tijd voor de lunch. Na de opname viel het het clubje bitter tegen, dat ze niet direct konden zien, hoe de kiek uitgevallen was. Dan trokken ze allen met ons mee. Noodlottigerwijze liet een van ons wat centesimi rollen, waarop onmiddellijk het geheele gezelschap in een troep geraffineerde bedelaars ontaardde. De grooteren tilden hun kleine, naakte broertjes, en ook wel wildvreemde kinderen, die toevallig in het straatstof aan 't spelen waren, op, droegen ze, als een woonwagenkind zijn marmotje, al soebattend voor ons uit, om, zoo mogelijk, nog meer geld te voorschijn te tooveren uit de zakken dier, na tuurlijk, schatrijke Amerikanen". Sol, sol, sol, signor" dat bleef het refrein, begeleid door het rekken van armen en het stofgeschuifel van bloote voeten. Een pastoor, die ons passeerde, las vlijtig in aijn brevier en keek op noch om, stellig in de meening, niet al te zeer tegen de volksgewoonten te moeten ingaan. Totdat eindelijk een huiswaarts keerend werkman met streng verbod aan de bedelpartij een eind maakte. Langs een omweg zijn we toen naar het station teruggegaan, waar we, onder het genot van een flesch heerlijke Marsala, onzen meegebrachten proviand hebben verorberd. Weldra gingen we nu met het bergtreintje ver der. Langs welige wijngaarden, waar de befaamde Lacrimae Christi" gekweekt wordt, een hel, gulden sap, glanzend en klaar als een zon", zou Timmermans zeggen, stijgt de weg allengs. En al gauw is het dan uit met de vruchtbaarheid. Deso late lavavelden, door vroegere uitbarstingen ge vormd, verheffen hun kale, zwartbruine ruggen, grillig geplooid. In de wreede omhelzing dezer massa's is hier eenmaal alle leven gezwicht. Ver zadigd van wraakzucht rusten ze thans, onbetwist baar meester gebleven op het slagveld der ontzetPagliano. Siraatleven ting. Vale, sombere wach ters bij het hellevuur, dat diep onder de hellingen nog immer gloeit. Maar wel dadige tegenstelling ! Ter anderer zijde strekt zich, naarmate we hooger klim men, steeds wijderde heer lijke Golf, met haar vredig, droomend blauw, dat lich ter uitvloeit waar ver Procida, Ischia en Capri rotsig rijzen. Op ongeveer 700 M. hoogte eindigt het electrische lijntje en begint de funiculaire, die nagenoeg tot den top lijnrecht langs de helling omhoog klimt. De laatste 60 M. legt men te voet af, door gidsen be geleid; een vrij gevaarlijk karweitje, vlak langs den rand van de helling. De gidsen hebben een vast tarief en mogen geen fooien aannemen. Het was ons vooruit gezegd en toch liepen we in de val. Want nauwelijks op Weg werden ons kleine stukjes lava van de laatste eruptie aangeboden, waarin, toen ze nog warm waren, een muntje was gedrukt. We mochten ze behou den als een aandenken, zeiden onze' vriendelijke geleiders en wel wat heel argeloos aanvaardden we deze souvenirs. Waarom toch eigenlijk kwam niemand van ons zessen op het idee, dat we hier met een verkapten vorm van bedelarij te doen zouden krijgen? Was het de nawerking der Mar sala, die ons bedwelmde? Of waren we bevangen in den toover der Zuiderzon, die in den immer blauwen hemel te laaien stond? Ik weet het niet. Wel herinner ik me nog, hoe ik, aan den uitersten rand van het pad, terwille van den grootste onder ons, die door zijn lengte wat topzwaar werd , al mijn positieve noodig had, om niet duizelig te worden, zoodat ik wellicht daardoor voor 't overige in waakzaamheid verslapte. En daar, opeens, stonden we voor den krater, een grooten, wijden kom, waar uit de afdalende, brokkelige wanden op tal van plaatsen damp op steeg. Diep op den bodem echter gloeide het van lillend vuur, geelachtig en rood. En in die vurige massa'stond een kegelvormig gevaarte snuivend ? een dikke rookzuil te blazen. Af en toe gromde en loeide het in dien reusachtigen ketel, alsof daar diep beneden een toornig monster zich schudde en een aanval voorbereidde op de vermetele toe schouwers, die zijn domein durfden betreden. Dan spuwde de kegel gloeiende steenen, terwijl dichter en zwarter de rook puilde. Krater" heette bij de Grieken een rnengvat, en werkelijk, dit is ereen, een krater kakoon",een mengvat vol rampen, die, wanneer ze eenmaal den rand achter zich laten, dood en verderf in hun loop met zich brengen. Eén van ons clubje en een Amerikaansche, lid van een Cook's reisgezelschap, hadden nog den moed een 15 M. in den krater af te dalen; verder mocht niet, vanwege de hitte. Maar wij, anderen, bewonderden liever op een afstand de ongenaakbare majesteit van den vulkaan, voldaan reeds, dat we nu dan toch werkelijk op den Vesuvius stonden en over tuigd dat deze tocht zijn geld toch over- en overwaard was. Onze gidsen, geboren psychologen, raadden natuurlijk onze gedachten, want bij