Historisch Archief 1877-1940
18
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2510
GHARIVARIA
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
i
$>eutfcl)Ianb,
lanb uebet 30le§!
De foëtêpeI;gSte vrouw."
(V ad.)
Een driewerf £oclj werd
uitgebracht op de flinke
katholieke afgevaardigden
van Limburg." (Msb.)
In enkele kleine gemeen
ten had men Schijnbaar
ook die gewoonte." (Tel.)
DER
DE WONDEREN
NATUUR
In de afgeloopen week
vervoegden zich op het bu
reau van den ambtenaar
van den burgerlijken stand
twee vaders die hun I2de
kind kwamen aangeven.
Een volgende keer moeten
zij dus een nieuw boekje
hebben." ( R. Nbl.)
DER
DE WONDEREN
TECHNIEK
Te Zuilen bij Utrecht
schreef men in Januari ten
stadhuize den SOOOsten in
woner in, thans ismen reeds
de 6000 inwoners gepas
seerd.
Daar zal'de fabriek van
Werkspoor wel niet vreemd
aan zrjn." (Leeuw. Ct.)
ai fifOl l SU m Si
» H mus S in It
"a töf u H n
U sti te
OÜOQ
(~ 'PGflO
, finofl
Von des Gedankens Blasse angekrankelt
een typische onvertaalbare uitdrukking," schrijft
de Tel. Maar Shakespeare deed er toch een
aardigen goot naar met Sicklied o'er with the
pale cast of thought." (Haml. III, 1.)
De reis heeft de meest gelukkige resultaten gehad."
(Tel.)
De file in de meest drukke straat." (Kamp.)
De meest hooge prijzen." (N. R. CJ
Het meest merkwaardige instrument." (O. H. CJ
In het bijzonder heeft men zijn aandacht gewijd aan
de verplichting om den leden van het ziekenfonds hun
bestaansrecht bij overlijden te verzekeren." (Haagsche Ct.)
Dit belooft weer heel wat nuttelooze procedure.
ONZE MEESTERS
De meest erge schade." (Stand.)
De meest eigenaardige wijken." (Gr.)
De meest hartelijke bewijzen van belangstelling."
(Hbl.)
DE MEERLOOZEN
Daarin kan niets worden gelezen, dat wijst op een
verplichting van Nederland zondermeer." ( V.V. Ilde K.)
Zij wil haar werk voortzetten zonder meer. Het
voedsel, [dat zonder meer rachitis doet ontstaan. Deze
vraag kon tot 1923 niet zonder meer bevestigend worden
beantwoord. Het bleef grappigheid zonder meer en zon
der sfeer. Een leeraar kan op deze vraag niet zonder
meer antwoord geven." (N. R. CJ
HET AFGRIJSELIJKE WOORD
De repliek bracht fselsprekend de sprekers opnieuw
aan 't woord." (H. D.)
De nogal fselsprekende raadszetel. Is het niet
faelsprekend dat we deze vraag stellen?" (N. R. CJ
Wij geven beknopt, fselsprekend, een overzicht van
het gebouw." (O. H. Ct.)
Het resultaat is fselsprekend nog een vraagteeken."
( V rij h.,
Mozart is van zelf, en fselsprekend weer de bron."
(Zutf. Ct.}
Hotel DUIN EN DAAL BLSLEN
CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER
VASTE WASCHTAFELS
GhescTh 1 ecleinig des "V acLerlan-cLe
TWAALFDE ZANÜ, I
MARIA DE RIJKE (1477 1482) HET GROOT-PRIVILEGE
HUGONET EN IMBERCOURT ONTHOOFD - MARIA HUWT
MAXIM1L1AAN DE VREDE VAN SENL1S (1493) MARIA STERFT.
EINDE VAN HET BOURGONDISCHE Huis (1493).
De hemel roept uw ziel tot een volmaeckter kroon
Dan deze, kort van duur, en zorgelijckst te heffen,
Daer 's weerelts buien eerst gekroonde hoofden treffen.
VONDEL
MARIA, Karel's kind, een bloem van twintig jaar,
Zijn arme erfgenaam DE RIJKE noemt men haar !
Beklimt na hem den troon. Vol moed vat zij haar taak op
In 't land, door Grootpapa gestolen van Vrou Jacop."
Haar lot geleek op dat dier tragische heldin;
Ook zij trad onversaagd een Woelig leven in,
Gelijk Jacoba jong en schoon en vol illuzie,
Geblakerd door den gloed van liefdevuur en ruzie,
Ook zij vond een geduchten vijand voor zich staan,
't Was Lodewijk. Hij valt haar zonder dralen aan.
Door d'echt met den dauphin kan zij den vrede koopen,
Zij laat terecht den zuigeling een blauwtje loopen,
Het Wurm Was zeven -jaar ! Ze dankte voor zulk grut.
Daarna vroeg Adolf haar je weet Wel van die put !
Die nummer zooveel van der vrijers zware zwerm is,
En ook natuurlijk thuis komt van een koude kermis.
Maar haar verloving met prins Maximiliaan,
Hoe was het daar na 't Triersche treurspel mee gegaan?
Die liefde bleef. Ja. Zij besloot met hem te trouwen;
Neemt hier een voorbeeld aan, veranderlijke vrouwen !
Intusschen, nauw is Karel's droevig eind bekend,
Of d'Algemeene Sttiten komen saam te Gent.
't Verdrukte volk veert op. De twisten zijn vergeten
Van Hoekschen, Kabeljauwschen hoe ze mogen heeten.
't Groot Privilege wordt Maria voorgelegd,
Een monurnent van durf en democratisch Recht,
Een stuk, dat 's vorsten macht tot aan den stam besnoeide,
Een stuk, waaruit na eeuwen onze Grondwet groeide,
Een stuk, dat aan het volk zijn mensehenrechten gaf,
En Philips en zijn zoon deed draaien in hun graf.
De andere gewesten volgden 't voorbeeld spoedig,
Maria teekend' elk dier charters heel deemoedig.
,,Joyeuse entree," heet 't stuk in Brabant. De vorstin,
Vermoed ik, zag er zelf 't joyeuze niet van in.
Het staatshoofd was een zwakke vrouw, het volk was krachtig,
Zelfs hoogste rechter, streng, meedoogenloos en machtig.
Dat ondervonden Hugonet en Imbrecourt:
Nog steeds lag Lodewijk, de kruisspin, op de loer,
En beide mannen, als gezanten van de Staten,
Bij Lodewijk ter audiëntie toegelaten,
Beloven hem te steunen tegen 't vaderland.
't Verraad komt uit door Lodewijk, den intrigant.
Door de verwoede burgerij te Gent gegrepen,
Wordt 't tweetal voor den vorm gehoord door Schout en Schepen,
Maar 't vonnis staat al vast; beslist is beider lot.
Hoor ! Buiten schalt de schreeuw: ,,De schurken naar 't schavot!"
Daar snelt een jonge vrouw, door 't rauw gepeupel dringend,
Het Raadhuis in, valt op de knieën handenwringend,
En smeekt genade, wild verward in woord en zin.
De vierschaar zwijgt onthutst. Het is de hertogin!
Zij vraagt vergiffenis, bezweert de twee te sparen,
Die van haar kindsheid af haar voogd' en vrienden waren.
Maar niemand is met landverraders' leed begaan
Twee doffe slagen. Aan de daad is recht gedaan.
Maria had veel steun aan haar geliefde gade,
Maximiliaan dat merkte Frankrijk tot zijn schade,
Bij Guinegate sloeg hij Lodewijk geducht,
En daarmee was de wolk voorloopig van de lucht.
De vrede van Scnlis was 't einde van het vechten;
Die gaf Maximiliaan zoo goed als al zijn rechten,
Alleen Bourgondiëwerd weder Fransch gebied.
Maria zelf beleefde deze vreugde niet.
Eens was zij in het Wijnendaalsche woud aan 't jagen,
Het vurig brein vervuld van koenheid en van wagen.
Een grebbe kruist haar pad. Zij neemt den sprong te kort,
Het ros zweeft in de lucht het landt en struikelt stort.
De gracht is diep en droog, de hertogin ligt onder,
En jammerlijk gekneusd, maar levend, door een wonder.
Behoedzaam binnen Brugge in 't paleis gebracht,
Ligt z'op haar sponde stil, en uit geen enkle klacht.
Zij spreekt niet van haar smart en rept niet van haar kwalen;
Het hof dringt angstig aan, den arts te laten halen,
Zij weigert meester's hulp, zij wacht in wee en nood....
Totdat de Meester komt, die' alles heelt de Dood.
C H A R I V A R I U S