Historisch Archief 1877-1940
No. 2510
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
N.V. PAERELS'
Meublleering-MIJ.
AMSTERDAM
QOMPLETE
MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
Rokln 128 - Tel. 44541
NAAR MAAT
Fr. SINEMUS
20 Laidsehastraat 22 - Amsterdam
Zomer-Vacantie aan Zee
Een heerlijk verblijf vindt ge in:
HOTEL D'ORANGE, ZANDVOORT. Tel. l
HOTEL DRIEHUIZEN", ZANDVOORT. Tel. 11
BADHOTEL, WIJK AAN ZEE. Tel. 3006
ZEE-DEPENDANCE, WIJK AAN ZEE. Tel. 3005
PEEK& CLOPPENBURG
WAD-WANDELING
door JAC. P. T H ij s s E
II
De wadwandelaar loopt meest op bloote voeten
en moet er ook op voorbereid zijn, dat hij af en toe
tot zijn knieën door modder of water moet waden.
Waar veel schelpen liggen of op een mosselbank
met zeepokken kan het zijn nut hebben de voet
zolen te beschermen met sandalen of linnen
schoentjes. Noodig is dat niet, door oefening en
ervaring leert men wel, om op zulke plaatsen
zoo luchtig en behoedzaam te stappen, dat die
scherpe dingen je toch niet deren. En meestal
is het wad zacht zand en nog zachter modder,
waar je heel gauw aan went en die je heel gauw
vergeet, want er is zoo veel te zien en te genieten,
In 't eerst lijkt alles leeg en eenzaam. Om flink
ver te kunnen komen, hebben we met vallend
water de schorren verlaten. In 't eerst wandelen
We gelijk op met den wijkenden waterrand,
maar op eens komt er een eind aan dat spelletje
en ligt alles droog, zoover je zien kunt. Alleen
Regenwulp
hier en daar blinkt een plasje of flikkert een
geul, waar het laatste water afloopt naar het
zeegat. Verder is alles zand en slib, en achter ons,
want we zijn al ver, doemen nog wat wazige
duinen op met een enkel kcrktorentje of vuurtoren.
Als het goed zomert, dan staan al die dingen
te beven in den nevel of zij lijken weerspiegeld
in een effen helder meer, dat er niet is. De heete
zon, het witte zand, het zwarte slib, het koele
water scheppen allerlei luchtstroomen en ver
schillende toestanden van dichtheid, die aanlei
ding geven tot onverwachte optische verschijn
selen; gewone luchtverheveling, lichtpilaren,
liciitbogen, bijzonnen, dat alles heb ik op mijn
wadwandelingen te zien gekregen. Maar je moet
er op verdacht zijn, anders gaat het aan je voor
bij; ik heb wel eens moeite gehad, om die dingen
te vertoonen aan medewandelaars, die eenmaal
bevangen waren in het idee, dat zoo iets in
Nederland niet kan voorkomen. Dierbaar Neder
land.
Heel in de verte lijkt een rij paaUverk te staan.
Zoo iets is op onze Wadden wel te verwachten;
de Marine houdt er schietoefeningen, er is bedrijf
van visscherij, schelpzuigen, grindbaggeren en
Wie weet wat al meer. Laat ons even op die
paaltjes letten. Valt er niet een om? Daar gaan
ze opeens allemaal de lucht in, stellen zich vlak
en strijken in een zwarte rij laag langs den horizon.
Het zi-jn groote zwarte vogels, aalscholvers.
Dat is nu iets, dat de Wadwandelaars in Büsutn
niet zoo gauw te zien kunnen krijgen, want in
Duitschland huizen nog maar Weinig aalscholvers.
Bij ons echter houden zij ondanks de zwarte lijst
nog stevig stand en dragen zij er het hunne toe
bij, om Nederland te maken tot een der landen,
die het rijkst zijn aan natüurschoon, levend
natuurschoon. Intusschen wordt bij ons hun be
staan ook wel bedreigd, leder jaar bereiken ons
berichten, dat nu hier dan ginds de aalscholver
kolonie za worden opgeruimd om de schade
die de vogels toebrengen aan houtgewas en vissche
rij en ik zal pas gerust zijn, wanneer ze hun tenten
zullen opslaan in het veilige gebied van de
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten,
hetzij in het Naardermeer, hetzij bij de
Brabantsche vennen. Bovendien geloof ik dat sommige
eigenaars van aalscholverbosschen in hun binnen
ste binnenste toch wel van die vogels houden.
We zouden ze uit het Wad niet graag missen.
Ze staan daar in gezelschap van nog een paar
zondaars: de blauwe reigers en de zilvermeeuwen.
Van de laatsten verwondert het ons niet, dat
ze hier op 't Wad staan te drootnen, maar de
reiger is in onze verbeelding zoo vast gebonden
aan het zoete water, dat We hier eventjes aan
hem moeten wennen. Trouwens ik ben er al
veertig jaar lang aan gewend. Ze staan even
onbeweeglijk als de aalscholvers, hun paaltjes
zijn iets hooger en slanker en grijsgrauW, daardoor
in het eerst minder duidelijk, hoe langer je kijkt,
hoe meer je ziet.
Nu we nader komen, zien we ook vele
oneffenheidjes op den grond, kluiterige dingetjes en
ook dat zijn allemaal vogels: middelsoort groote,
waar de wandelaar ook altijd op bedacht moet
zijn, vogels die hier niet broeden, maar die op
den trek en gedurende den zomer bij duizenden
onze gastvrije stranden bezoeken, zoowel op de
Wadden als langs de Zuid-Hollandsche en
Zeeuwsche stroomen. Denk vooral aan het drietal
Rosse Grutto, Regenwulp en Zilverplevier,
die ook wel Goudkieviet genoemd wordt.
Hun voornaamste werk gedurende den zomer
schijnt te bestaan in het houden van siesta's
op liet bij eb droogvallend slib. Deze rijke gronden
verschaffen hun zoo overvloedig voedsel, dat zij
het grootste deel van hun leven kunnen slijten
in ledigheid.
We mogen het drietal wel goed onthouden.
Het zijn echte wereldburgers. De Regenwulp
broedt'langs het Noordwestrandje van Europa,
van de Hebriden tot voorbij Nova Zembla en
's Winters komt hij tot in Kaapland. In voor- en
najaar trekt hij door ons land en vele brengen
hier den zomer door, al lanterfanterend op de
Wadden. Ze zijn kleiner dan de gewone wulp
en daarvan makkelijk te onderscheiden door de
lichte middenstreep op de kop. Dezer dagen,
nu de najaarstrek al is begonnen, hebt ge door heel
Nederland kans ze te zien: kleine vluchten van
langsnavelige vogels, veelal in v-formatie vliegend,
sneller wiekend dan de gewone wulp en vaak
vervallend in een hoog, herhaald gefluit.
De Rosse Grutto broedt nog verder Noordelijk
en Oostelijk en overwintert ook wel in Afrika,
maar vele blijven 's winters ronddwalen langs
de Noordzee en het Kanaal. Deze grutto is iets
kleiner dan de gewone grutto, die in 't voorjaar
Rosse Grutto
onze hooilanden komt opvroolijken en die in
den nazomer ook dikwijls de stranden opzoekt.
Het onderscheid in grootte is dan gemakkelijk
te zien en ook dat de rosse grutto donkerder
van tint is en ros heelemaal tot aan de staart toe.
Ze maken weinig geluid en verheugen mij eigenlijk
het meest door hun talrijkheid.
De derde van onze wadwaders, de Zilverple
vier is een heel andere vogel en dadelijk te kennen
aan zijn korter snavel, die weinig of niet langer
is dan de kop, zooals dat bij kieviten en plevieren
altijd voorkomt. De meeste van die
zilverplevieren zijn nog in 't zomerkleed, de zwarte wangen
met wit omzoomd en ook de borst en buik zwart.
De rug is mooi blond lichtgrijs met zwarte vlekken.
Deze aardige vogel is wel een paar moddervoeten
waard, te meer, daar hij in het geheel niet schuw
is en zich gemakkelijk tot op een paar passen
laat naderen. Dan trippelt hij sierlijkjes weg en
vliegt op met schril gefluit, vroolijker dan de
ietwat melancholieke alarmroep van zijn verwant,
de goudplevier.
Deze zilverplevieren nestelen overal rondom
de Noordpool zoover er maar land te bekennen
is en 's winters zwerven ze tot Kaapland en
Patagoniëen Nieuw-Holland, echte vogels van de zee.
We krijgen ze binneiidijks dan ook niet zoo heel
dikwijls te zien, in ons land het meest nog op de
Sluftervlakk' en in Eyerland, gebieden,
ontwoekerd aan de baren en die dus eigenlijk van ouds
toeh tot hun domein bchooren.
(Wordt vervolgd)
OI.OO
ZilverpSevier
Po.a s
&N