het nu langzaam afdalen, kwamen ze int t hun afreke ning voor den dag. Vijf lire kostte het extra-uit stapje van onzen held in den krater en verder moes ten alle stukjes lava, die ze ons zooeven aange smeerd hadden, afzonderlijk worden betaald. Daar bij ontstond op het smalle bergpad een heftige woordenwisseling. Wij beweerden nl. dat we- vier en de oudste gids, die het Woord voerde, hield vol, dat we vijf stukjes hadden gehad. Maar toen bij onderzoek onzer zakken bleek, dat wij ongelijk hadden en ik ook het vijfde wilde betalen, wees hij mijn geld met breed gebaar van de hand: daar was het niet om te doen, maar wel, dat \v'e zouden zien, hoe eerlijk hij was. Weer een dertig passen verder vroeg hij,nu misschien dentoegedachten fooi in ontvangst te mogen nemen, vóór hij weer met ons in de buurt van zijn collega's kwam. Hn, zwak als We stonden door onze vergissing van daarstraks, moesten we voor ons fatsoen dit offer brengen, waarmee tevens het vijfde stukje lava betaald was ! Opeens zette nu de volleerde bedelaar het vriende lijkste gezicht ter Wereld, bood aan, fototoestel ui valies te dragen en constateerde bij het afscheid, dat dus nu iedereen tevreden was, wij over het grootsche natuurverschijnsel en hij zeker niet voor het eerst over de geldelijke baten, die de Vesuvius hem ook dezen dag weer had opgebracht. Munten in lava gedrukt welk een prachtige symboliek van dit geniale bedelbedrijf ! Gelukkig daalde de avond niet, zonder dat Fortuna ook ons nog een klein voordeeltje gunde. Met den geleider van Cook sloten wc in den funicuDe Vesuviuskrater laire een heel billijk contract voor den volgenden dag. Hij of een zijner ambtgenooten zou onze gids zijn bij een reisje naar Pompeii. Tegen een vast bedrag, dat ons vrijwat meeviel, waren we van reiskosten, toegangsprijzen en fooien af, en zou hij voor alles zorgen, voorde uitlegging van het geziene incluis. We hebben er geen spijt van gehad, zooals uit het volgende stukje blijken moge. Boekbespreking HUIB LUNS, Rembrandtiana, Amsterdam, van Munster's Uitgevers-Maatschappij, 9124. Oprechte geestdrift doet altijd prettig aan. Er zijn ten onzent veel te weinig waarlijk geestdriftige boeken geschreven over onze groote oude kunst, misschien wel omdat degenen die ze zouden willen en kunnen schrijven zijn teruggedeinsd voor de massa kennis, die noodig is om kunsthistorisch juist te blijven te midden van het frissche enthou siasme. Het is inderdaad even moeilijk voor een schrijver over oude kunst, om de frischheid nietv te doen overwoekeren door het gedocumenteerde, als om het historische beeld niet te dren over stemmen door de juichkreten zijner verrukking. Schrijvers, die de gave bezitten, ons het edele mengsel van beide te geven, die in staat blijven om met een duren Fachkenntnisse ungetrübten Bliek" de kunstwerken te blijven beschouwen en toch hun vakkennis weten aan te wenden als onontbeerlijk Werktuig voor het opbouwen van hun arbeid, zulke schrijvers zijn uitermate zeld zaam. De heer Hui b Luns heeft niet tot hen willen behooren, hij heeft willen blijven wie hij is: de genietende kunstenaar, die door zijn kunstenaar schap vanzelf is de Renibraiidt-aanbidder, dien hij zich toont. Daarom kon hij ook in de his torische en stijlcritische details niet objectiefonderzoekend te werk gaan en men moet de tekort komingen op dit terrein niet meerekenen bij de beoordeeling van deze Rembrandtiana. Voor mijn leerlingen te Amsterdam, 's-Hertogenbosch en Rotterdam en zeker niet minder vror c!e vele onbekenden, die ik in den lande door cursussen vooral aan de volksuniversiteiten mocht bereiken, worden deze hoofdstukjes neergeschreven en aan eengeregen, als een les uit Rembrandts leven en werken: Energieën Gcestesvrijheid". Aldus heft de voorrede aan, en de schrijver gaat vcort: Dit geschrift wil zijn het werk van een schilder-feraar. En niet het minst als leider van het Rijks-Instituut voor Teekenleeraren beschouwde ik de moeite van het vastleggen van deze 10 lessen als ambtelijken arbeid. Mijne leerlingen van de Museunifchool immers kunnen" aan H.B.S., Lyceum of Gym nasium geroepen worden de stof te behandelen, die hier verwerkt \\erd. Zoo dringt zich Rem brandtiana" niet tusschen de \\erken der vakgeleerden in de kunstgeschiedenis". Inderdaad, het boek geeft geheel wat het voor bericht voorspelt. Het geeft bovendien niet alleen ieta van het hart van den schilder'', gelijk de schrijver hoopt: het geeft zér vél van het hart van den schilder, en dat is de beste kant van dit werk, dat zeer stellig druk gelezen zal worden door hen, voor wie het is bestemd. W. M A K T J N DEKON FABR.F.W.BRAAT-DELFT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl