De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 juli pagina 2

18 juli 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2510 RAMSAY MACDONALD VACANTJEDAGEN Op het eerste gezicht lijkt het bijna wel, of er is geen plek van de wereld, waar Ramsay Macdonald, de leider van de Labour-party, niet zijn vacantie heeft doorgebracht, wanneer hij zich wou verpoozen van zijn politieke bemoeiingen. Spreek over Honoloeloe, en hij zal u vertellen van den verbijsterenden indruk, dien het samentreffen van de echt-Amerikaansche wereld, die den Hawaï-Archipel administreert, teweeg brengt met de primitieve gewoonten der inlanders, die nog niet wonderver van het cannibalisme af staan, en blijven hangen aan hun oude gehecht heid voor het leven in de zon te midden van de bloemen. En de Amerikaansche douane, puriteinsch, zal iemand niet toestaan aan land te ko men in nationaal Schotsch kostuum ! de bloote kuiten zouden kunnen schokken. Of verkiest ge den Caucasus? Hij zal u den tocht beschrijven in het hart van het land met zijn he melhoog opstekende rotsgebergten en zijn dui zelingwekkende wegen met hun scherpe bochten langs afgronden, niet te peilen. Maar de Georgiër, vastgegroeid op zijn paard, maakt telkens de wild ste evoluties alsof zij, ros en ruiter tezamen, de ruimten beheerschen, zij met hun gebaren, hun dansen en zangen en de uitdrukking van hun ge zichten, dikwijls edel en vertrouwenwekkend, dan duivelsch boosaardig. Of volgen wij hem pp zijn weg naar de zon, doctor Zon, zooals hij hem noemt, Wiens genees kracht hij behoeft na een afmattend en bedriegelijk seizoen. Hoe blij is hij de bergen te beklim men, die de scheidsmuur zijn tusschen hem en het leven schenkende licht, om zich te kunnen baden in de koesterende golven van het reddende levens beginsel. Welke streken gaat hij al niet voorbij op zijn tocht ! Wij gaan hem niet nauwkeurig na op zijn nizen, want al dat vreemde, dat schilderachtig gekleurde, is niet waarover Ramsay Macdonald ons eigenlijk heeft te onderhouden; zijn Wander/'ngs and Excursions gronden zich op zijn lust om te wandelen, te loopen, op eigen voeten te gaan en zich vrij te bewegen in de natuur, afhankelijk alleen van het uithoudingsvermogen van het lichaam en den geest. Dat maakt zijn bladzijden zoo gezellig opwek kend. Als Schot zoekt hij het gebied voor zijn Wanderlust hij gebruikt zelf bij voorkeurd en Duitschen term in Schotland, het Schotland van Walter Scott en van Rob Roy; want bij het gaan moet men zijn gedachten kunnen bezig houden met het landschap, dat het is, alsof het met u spreekt. Zij is hem ingeboren, die lust. Zij was er reeds, toen zij is uitgebarsten. Ik kom voor mijn meening op en sta gereed haar te handhaven" hoor den man die gewoon is zijn autoriteit te doen gelden ! zoo verklaart hij in zijn voorrede, dat de kleur, de vroolijkheid, het romantische dat wij als levensportie mee krijgen, voor het grootste part ons worden toe bedeeld in de eerste van onze jaren. Wanneer wij in dat tijdsbestek onze helden vinden en onder hun invloed komen, wanneer we het denkbeeld verwerven van de groote din gen in de natuur, en van de krachttinteling waar mede groote daden zijn verricht, wanneer we dan weten waar onze kruis- en pelgrimstochten ons heen moeten voeren, eerst in onze droomen, om het later met onze voeten te doen, dan staat het gezond en wel met ons. Hoe dot' ons leven ook verder zij, de herinnering aan die eerste ge?dachtenwereld zal altoos als een zalig verblijf in ons voortduren." Laat mij in mijn woorden de conclusie trekken. Soms is het ons gegeven werkelijk de getuigen te Worden van groote daden die de verwezenlij king zijn van handelingen, zooals de geschiedboeken ze meêdeelen. Ze zijn meestal gepaard met onrechtvaardigheden en ellende: het oude avonturenlevcn heeft die ook gekend ; de tijd echter heeft daarover een soort van vergoedenden luisterglans gespreid, daaraan moeten wij ons houden, het heroïeke gaat boven ons uit, maar het heeft zijn recht van bestaan. Daarvoor mag toch niet worden vergeten dat J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAG. DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND ook ons gewone leven zijn sfeer van avonturen om ons sluit, wanneer wij uitgaan om met onze om geving samen te leven. Over den weg gaande, moe ten wij genieten wat de Weg ons oplevert. En geen mensch denke hier vat ik den draad van Macdonald's redeneering weder op, dat hij het geluk van het Wandelen geheel heeft ge noten, zoo lang hij niet alleen kan gaan met zijn eigen gedachten en zijn zangen. De echte wande laar immers zingt onder weg, al zou hij zeer be schaamd staan te kijken, zoo eenig menschenoor getuige was van zijn ontboezemingen. Wandelen en zingen gaan samen, onze stemming is alles. De natuur slaat met haar vinger de noot aan in onze ziel, en wij moeten haar vrijheid geven zich te uiten Eens zullen de dagen komen dat ons geluk ook van het gewone buitenleven niet meer zal zijn dan een herinnering, maar ook dan al houden we ons rustig bij het vuur, zal de wind weer tegen ons gezicht waaien, en de hemel zal blauw zijn boven ons hoofd, de vogels zullen kwinkeleeren in onze ooren, We zullen het geluid hooren van de maaimachine in de verte en we zullen weten dat de deur van de herberg open staat en geleid worden door het licht dat uitschijnt van de haardstee." Wel eigenaardig en zeer karakteristiek voor een man als den Engelschen Labotir-party-leider: die dubbele persoonlijkheid die hij erkent voor zijn intiem gevoelsleven: de verder afstaande heroïeke, het tegenbeeld van de nuchtere gewoonheid, en daarnaast de alledaagsche veibeelding, die inder daad het .dichtst bij zijn hart staat, maar beide zijn t( ch ingeboren, ingeworteld. Ik meen dat velen met hem mee kunnen gaan in zijn gevoel. Wie nooit een nacht heeft doorgebracht op een eenzame plaats onder wind en regen, weet niets van het leven af," zegt onze gids door het Schotsche gebergte. Hoe zal men op kunnen tegen de menschen, zoo lang men niet zijn meesterschap heeft getoond tegenover de elementen en hun vriend is geworden? Ik voor mij ken geen plek, waar men met meer reden hen kan uitdagen, dan op den top van den berg die dezer dagen het doel van mijn klimtocht is geweest." .,De morgen was zoo mooi dat het zonde scheen de lokstem van de bergen niet te beantwoorden. Maar het hart van het weer is soms nog moeilijker te lezen dan het hart van den mensch. Wie zal er echter, omdat onder weg zich wat nevels gaan vertoonen langs de helling der bergen en wat schuim opkomt over het Water, dat voorbeeld van Lots vrouw gaan volgen enomdraaien? Daarenboven,de hei en de pijnbosschen roken nooit zachter, de regen had het stof neergeslagen en de lucht ver vuld met de geuren van het veld en het woud. Maar de zwarte wolk begon te waarschuwen, hij werd zwaarder, de omtrekken van de omgeving verdwenen, een dicht gordijn omhulde hen. De heide had haar glinstering verloren, de regen viel neer en de wind stak op en joeg den wind. Haastig kwamen menschen aan van de hoogere streken, dicht ingepakt in hun kleeren, een schouw spel van ellende. Zij waarschuwden: het weer daarboven is verschrikkelijk. Men kan bijna niets voor zich uitzien." Macdonald had bij zijn bergtoer een flink meisje, een kind nog, meegenomen. Ben je bang?" vroeg hij haar. Neen, ik houd er wel van," was het antwoord. Dan zullen we maar voort gaan, en als je vreemde dingen ziet en wondere geluiden hoort, denk dan dat je later daar blij over zal zijn en dat je dingen leert die mannen en vrouwen flink maken." Het was een harde les, werkelijk was er bij het verder stijgen heg noch steg te zien, men moest op het gevoel afgaan en liep gevaar geheel te ver dwalen. Alle gewaarwording van afstand was te loorgegaan. Plotseling hadden de pelgrims een visioen gelijk men het alleen heeft na een dergelijkcn storm. Er stak een wind op die de berghelling schoon veegde als een geweldige bezem het kon doen. De heuvels aan de overzijde kwamen te voorschijn ; en beneden doemden de blauwe wateren en de gele rand van een meer op, daartegenover schui mende watervallen en steile groene bergwanden. Een nieuwe wereld scheen uit zee op te rijzen. ,,Het was slechts een oogenblik, maar voldoende om te toonen waar wij ons bevonden; wij waren niet te ver meer af van een beschutte plek te midden der rotsen. In het hol, al konden wij er geen vuur aanleggen, hebben wij het water in den ketel toch aan den kook gekregen, en te midden van het gezucht en gesteun van den wind hebhen wij onze leden gestrekt op de harde stee en heerlijk geslapen. Geen koning op zijn veeren bed kon ge lukkiger zijn geweest " Waar zullen Wij echter meer en echters van het Schotsche leven uit Macdonald's mond hooren dan als hij gaat vertellen van zijn schooljaren en van den schoolmeester en dominé(in n persoon) van wien hij zijn eerste onderwijs heeft gekregen? BEZICHTIGT ONZE NIEUWE ENGELSCHE MODELLEN Die onderwijzer heeft nog lang geleefd, toen hij, Macdonald, lid van het Parlement geworden, een naam had gekregen in de Engelsche wereld; de schoolmeester had zich teruggetrokken in het dorp op een afstand van de plaats, vroeger door het schoolgebouw bezet. Maar als Macdonald bij den dominézat te praten, was het altoos of hij nog op de banken zat, waar hij, de ondeugd, zoo diep zijn naam had ingekorven. Ook was het een lange weg geweest, de Weg van Macdonald's huis naar school toe, en er waren zooveel nestjes tusschen het kreupelhout van de heide en het strand van de zee kon er zoo verlok kend uitzien, dat op enkele dagen niets van het schoolgaan kwam. Straftijd was er dan den vol genden dag en boosheid van den meester. De roe werd niet gespaard. Maar haatdragerij bestond er niet, men onderging een rechtvaardige straf en voelde dat de boosheid niet zoo diep ging. De Lagere School was in die dagen iets anders dan in later tijden, de hoogere klassen bleven er langer aan toegevoegd en voor den meester bleef iets meer over dan het slavenwerk van het spellen. Hoogere wijsheid werd niet op een verder gelegen dorp gezocht, maar avond na avond en morgen na morgen gingen wij met onze Latijnsche en Grieksche boeken in onze handen den langen weg op naar het schoolgebouw". Natuurlijk bleef er in den drukken tijd weinig gelegenheid over, zegt Macdonald, om de hoogere wijsheid die ons toekwam op te doen, daarom gin gen enkelen van ons een half uur vroeger of bleven een uur langer na de lesuren om van den meester onderwijs te krijgen. Dan en daar hebben wij den dominéleeren kennen, hij toonde welk geduld hij bezat en hoe zijn wezen n vriendelijkheid was. Hij trad in een nieuwe betrekking tot zijn leerlingen. Hij was niet de man die regels opstelde, maar degeen die wist en die hielp. En de jongens veranderden ook van aard onder zijn leiding. Het waren geen wilde schooljongens meer, maar wezens die een bestemming hadden. De dominébehoorde niet tot die menschen die kennis hoog stelden, omdat zij ergens heen leidde, zij was er om zichzelf, het kwam er op aan dat men zich moeite voor haar gaf, zij moest goed bevestigd zijn. 't Is niet alleen dat men iets weet, zeide hij, maar het doet er zeer toe hoe men het weet." Hij leerde zich in te spannen, als oefenschool voor het karakter, niet om er eer mee in te leggen. Ge moet meester wezen van het onderwerp," was een van zijn spreuken, wie een ding bemeesterd heeft, is op weg om van alle dingen meester te worden." Hij was een Tory, hij behoorde tot de oude kerk," echter politiek en theologie lagen lichtelijk op hem. Op zijn ouden dag zag hij den gang der dingen aan van den oever af, als een filosoof, en hield zich aan het oude, met zijn Walter Scott voor zich opgeslagen. Het beeld van den ouden domin zal steeds in het hart van zijn jongens blijven als van een man met een blij gezicht, waar de jaren vergeten hadden voren door te trekken. Zoo zat hij daar in de zon, met zijn waakhond aan zijn voe ten en zijn Walter Scott op zijn schoot. Het is zulk een herinnering die een mensch als een talis man met zich draagt door het leven." W. G. C. B Y V A N C K BATENBURG & FOLDER (O. W. FOLIHER) DEN HAAG,HUYGENSPARK22 SPECIALITEIT: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTINQ. VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl