De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 juli pagina 12

18 juli 1925 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE OROENEfAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2510 Illustratie uit Van Calcutta tot Ceylon" De Golden Temple te Amritsar VAN CALCUTTA TOT CEYLON *) door Mr. H. G. K£ STER De fout van de meeste reisbeschrijvers is deze: zij laten te zeer het licht vallen op hetgeen hun belang inboezemt; zij verdiepen zich dermate in het bijzondere, dat hun verhaal slechts voor bepaalde groepen lezers waarde heeft. Daarom zijn reisbeschrijvingen van mannen als Darwin en Wallace voor het groote beschaafde leekenpubliek niet slechts vervelend, maar zelfs geheel onleesbaar. Geenszins is de heer B. Heidring in deze fout vervallen; de beschrijving zijner tochten door Voor-Indiëvan Calcutta naar Ceylon is als een filmbeeld, dat met fotogra fische duidelijkheid de route weergeeft. Eigenlijk is de titel te bescheiden; deze toch doet vermoeden, dat slechts de afstand tusschen die twee plekken van den Indischen bodem werd afgelegd; in wer kelijkheid ging de reis door het geheele schier eiland in een reusachtige bocht, waarvan Amritsar het noordelijkste punt uitmaakt. Het eigenaardig film-karakter" heeft natuurlijk dezen tegenkant, dat het eene beeld het andere verdringt en met ?koortsachtige haast de opnamen aan ons oog voorbijvliegen. Dit nadeel is echter gemakkelijk weg te nemen door overlezen, door de film nog maals te zien. Zóó gehanteerd schijnen mij de hoofdstukken van dit reisverhaal uitnemende prolegomena voor de meer uitgebreide werken over Voor-lndië. Andererzijds zijn zij een uit nemende aanvulling van de gewone reisboeken van Baedeker en Murray, omdat de Indische wereld hier met een Hollandsch oog is gezien. Bovendien heeft de schrijver herhaaldelijk de Britsch-Indische toestanden (economische en po litieke) vergeleken met die in Insulincte, hetgeen voor Hollandsche lezers de waarde van het boek nog verhoogt. Bij deze beschouwingen staat de auteur niet op hetgeen men ten onzent noemt het ethische standpunt"; hij is vast overtuigd, dat de strenge hand van een westersch heerscher in het belang der Oosterlingen zelf is en l ij heeft voor swaradsj" (zelfbestuur) slechts een mede lijdenden glimlach. Evenals bij de meeste bezoekers van VoorIndiëwas het eerste gevoel, dat schrijvers gemoed na het aan wal gaan vervulde: teleurstelling. Als bijna ieder westerling had hij zich (hij bekent het eerlijk) Indiê' voorgesteld als het land van exotisch-aziatische pracht. Hij droomde van marnieren paleizen, oprijzend uit groene vlakten of zich weerspiegelend in klare rivieren; van prin sen, die met juweelen getooid, gezeten op oli. fanten door wondersteden rijden; van volks massa's nog rijker van coloriet dan de Zuid-Europeesche". Kortom: in zijn verbeelding had geleefd het fantastisch Indiëuit Akedysséril van Villiers de l'Isle Adam. Hoe bitter werd de ontgoocheling. Ik vond schreeuwende armoede, een wereld van vuil en lompen; ik at stof bij ponden ; ik miste mijn prinsen en mijn olifanten; hun paleizen zag ik, maarzij waren zelden van marmer en herberg den doorgaans collecties van goedkoop Europeesch meubilair, met zorgvuldige wansmaak ge kozen". Toch liet de heer Heidring zich niet afschrikken en aanvaardde moedig zijn zwerf tocht door den Indischen volkerenchaos. Bij een kort verblijf zal de schrijver ver 1) Van Calcutta tot Ceylon, door B. HELDRING, bij Van Holkema en Warendorf, Amsterdam 1925. heelt het geenszins het reizen in Indi slechts het karakter dra gen van sight-seeing. De hoofdstukken zijn daarom alle bijna ge wijd aan n of meer dere sights. Slechts de eerste kapittels zijn van algemeener aard: zij behandelende bearers" (een woord dat men het best met ons djongos" kan vertalen en niet met dragers") en het reizen in Voor-Indië. In het algemeen kun nen onze Javaansche djongos" de vergelij king met hun BritschIndische collega's uit nemend doorstaan; ver geleken met het canaille, dat de heer H. als bediende te aan vaarden had, zijn onze Javaantjes ware.virtuozen in het vak en echte gentlemen. Hevig be klaagt zich ook de schrij ver over de curio-dealers".Dezeheeren, verkoopers van Boeddhabeeldjes, koperwerk, sjaals zijn een ware plaag, temeer waar zij zelfs de hotelkamers binnendringen en men geen oogenblik voor hen veilig is. Nu, van dit euvel Weet men op Java óók mee te praten; mij per soonlijk is zelfs een ziekenhuis bekend, waar men dit volkje vrijelijk den tuin liet betreden, in welken herstellende zieken lagen.... Bezoekers van Voor-Indiëverwonderen zich immer over de vele bedienden in de hotels, n bediende voor de thee,. n voor het water, n voor het kamer-doen, enzoovoort. De schrijver geeft hiervan een ver klaring, die niet ieder bekend zal zijn: het hangt samen met het kaste-wezen. De waardigheid van bepaalde kasten brengt mede, dat slechts een bepaald soort arbeid door leden van die kaste mag worden verricht. Zoo is bijvoorbeeld het werk der laagste groep, der out-casts : het stofafnemen. De sweepers" der hotels zijn dan ook steeds de groezeligste en weerzinwekkendste der hotelbedienden. Een ware ramp bleken ook de horden Amerikanen, die op Voor-Indiëneerstrijken als sprinkhanen op den oogst. Zij zijn zooals de schrijver het noemt uitgeslapen in het doen van silly remarks". Een dikke Amerikaansche met helmhoed en uilebril zegt tegen een fatsoenlijk koopman: good Hindoo, how are you feeling to-day?" De koopman was intusschen een Mo hammedaan, maar stel u voor zoo gaat schrijver verder dat ge den chef van een antiquitei ten-zaak in Europa begroet met good morning, Christian" of good morning, Jew". Natuurlijk kan uit zulke lompe onhandigheid te midden eener geprikkelde bevolking allerlei onheil voort komen. Een helaas zeer klein hoofdstuk behandelt de heilige steden, Gaya, Benares en Muttra. Evenals op alle westerlingen maakten de religieuse riten der Hindoes op den heer H. een af stootenden indruk: vuilheid, onnoodige bloedstorting, zelfkastijding en walgelijke obsceniteit. Wellicht ware de opmerking hier niet misplaatst geweest, dat men de religie, die eens de Weda's schiep,onrecht doet door haar alleen te beoordcelen naar deze afschuwwekkende verschijningsvormen. Telkens schrijnt er in dit reisverhaal de wrange tegenstelling tusschen BOUWT IN HET OOSTERPARK DILTriöVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE TELEF.INT. Ni 653S die een beetje wee aandoet. Moge toch iedere reisbeschijver het eens voor al aan kunstenaars als Loti, Farrère, Borel overlaten de schoon heid van oostersche kunstwerken in westersche taal weer te geven. Er zijn nog enkele kleinig heden in dit boek, die bij ondeskundige lezers misverstand kunnen wekken. Zoo beschrijft de auteur op blz. 105 een Mohaininedaanschc school, waar de op banken uitgestrekte leerlingen, allen door elkaar, hardop uit den koran lezen. Daar over maakt hij zich dan nog al vroolijk. Toch ware het onbillijk hierin het type van een Mohammedaansche school te zien. Er zijn ook in Voor-Indiëdegelijke modern ingerichte scholen op Mohammedaanschen grondslag. Ik betwijfel zelfs of het schooltje, waarmee schrijver den spot drijft, wel een echte school was. Ik vermoed, dat hij bezocht heeft, wat men op Java noemt een pesantren" (oefenplaats voor het reciteeren van den koran). Over de zoo interessante Parsies hooren wij in de beschrijvingen van Bombay wel heel weinig en de schrijver maakt bovendien nog enkele opmerkingen, die allerdolst zijn, vooreerst, dat de Parsies doen denken aan de Mennonieten in Holland, want zij zijn ook altijd rijk, altijd fatsoenlijk en altijd verstandig" (bldz. 45); elders vergelijkt hij de lugubere gebruiken der Parsies, die immers hun lijken door gieren laten verscheu ren, met.... het bloedig ritueel der geheime Doopsgezinde vergaderingen" en ook de eigen aardige cohaerentie tusschen de Parsies herinnert hem aan de Doopsgezinde gemeente in Holland" (bldz. 101). Welk bloedig ritueel de schrijver onzen doops gezinden toedicht, vat ik niet. Inderdaad zijn er in zekere onontwikkelde kringen omtrent de Doopsgezinden soortgelijke geschiedenissen in omloop als omtrent de Vrijmetselaars en omtrent de Joden. Wellicht hecht schrijver aan die malle vertelsels geloof. Hij moest zich schamen ! Onze Doopsgezinde lezers moeten de zaak maar eens uitmaken en nagaan Welke gelijkenis er toch moge bestaan tusschen hen en de vuuraanbiddende, eeuwig-sjacherende, lang-neuzige volgelingen van Zarathustra, waarmee Bombay gezegend is. Afgezien van dergelijke ethnologische bokkesprongctjes is deze reisbeschrijving een aardig en leerzaam boek. CADILLAC V. 63 ieder, die het heeft gebracht tot een CADILLAC V 63, behoeft het op auto mobielgebied niet verder te zoeken. K. LANDEWEER - UTRECHT de Verwachting en do Werkelijkheid. War: vrede vond onze toerist alleen in Udaipoev in Radsjpoetana. Daar, in de blanke stad van de Maharana, in de parken rnet hun fraaie pauwen, sierlijke paarden, goe dige olifanten te mid den der violet-getulbande eerwaardige Radsjpoets Was iets van het Indiëzijner droomen.Doch een wanklank was ook daar: een dronken yogi (asceet)! Een apart hoofd stukje kreeg ook de Taj Mahal,ïhet belaamde paleis te Agra. Jammer dat de schrijver hier den eenvoudigen, objectieven toon van zijn reisverhaal laat va ren en in een bewonderingslyriek vervalt, ustratie i:it ,,Van Calcutta tot Ceylon" Parade-olifant fe Jaipur

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl