De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 juli pagina 7

18 juli 1925 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2510 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND N.V. PAERELS' Meublleering-MIJ. AMSTERDAM QOMPLETE MEUBILEERING BETIMMERINGEN Rokln 128 - Tel. 44541 NAAR MAAT Fr. SINEMUS 20 Laidsehastraat 22 - Amsterdam Zomer-Vacantie aan Zee Een heerlijk verblijf vindt ge in: HOTEL D'ORANGE, ZANDVOORT. Tel. l HOTEL DRIEHUIZEN", ZANDVOORT. Tel. 11 BADHOTEL, WIJK AAN ZEE. Tel. 3006 ZEE-DEPENDANCE, WIJK AAN ZEE. Tel. 3005 PEEK& CLOPPENBURG WAD-WANDELING door JAC. P. T H ij s s E II De wadwandelaar loopt meest op bloote voeten en moet er ook op voorbereid zijn, dat hij af en toe tot zijn knieën door modder of water moet waden. Waar veel schelpen liggen of op een mosselbank met zeepokken kan het zijn nut hebben de voet zolen te beschermen met sandalen of linnen schoentjes. Noodig is dat niet, door oefening en ervaring leert men wel, om op zulke plaatsen zoo luchtig en behoedzaam te stappen, dat die scherpe dingen je toch niet deren. En meestal is het wad zacht zand en nog zachter modder, waar je heel gauw aan went en die je heel gauw vergeet, want er is zoo veel te zien en te genieten, In 't eerst lijkt alles leeg en eenzaam. Om flink ver te kunnen komen, hebben we met vallend water de schorren verlaten. In 't eerst wandelen We gelijk op met den wijkenden waterrand, maar op eens komt er een eind aan dat spelletje en ligt alles droog, zoover je zien kunt. Alleen Regenwulp hier en daar blinkt een plasje of flikkert een geul, waar het laatste water afloopt naar het zeegat. Verder is alles zand en slib, en achter ons, want we zijn al ver, doemen nog wat wazige duinen op met een enkel kcrktorentje of vuurtoren. Als het goed zomert, dan staan al die dingen te beven in den nevel of zij lijken weerspiegeld in een effen helder meer, dat er niet is. De heete zon, het witte zand, het zwarte slib, het koele water scheppen allerlei luchtstroomen en ver schillende toestanden van dichtheid, die aanlei ding geven tot onverwachte optische verschijn selen; gewone luchtverheveling, lichtpilaren, liciitbogen, bijzonnen, dat alles heb ik op mijn wadwandelingen te zien gekregen. Maar je moet er op verdacht zijn, anders gaat het aan je voor bij; ik heb wel eens moeite gehad, om die dingen te vertoonen aan medewandelaars, die eenmaal bevangen waren in het idee, dat zoo iets in Nederland niet kan voorkomen. Dierbaar Neder land. Heel in de verte lijkt een rij paaUverk te staan. Zoo iets is op onze Wadden wel te verwachten; de Marine houdt er schietoefeningen, er is bedrijf van visscherij, schelpzuigen, grindbaggeren en Wie weet wat al meer. Laat ons even op die paaltjes letten. Valt er niet een om? Daar gaan ze opeens allemaal de lucht in, stellen zich vlak en strijken in een zwarte rij laag langs den horizon. Het zi-jn groote zwarte vogels, aalscholvers. Dat is nu iets, dat de Wadwandelaars in Büsutn niet zoo gauw te zien kunnen krijgen, want in Duitschland huizen nog maar Weinig aalscholvers. Bij ons echter houden zij ondanks de zwarte lijst nog stevig stand en dragen zij er het hunne toe bij, om Nederland te maken tot een der landen, die het rijkst zijn aan natüurschoon, levend natuurschoon. Intusschen wordt bij ons hun be staan ook wel bedreigd, leder jaar bereiken ons berichten, dat nu hier dan ginds de aalscholver kolonie za worden opgeruimd om de schade die de vogels toebrengen aan houtgewas en vissche rij en ik zal pas gerust zijn, wanneer ze hun tenten zullen opslaan in het veilige gebied van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, hetzij in het Naardermeer, hetzij bij de Brabantsche vennen. Bovendien geloof ik dat sommige eigenaars van aalscholverbosschen in hun binnen ste binnenste toch wel van die vogels houden. We zouden ze uit het Wad niet graag missen. Ze staan daar in gezelschap van nog een paar zondaars: de blauwe reigers en de zilvermeeuwen. Van de laatsten verwondert het ons niet, dat ze hier op 't Wad staan te drootnen, maar de reiger is in onze verbeelding zoo vast gebonden aan het zoete water, dat We hier eventjes aan hem moeten wennen. Trouwens ik ben er al veertig jaar lang aan gewend. Ze staan even onbeweeglijk als de aalscholvers, hun paaltjes zijn iets hooger en slanker en grijsgrauW, daardoor in het eerst minder duidelijk, hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. Nu we nader komen, zien we ook vele oneffenheidjes op den grond, kluiterige dingetjes en ook dat zijn allemaal vogels: middelsoort groote, waar de wandelaar ook altijd op bedacht moet zijn, vogels die hier niet broeden, maar die op den trek en gedurende den zomer bij duizenden onze gastvrije stranden bezoeken, zoowel op de Wadden als langs de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche stroomen. Denk vooral aan het drietal Rosse Grutto, Regenwulp en Zilverplevier, die ook wel Goudkieviet genoemd wordt. Hun voornaamste werk gedurende den zomer schijnt te bestaan in het houden van siesta's op liet bij eb droogvallend slib. Deze rijke gronden verschaffen hun zoo overvloedig voedsel, dat zij het grootste deel van hun leven kunnen slijten in ledigheid. We mogen het drietal wel goed onthouden. Het zijn echte wereldburgers. De Regenwulp broedt'langs het Noordwestrandje van Europa, van de Hebriden tot voorbij Nova Zembla en 's Winters komt hij tot in Kaapland. In voor- en najaar trekt hij door ons land en vele brengen hier den zomer door, al lanterfanterend op de Wadden. Ze zijn kleiner dan de gewone wulp en daarvan makkelijk te onderscheiden door de lichte middenstreep op de kop. Dezer dagen, nu de najaarstrek al is begonnen, hebt ge door heel Nederland kans ze te zien: kleine vluchten van langsnavelige vogels, veelal in v-formatie vliegend, sneller wiekend dan de gewone wulp en vaak vervallend in een hoog, herhaald gefluit. De Rosse Grutto broedt nog verder Noordelijk en Oostelijk en overwintert ook wel in Afrika, maar vele blijven 's winters ronddwalen langs de Noordzee en het Kanaal. Deze grutto is iets kleiner dan de gewone grutto, die in 't voorjaar Rosse Grutto onze hooilanden komt opvroolijken en die in den nazomer ook dikwijls de stranden opzoekt. Het onderscheid in grootte is dan gemakkelijk te zien en ook dat de rosse grutto donkerder van tint is en ros heelemaal tot aan de staart toe. Ze maken weinig geluid en verheugen mij eigenlijk het meest door hun talrijkheid. De derde van onze wadwaders, de Zilverple vier is een heel andere vogel en dadelijk te kennen aan zijn korter snavel, die weinig of niet langer is dan de kop, zooals dat bij kieviten en plevieren altijd voorkomt. De meeste van die zilverplevieren zijn nog in 't zomerkleed, de zwarte wangen met wit omzoomd en ook de borst en buik zwart. De rug is mooi blond lichtgrijs met zwarte vlekken. Deze aardige vogel is wel een paar moddervoeten waard, te meer, daar hij in het geheel niet schuw is en zich gemakkelijk tot op een paar passen laat naderen. Dan trippelt hij sierlijkjes weg en vliegt op met schril gefluit, vroolijker dan de ietwat melancholieke alarmroep van zijn verwant, de goudplevier. Deze zilverplevieren nestelen overal rondom de Noordpool zoover er maar land te bekennen is en 's winters zwerven ze tot Kaapland en Patagoniëen Nieuw-Holland, echte vogels van de zee. We krijgen ze binneiidijks dan ook niet zoo heel dikwijls te zien, in ons land het meest nog op de Sluftervlakk' en in Eyerland, gebieden, ontwoekerd aan de baren en die dus eigenlijk van ouds toeh tot hun domein bchooren. (Wordt vervolgd) OI.OO ZilverpSevier Po.a s &N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl