De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 juli pagina 17

18 juli 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2510 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 SCHILDERKUNST-KR ONIEK Somtijds, door n enkele gebeurtenis, wordt een toestand overzichtelijk, en wordt een fout, die eenigszins verfomfaaid in het donker lag, openbaar en in al zijn gevolgen duidelijk. Het geval Hofstede de Groot-Frans Hals of liever niet Frans Hals is waarschijnlijk den meesten nog niet uit de herinnering geraakt, en misschien zijn som mige mijner lezers eenigszins versteld geweest hoe weinig wetenschappelijk een expertise-bedrijf Wordt gedreven, en waaro.,1 naast een fiches-verzamelenden secretaris een expert van den prijs als Hofstede de Groot zich niet een scheikundige veroorlooft in zijn dienst. Hij heeft de gevolgen daarvan ondervonden en hij was waarschijnlijk de laatste om daaraan te denken. Een scheikundige heeft natuurlijk niets te maken met de werkelijke, de aesthetische Waarde van het schilderij, dat hij onderzoekt maar ik heb mij meer dan eens afgevraagd in hoeverre deze historici zich inder daad daarvoor interesseeren (zij trachten repu taties te maken, tot welk maken hun het recht meestal er zijn uitzonderingen ontbreekt). En ik heb mij verwonderd, dat na zulken flater de kunsthistoricus, wien dat overkwam, niet een heviger knak heeft gekregen dan hij kreeg. Maar bij eenig willig nadenken is dat te begrijpen. Het koopen van oude kunst is het koopen van een gecertificeerde waarde; het publiek, dat deze kunst koopt, koopt gemaklijk verplaatsbaren, grooten rijkdom. Het meent dien ten minste te koopen van den handelaar, die hem Weer niet verkoopen kan zonder certificaat. Stel u nu voor, dat den kooper de schrik te pakken krijgt, dat er te veel onzekerheid is omtrent wat hij koopt; hij wordt angstig, en de groote kunsthandel, gedreven als een bank, met promotores als hulp, geraakt op zijn zitvlak. Het is dus in het belang van dien grooten kunsthandel, dat een geval als dit van Hofstede de Groot op alle mogelijke wijzen wordt gesauveerd, en wie de feiten nagaat, die na de valsch-verklaring van den Frans Hals zijn voorgevallen, kan niet ontkennen, dat met stout moedigheid en behendigheid is geageerd, en dat het bedrag, gemoeid met deze behendigheid en stoutmoedigheid, klein is in vergelijking met wat er omgaat in kunsthandels, die internationaal handelen in oude kunst of wat voor zoodanig doorgaat. Want er is, wie weet dat niet? veel oude kunst aan de markt, die nog zeer jong is, en nabootsers, beschikkend over technische vaar digheid, en bekend met vroegere wijs van voor stellen, van groepeeren, van costuum en alle attributen, maken op vaardige wijs werken (het geschiedt in massa) die door luchthartige histo rici gecertificeerd worden, en een valschen triomf tocht beginnen. Er zijn zeer vele van die werken reeds gesignaleerd, en er zwerven er nog zeer vele rond. Het publiek, dat dus koopt niet uit zuivere overweging, maar groote sommen uitgeeft voor werken, voor wier expertise kunsthistorici groote sommen ontvangen, koopt "dus terecht een kat in den zak". Het publiek krijgt wat het verdient. Maar al krijgt iemand, wat hij verdient, dan is dat niet altijd genoegelijk om aan te zien. En waarom niet? Het is bekend, dat het veel schilders niet goed gaat. Het is bekend, dat er veel schilders van talent op het oogenblik leven in Holland (ik spreek in deze kronieken nooit ten bate van schilders zonder talent). Het is dus geen genoegen om te merken, dat d'een of andere dwaas voor een val schen Hals (zelfs door de reproductie kondt ge gaan twijfelen !) vijftigduizend goede guldens uit geeft, terwijl hij voor een goed schilderij van een levende, waarvan de echtheid bij den maker is na te gaan, te traag is om iets te geven; terwijl hij daar, o verstandig belegger, alle kans heeft later te verdienen (en wat is heerlijker voor een Hollander, die verzamelt, en waarom zouden wij, Hollanders, hem dat niet gunnen?) Het geval Hofstede de Groot-niet Frans Hals heeft dus een toestand overzichtelijk gemaakt: dat de oude kunsthandel gedreven wordt met het talent van verfijnde bankiers, en dat als een der befaamde experts in moeilijkheden geraakt, dit gesust wordt oude zoete rust der verzamelaars, en hun gevoel van zekerheid, niet te storen. Het heeft de dwaasheid aangetoond van het alleen met groot geld oude gecertificeerde kunst te koopen maar hetzelfde geval heeft bij mij, en ik hoop bij vele anderen het verlangen gewekt, dat deze koopende dwazen konden bedenken, dat zij van de tegenwoordigen (en er zijn talenten onder die dat ruimschoots verdienen) met alle zekerheid KUNSTZAAL VAN LIER naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.) TENTOONSTELLING VAN EEN VOOR HOLLAND GEHEEL NIEUWE COLLECTIE OUDE NEGERPLASTIEKEN konden koopen, met alle zekerheid ten opzichte der echtheid; misschien kunnen zij begrijpen, dat de werkelijke, de aesthetische waarde het eenige noodige is (en die vindt ge in de modernen); mis schien kunnen zij, als ze dat overzien, die Croesusmanieren eens doen baten aan onze tegenwoordigen, voor beider heil. PLASSCHAERT. TENTOONSTELLING VAN ETSEN VAN REMBRANDT IN 'S RIJKS PRENTENKABINET. F De populariteit van Rembrandts etsen heeft min of meer geleden onder hun roem. Nog niet zoo lang terug, kon men iemands kunstzinnig heid niet overtuigender aantoonen dan uit het feit, dat hij een of meer van die etsen als wandversiering gebruikte. Een ets van Rembrandt gold niet alleen als het summum van artistici teit maar ook van onbevattelijkheid: de oningewijde was er bang voor. Hij zag ze liever niet, dan de kans te loopen van ze bij eene beschouwing niet mooi te vinden. En toch zou niemand met Rembrandts etsen meer vertrouwd moeten zijn dan de Hollander; beter nog: dan de Amsterdam mer. In een groot aantal er van vindt ge Amster dam, de bewoners van Amsterdam, Amster dams omstreken terug. De landschappen stellen boerderijen en vlondertjes en dijken voor, die Rembrandt bij Zeeburg, langs den Amstel of bij Diemen aantrof. Typen van de Joden-Breestraat leverden het materiaal voor wereldbekende bijbel illustraties. Daarenboven was alle vertoon van kunstzinnigheid Rembrandt vreemd: ondanks zijn meesterschap behield hij zijn heele leven den eenvoud van een leerling. Hij studeerde altijd. Wie deze etsen wil genieten, late daarom allen schroom varen. Hij trachte er vertrouwd mee te worden; ze te bekijken; niet er langs te loopen. Rembrandts etsen zijn vertellingen, aanschou welijk verhaald; bladen uit een een geheel lang leven bijgehouden notitieboek, uiterlijke afspie geling van alles Wat hem trof en innerlijk bezig hield. De Directeur van het Amsterdamsche prenten kabinet heeft in het Amsterdamsen jubileum aanleiding gevonden ons de toenadering tot Rembrandts etsen gemakkelijk te maken. Een keur eruit stelde hij, in chronologische volgorde in de prentenzaal van het Rijksmuseum ten toon. De exemplaren uit het Amsterdamsche Kabinet behooren tot de mooiste die er zijn. Dit is vooral bij Rembrandt van belang. Geen kunstenaar heeft zijn etsen met zulk een zorg en liefde gedrukt. Van de beteekenis van dit deel van zijn oeuvre, het gedeelte bij uitstek waarin hij nooit geëvenaard is, moet Rembrandt zelf doordrongen zijn geweest. Alleen een vroege druk, die alle bijzonderheden van de plaat heeft over genomen men weet welk een rol de braam" in Rembrandts etsen speelt geeft zijn bedoelingen volkomen weer. Niet alleen zijn bedoelingen, ook zijn werkwijze. De evolutie die Rembrandt doormaakte, in geestelijk maar ook in technisch opzicht, vindt ge in zijn etsen terug. Deze evolutie volgt ge in het prentenkabinet op den voet. Rembrandt was vroeg rijp. Het zelfportretje, No. 2 van de expositie, het meest jongensachtige dat bekend is en een van de zeldzaamste tevens, blijkt al een kunstwerk. De uitvoering is licht en luchtig, niet aarzelend. Rembrandts moeder, een paar jaar later, werd een meesterstuk. De tentoonstelling voert u langs de mooiste prenten op elk gebied, bijbelvertelling, huiselijk leven, landschap, portret. Ge ziet in de vroege op wekking van Lazarus (No. 8) dat deze statigheid niet meer is dan een probeersel; ook de levendig heid van de verdrijving uit den tempel is misschien in hoofdzaak de gelukte oplossing van een zich zelf opgegeven probleem; maar de koekebakster (No. 14) was een taak naar des makers hart, dit prentje tintelt van pret en leven. Het sterfbed van Maria (No. 22) buitengewoon van druk, steekt plotseling niet alleen in omvang uit; voor dien aristocratische!! man met den hals ketting (No. 29) vindt Rembrandt een dezen pas sende eerbiedig benaderende techniek. Zijn land schappen zijn eerst nauwkeurige natuuropnarren; hij zet een hut of een molen op den voorgrond en teekent alles (No. 33 en 34), balken, planken, pannen, stroobundels nauwkeurig na, maar het verschiet zet hij zoo stevig neer, de plans ver schuiven zoo van zelf naar den einder, dat het zwaartepunt der voorstelling zich naar die ruimte werking verplaatst. Twee jaar later componeert hij uit werkelijkheid en verbeelding het landschap met de drie boomen (36), de meest suggestieve en effectvolle landschap-ets die bestaat. In den Jan Six (44) vindt ge een tot de uiterste conse quenties vervolgde clair-obscuur studietechnisch misschien de wonderbaarlijkste van Rembrandts prenten, waarin met de etsnaald alles bereikt is waartoe veel later de zwarte-kunst in staat zou blijken; in den teekenaar (45) een van de soberste, ONZE TOONEELSPELERS I. Teekening voor de Groene Amsterdammer: door P. P. Koster LOUIS SAALBORN DEN HAAO LUNCHROOM DE BIJENKORF" WAOENSTRAAT 45-45a LUNCH 75 et. VAN 12?2 UUR eerlijkste en trouwhartigste weergaven van Rem brandts persoonlijkheid en een afdruk zooals slechts enkele musea kunnen aanwijzen. Met de vijftiger jaren is Rembrandt alle uitdrukkings middelen der etstechniek volkomen meester. Hij grift zonder aarzelen met diep gebeten strie mende lijnen zijn phantasieën in het koper. De afneming van het kruis (66 eu 81) de ecce homo (70) de heilige Franciscus (76) behooren tot de meest grandiose voortbrengselen dezer geweldige periode. In het portret van den ouden Haring (71), in den Christus in den hof van Gethscmaneh (77) verteedert zich die heftigheid tot innige berusting. Rembrandt ontleende zonder schroom aan ande ren. Ook in dit opzicht zijn de etsen interessant. De Christus-figuur van de verdrijving uit den tempel (13) gaat op Dürer terug; het zelfportret met de baret (23) is op Rafaëls portret van Castiglione, thans in het Louvre, geïnspireerd; Christus predikend (61) bevat herinneringen aan Rafaëls disputa en tratisfgiuratie; de ecce homo-compositie is aan een gravure van Lucas van Leyden verwant; de ruiter op de groote kruisafneming (8) vond Rembrandt op een medaille van Pisanello. Vooral de laatste figuur gebruikte de meester op een even verrassende als onverwachte wijze. De Rembrandt-tentoonstelling in het prenten kabinet bevat een keuze. Een even belangrijke verzameling van even groote aesthetische waarde bleef in portefeuille. Wie het eene bekijkt verzuime het andere niet. De studiezaal van het prenten kabinet is eiken werkdag voor iedereen open. Het genieten van etsen is een intiem genot, de bladen op de hand nemen en zich erin verdiepen, de ware wijze om er mee vertrouwd te raken. Men beschouwe deze expositie daarom als een inleiding. Het betere en het eigenlijke beleeft de bezoeker in de studiezaal. Daar is de plaats voor het begrijpen door vergelijking en aandacht. En wie er Rembrandt heeft leeren kennen, zal de prenten van anderen, zal ook de collectie OudHollandsche teekeningen niet ongebruikt laten.* Beide, prenten en teekeningen, vormen het materiaal waaruit men de psyche van een kunste naar bij uitstek leert kennen. Voor het verruimen van den eigen blik zijn zij daarenboven onmisbaar. H E N N U S E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25k" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl