Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2511
Nieuwe Fransche Boeken
door Dr. JOHANNES TIELROOY
HENRY DE MONTHERLANT
Is hij wel zoo oorspronkelijk?
Frankrijk werd sterk, lang vóór 1914. Barrès,
Péguy, Maurras, Psichari gaven het moed, of
vertolkten den moed dien het reeds weer gevoelde.
Frankrijk beoefende sport, het besefte dat een
?oorlog kon komen, en het is klaar gebleken. Nu
is men gefrappeerd door een Montherlant alsof
hij iets nieuws bracht. Begrijpelijk zeker; Monther
lant is een temperament. Men luistert vanzelf
als hij vastberaden zijn wapens neergooit en uit
roept dat hij, hij, ons allen eens zeggen zal waar
het op staat. Hier ben ik," verklaart hij. Wie
ben je, waar kom je vandaan?" zouden wij aan
stonds vragen, ware het. niet dat hij zijn wenk
brauwen al fronste en de woorden lafaard,"
,,thuis zittend scribent" ai zichtbaar gereed had.
Ik waag het er toch op. Henry de Montherlant
is' een kostbaar overblijfsel. Hij vocht als kind ,3!
tegen stieren, in Spanje. Hij is trotsch op den
hbogen maatschappelijken stand van zijn
geslacht. Hij is trotsch op kennis van klassieke talen.
Hij is, in aanleg, aanmatigend. Hij betuigt, van
sport te houden omdat men daarin onweerlegbaar
zijn superioriteit kan bewijzen; getallen drukken
deze uit ? terwijl in het intellectueele iedere
lummel u kan zeggen dat hij het tot zijn spijt
on?eens" is en uw meerderheid aldus twijfelachtig
kan maken. Montherlant voelt zich meerdere,
voelt zich onaantastbaar, is hard en wreed, haat
er velen, minacht er nog meer en de meesten ver
dwijnen zelfs voor zijn aangezicht in het niet.
Hij heeft nooit ongerustheid gekend," hij is
verheugd geboren te zijn op 21 April, datum van
?de stichting van Rome" en vermoedt dat dit niet
?zoo maar een toeval is. Hij leeft in een voort
durende vreugde," hij vraagt zich af of hij eens,
als hij oud zal zijn, zal kunnen zeggen dat door
hem de menschheid in vervulling is gegaan."
Aan moreele smart gelooft hij niet; physiek
leed is het eenige leed." Hij zal nog schrijven en
doen wat er van hem verlangd wordt; goed en
kwaad, hij beschikt over alles." Dit een en
ander verklaarde hij, in December 1923, oud 27
jaar, aan een dankbaar en beleefd noteerend re
porter.
Niet dat hij zoo is, maar dat hij het nadrukkelijk
zegt, is iets Wat, bijzonderheden daargelaten, in
wezen al weer ouderwetsch begint te worden.
Toen Frankrijk vernederd was, ging men soms
een weinig te ver in schijn-raffinement; denk aan
?den levensstijl van 1890; nu het, al zoo lang weer,
trotsch is en zich sterk voelt, gaat men te ver door
zich zoo openlijk te verhoovaardigen. Dit is,
overdreven, de taal en houding van de
krachtverheerlijkers der vorige generatie; hier spreekt
een vechtjas, een roofridder, n.... die nog
aan levenswijsheid te kort komt; en zoo oud zijn
deze taal en houding dat men zeggen kan, het zijn
die van een bruten Romein die de schoone ver
fijning van een Griek niet begrijpt.
Deze kracht is natuurlijk ook wel goed. Mon
therlant is mannelijk. Hij was een moedig soldaat.
Hij gevoelt vriendschap voor weinigen, maar
zou hun desnoods zijn leven offeren. Hij gloeit voor
mannen-trouw en daadkracht. Voor angst en mede
lijden bekent hij wel, niet ontoegankelijk te zijn
gebleven, maar hij haat een evangelie dat lafheid
«n sentimentaliteit zou kunnen rechtvaardigen.
Hij is geen eigenlijk evangelisch christen. Hij keert
niet de tweede wang toe, hij vergeeft niet, hij heeft
niet lief zonder keuze. Hij zelf zegt, het
alexandrinisme, het messianisme, het christendom, het
byzantinisme, de Hervorming, de begrippen
vrijheid, vooruitgang, Fransche Revolutie, ro
mantiek" te verwerpen, en verklaart zich vóór
Roomsen katholicisme, Renaissance, de begrip
pen overlevering, gezag, klassicisme, nationalisme,
materieel en moreel protectionisme." (Le Paradis
?d l'ombre des pees). Dat is een ietwat grove schei
ding; het" christendom is veel rijker vertakt
dan het hier schijnt en de Renaissance is al even
min klein genoeg om in n van deze twee om
heinde perken te passen. Het is ook al weer lang
niet nieuw. Barrès is reeds gestorven, Maurras
niet jong meer. Er zal voorts wel een beetje on
wetendheid in het spel zijn. Maar de bedoeling
blijft duidelijk en belangwekkend. Wie zal het
laken dat Montherlant anti-sentimenteel is, dat
hij romantisch-sterk voor orde en klas
sicisme gevoelt, dat hij oververfijning en vaagheid
afkeurt, dat hij de huidige, zoo zichtbaar onmon
dige menschheid geen vrijheid waard acht? Het
is ook zoo volkomen te begrijpen dat deze
paganist, die zich christen noemt, maar bijna alle
christelijke gevoelens afwijst, zich als velen tegen
woordig thuis voelt in de katholieke kerk. Alleen,
is er niet een ander klassicisme, een andere orde,
een andere oplossing voor het vraagstuk van de
vrijheid denkbaar dan die tiy voorstaat?
Zonder dit hier te onderzoeken, kan' men met
instemming constateeren dat orde, kracht, een
voud, zin voor de werkelijkheid mede tot
Montherlant's idealen behooren. Zijn duidelijke voorliefde
voor vriendschap en een onweerstaanbaar zin
nelijke, maar uitsluitend zinnelijke neiging tot de
vrouw zijn de eenige zwakheden die zijn robuuste
mannelijkheid zichzelve vergeeft. In een andere
liefde schijnt hij, althans aanvankelijk, niet te
gelooven, ze lijkt hem sentimenteel, onwaardig.
Dat tenminste moet men opmaken uit zijn tot
dusverre belangrijkste boek, den in hoofdzaak
lyrischen roman Le Songe I), waarvan de pro
tagonist, Alban de Bricoule, ongetwijfeld min of
meer met den schrijver vereenzelvigd kan worden.
Deze, ruim 20-jarige, Alban heeft in zijn kamer
een stierenkop hangen, en een lans waar het haar
van het beest nog aan zit. Hij heeft Latijnsche
verzen van zijn maaksel opgedragen aan een kar
dinaal. Zoo hij ten oorlog gaat, het geschiedt
vrijwillig, omdat lieden van zijn rang dit
desgewenscht ook konden laten. Hij snoeft op zijn ge
zondheid. Hij bekent slavenhoudersneigingen.
Hij wil wel weten dat hij ongeveer niemand kan
uitstaan en zeker weinig menschen zijn gelijken
acht. Wat wonder dat dit jongemensch een meisje
biologeert? Er is ne Dominique Soubrier in
het boek, die door zijn omgang of was het
aanleg? even pedant spreekt als hij, die haar
leven vult met allerlei sport en die .... hij kan
maken "en breken. De schrijver moge 't mij ver
geven, maar zijn twee aristocratische" jongelui
zijn net .... zoo'n tooneel-apache met zijn meid,
hij onweerstaanbaar van blik en grillig van aan
trekkend of afstootend gebaar; zij zich wel we
rend, opveerend door innerlijk verzet, maar ten
slotte toch altijd gedwee, betooverd, verlamd.
Dominique en Alban schijnen 't te willen
probeeren met een nieuwe liefde, een liefde die vriend
schap en toch ook iets anders zal zijn, een vriend
schap tusschen man en vrouw, maar, en dit is
het drama, het meisje houdt het niet uit, ze wil
liefde, en hij... .wenscht zich hier toe niet te
verlagen. Zij moeten scheiden, tot groote smart
van Dominique. Vóór het zoover komt, is Do
minique Soubrier infirmière geworden en heeft
zich, met aan haar zorgen toevertrouwde soldaten
in allerlei sensueele spelletjes vermeid (had men
ons in plaats van dit lange hors-d'oeuvre maar
liever het inwendig proces laten zien dat tot de
catastrophe zou voeren); en Alban heeft in dien
tijd, door vriendschap naar het front gedreven,
zijn vriend zien sterven, heeft gedood (Pruisen
met minder afschuw dan Beieren, omdat de eer
sten ketters zijn!) en ook zien dooden, heeft voor
zijn leven gevreesd zoodra vriendschap hem niet
langer ophield, heeft gewonden getroost,
een nederig kameraad tot den dood in zijn sterke
armen gehouden. Ja, want, evenmin als Monther
lant zelf, blijft hij onbesmet met menschelijkheid
en verteedering des harten. Alban strijdt tenslotte
tegen zijn harde karakter; hij weet wel dat hij niet
goed is, hij hoopt verontschuldiging te vinden in
een beroep op zijn groote gaven en krachten, die
groote ondeugden min of meer verklaren en wet
tigen; het oude: hoe grooter geest....Het boek
heeft dus schakeering. Het heeft ook onvergetelijke
passages en hoofdstukken, en de taal is overal
schitterend: n stroom van lange, evenwichtige
zinnen, die onmiskenbare schoonheden, soms ook
wansmakelijken rommel in zich opneemt en mee
voert, die zoodoende het leelijke snel doet vergeten
en het schoone niet te zeer isoleert: altijd blijft
een breed rhythme voelbaar dat het rhythme van
's schrijvers langen hartslag moet zijn, van zijn
diepe ademtochten. Zoo is Le Songe een indruk
wekkende symphonie geworden; alleen, vraagt
men wat het tenslotte wil zeggen, dan blijkt het
een lofzang op een soort gecondenseerde mannelijk
heid, te loven voor zoover mannelijkheid schoon
is, te misprijzen om een eenzijdigheid die het
tegendeel is van rijp-menschelijke wijsheid. En
nieuw schijnt het dan maar zeer ten deele.
Na den oorlog deed Montherlant ten overstaan
der natie aan sport.... Niet bedenkend, naar
het schijnt, hoe weinig het mens sana in corpore
sano" eigenlijk oplost, hoe oppervlakkig een
levensbeschouwing blijft die zich in deze misbruik
te formule samentrekt; een oogenblik vergetend
dat Vermaak en Hygiëne en wat is sport meer?
het tenslotte nooit tot Muzen zullen brengen;
gedreven door den lust om ook in vredestijd te
vechten, scheen hij als mensch meer en meer een
held van het stadion en als schrijver de propagator
van een soort padvindersideaal te worden. De
paar boeken die hij toen schreef, hebben zeker
ook groote deugden; maar intijds, gelukkig, zag
Montherlant zich geestdriftig op weg in een
doodloopende straat. Hij zal geschrokken zijn, en ver
klaarde, om te willen keeren.
En welken weg hij nu inslaat? Dit jaar pu
bliceerde hij een kort geschrift, dat op deze vraag
nog geen afdoend antwoord bevat: zijn Chant
funèbre pour les morts de Verdun. 2) Dat de
geWezen strijders, naar de schrijver met vergeeflijke
hooghartigheid aanduidt, ietwat neerzien op de
E. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25'" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELE FOON 126
lieden van de achterhoede" en hun tragiek,"
gelooft men gaarne, gevoelt men mede. Een be
schrijving van de streek om Verdun waardeert
men om aanschouwelijkheid en opmerkelijke de
tails. Wanneer Montherlant in een, aan Barrès
herinnerende meditatie, de beteekenis aangeeft
van Verdun als plaats der Herinnering, als doel
van pelgrimstochten, als een rustpunt en een
haven men vindt het gevaarlijk, maar niet
zonder houding." Zijn lange en bewogen
bepeinzing van den dood, de redenen waarom hij zich
met ons aller lot verzoend zegt, ze boeien en ver
heffen ons. Maar men vraagt aldoor naar de con
clusie, en het laatste hoofdstuk geeft die. Heeft
men iemand niet gezien als soldaat, merkt Mon
therlant daar op, dan moet men wel een laatsten
twijfel aan zijn waarde behouden: de beslissende
proef heeft hij niet doorstaan. De oorlog maakt
de strijders beter, doet edelmoedigheid, kame
raadschap, Waardigheid plotseling opengroeien,
doet hen leven voor een hooger ding dan het eigen
bestaan. De afschuw van oorlog heeft iets
weekelijks: is het een sterkere menschelijkheid die
ons doet gruwen of minder gezondheid?
De ellenden van den oorlog zijn intusschen van
dien aard dat wie ze gezien heeft onmogelijk naar
een nieuwe ontbranding kan verlangen. Kortom,
Montherlant is wel zoo goed zich tegen den oor
log te verklaren; maar niet onvoorwaardelijk.
De vredestijd zal gehouden zijn de grootsche deug
den van den oorlog te kweeken en te beoefenen.
En nooit mag aan het vredesverlangen voldaan
worden ten koste van het patriotisme.
Deze conclusie stelt te leur. Zeker, ze is treffend
die uitspraak, dat wij niet-strijders de beslissende
proef nooit hebben doorstaan. Als kleine bijdrage
slechts tot de menschelijke psychologie vermeld ik
dat dit inderdaad ook voor mij een kwellende,
ofschoon kortstondige gedachte geweest is, toen het
einde van den grooten oorlog in zicht was. Overtuigd
van het goed recht van een der partijen, had ik
mij niettemin nooit voor die partij in onmiddellijk
levensgevaar begeven, en een kans was nu voor
goed verloren, op n punt althans zal ik nu levens
lang aan mij zelf moeten twijfelen. Het is waar.
En toch? Wie weet wat nog kan gebeuren? Zal
een ramp ons weer aantreffen in voorzichtige
aarzeling, of in bevende, maar vaste bereidheid?
Bovendien, moet dan n daad, misschien in op
winding volbracht, over de waarde van een leven
beslissen? Vooral, vooral... .zoekt niet zichzelf
wie dit bewijs zoekt? Onzekerheid over eigen waar
de, in godsnaam mits dan de gruwel niet her
nieuwd wordt.
Blijft slechts, zal Montherlant zeggen, het be
lang van het land. Ziet men dat hij ook hier weer
niets nieuws weet? Hoe de belangen van ieder
land te verzoenen met ons vredesverlangen?
dat is de eeuwige vraag. Wie hierover schrijft,
hij bren£e ee i ophssiig, hij doe een voorstel.
Montherlant laat dit na.
Montherlant schreef eenige schitterende boeken.
Met nuance zeker, met besef van het andere....
prediken ze toch de kracht en de daad. Dat is
goed, want hij meent het; dat is schoon, want hij
is een lyricus die weet waar te maken wat hij meent.
Maar nieuw is het niet, het wordt bij mindere
geesten zelfs een mode. Montherlant is nu 28 jaar.
Hij verzacht zienderoogen.hij matigt zich merkbaar;
maar welke keus zal hij doen? Men heeft hèeen
jongen Barrès genoemd, een tweeden D'Annunzio,
een naneef van Chateaubriand, en niet zonder
recht. Maar wat zal er eenmaal onder verstaan
worden als men iemand een Montherlant"
noemt?
1) Parijs, Grasset, 1922, 7 fr. 50.
2) Parijs, Grasset, 1925, 6 fr. 50.
VANNELLESVARINAS
GOUDZEGEL
3O ets. per Pakje.
Een aangename Bezuiniging
een HALF ONS vervangt
vele GOEDE SIGAREN