De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 25 juli pagina 12

25 juli 1925 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2511 Nieuwe Fransche Boeken door Dr. JOHANNES TIELROOY HENRY DE MONTHERLANT Is hij wel zoo oorspronkelijk? Frankrijk werd sterk, lang vóór 1914. Barrès, Péguy, Maurras, Psichari gaven het moed, of vertolkten den moed dien het reeds weer gevoelde. Frankrijk beoefende sport, het besefte dat een ?oorlog kon komen, en het is klaar gebleken. Nu is men gefrappeerd door een Montherlant alsof hij iets nieuws bracht. Begrijpelijk zeker; Monther lant is een temperament. Men luistert vanzelf als hij vastberaden zijn wapens neergooit en uit roept dat hij, hij, ons allen eens zeggen zal waar het op staat. Hier ben ik," verklaart hij. Wie ben je, waar kom je vandaan?" zouden wij aan stonds vragen, ware het. niet dat hij zijn wenk brauwen al fronste en de woorden lafaard," ,,thuis zittend scribent" ai zichtbaar gereed had. Ik waag het er toch op. Henry de Montherlant is' een kostbaar overblijfsel. Hij vocht als kind ,3! tegen stieren, in Spanje. Hij is trotsch op den hbogen maatschappelijken stand van zijn geslacht. Hij is trotsch op kennis van klassieke talen. Hij is, in aanleg, aanmatigend. Hij betuigt, van sport te houden omdat men daarin onweerlegbaar zijn superioriteit kan bewijzen; getallen drukken deze uit ? terwijl in het intellectueele iedere lummel u kan zeggen dat hij het tot zijn spijt on?eens" is en uw meerderheid aldus twijfelachtig kan maken. Montherlant voelt zich meerdere, voelt zich onaantastbaar, is hard en wreed, haat er velen, minacht er nog meer en de meesten ver dwijnen zelfs voor zijn aangezicht in het niet. Hij heeft nooit ongerustheid gekend," hij is verheugd geboren te zijn op 21 April, datum van ?de stichting van Rome" en vermoedt dat dit niet ?zoo maar een toeval is. Hij leeft in een voort durende vreugde," hij vraagt zich af of hij eens, als hij oud zal zijn, zal kunnen zeggen dat door hem de menschheid in vervulling is gegaan." Aan moreele smart gelooft hij niet; physiek leed is het eenige leed." Hij zal nog schrijven en doen wat er van hem verlangd wordt; goed en kwaad, hij beschikt over alles." Dit een en ander verklaarde hij, in December 1923, oud 27 jaar, aan een dankbaar en beleefd noteerend re porter. Niet dat hij zoo is, maar dat hij het nadrukkelijk zegt, is iets Wat, bijzonderheden daargelaten, in wezen al weer ouderwetsch begint te worden. Toen Frankrijk vernederd was, ging men soms een weinig te ver in schijn-raffinement; denk aan ?den levensstijl van 1890; nu het, al zoo lang weer, trotsch is en zich sterk voelt, gaat men te ver door zich zoo openlijk te verhoovaardigen. Dit is, overdreven, de taal en houding van de krachtverheerlijkers der vorige generatie; hier spreekt een vechtjas, een roofridder, n.... die nog aan levenswijsheid te kort komt; en zoo oud zijn deze taal en houding dat men zeggen kan, het zijn die van een bruten Romein die de schoone ver fijning van een Griek niet begrijpt. Deze kracht is natuurlijk ook wel goed. Mon therlant is mannelijk. Hij was een moedig soldaat. Hij gevoelt vriendschap voor weinigen, maar zou hun desnoods zijn leven offeren. Hij gloeit voor mannen-trouw en daadkracht. Voor angst en mede lijden bekent hij wel, niet ontoegankelijk te zijn gebleven, maar hij haat een evangelie dat lafheid «n sentimentaliteit zou kunnen rechtvaardigen. Hij is geen eigenlijk evangelisch christen. Hij keert niet de tweede wang toe, hij vergeeft niet, hij heeft niet lief zonder keuze. Hij zelf zegt, het alexandrinisme, het messianisme, het christendom, het byzantinisme, de Hervorming, de begrippen vrijheid, vooruitgang, Fransche Revolutie, ro mantiek" te verwerpen, en verklaart zich vóór Roomsen katholicisme, Renaissance, de begrip pen overlevering, gezag, klassicisme, nationalisme, materieel en moreel protectionisme." (Le Paradis ?d l'ombre des pees). Dat is een ietwat grove schei ding; het" christendom is veel rijker vertakt dan het hier schijnt en de Renaissance is al even min klein genoeg om in n van deze twee om heinde perken te passen. Het is ook al weer lang niet nieuw. Barrès is reeds gestorven, Maurras niet jong meer. Er zal voorts wel een beetje on wetendheid in het spel zijn. Maar de bedoeling blijft duidelijk en belangwekkend. Wie zal het laken dat Montherlant anti-sentimenteel is, dat hij romantisch-sterk voor orde en klas sicisme gevoelt, dat hij oververfijning en vaagheid afkeurt, dat hij de huidige, zoo zichtbaar onmon dige menschheid geen vrijheid waard acht? Het is ook zoo volkomen te begrijpen dat deze paganist, die zich christen noemt, maar bijna alle christelijke gevoelens afwijst, zich als velen tegen woordig thuis voelt in de katholieke kerk. Alleen, is er niet een ander klassicisme, een andere orde, een andere oplossing voor het vraagstuk van de vrijheid denkbaar dan die tiy voorstaat? Zonder dit hier te onderzoeken, kan' men met instemming constateeren dat orde, kracht, een voud, zin voor de werkelijkheid mede tot Montherlant's idealen behooren. Zijn duidelijke voorliefde voor vriendschap en een onweerstaanbaar zin nelijke, maar uitsluitend zinnelijke neiging tot de vrouw zijn de eenige zwakheden die zijn robuuste mannelijkheid zichzelve vergeeft. In een andere liefde schijnt hij, althans aanvankelijk, niet te gelooven, ze lijkt hem sentimenteel, onwaardig. Dat tenminste moet men opmaken uit zijn tot dusverre belangrijkste boek, den in hoofdzaak lyrischen roman Le Songe I), waarvan de pro tagonist, Alban de Bricoule, ongetwijfeld min of meer met den schrijver vereenzelvigd kan worden. Deze, ruim 20-jarige, Alban heeft in zijn kamer een stierenkop hangen, en een lans waar het haar van het beest nog aan zit. Hij heeft Latijnsche verzen van zijn maaksel opgedragen aan een kar dinaal. Zoo hij ten oorlog gaat, het geschiedt vrijwillig, omdat lieden van zijn rang dit desgewenscht ook konden laten. Hij snoeft op zijn ge zondheid. Hij bekent slavenhoudersneigingen. Hij wil wel weten dat hij ongeveer niemand kan uitstaan en zeker weinig menschen zijn gelijken acht. Wat wonder dat dit jongemensch een meisje biologeert? Er is ne Dominique Soubrier in het boek, die door zijn omgang of was het aanleg? even pedant spreekt als hij, die haar leven vult met allerlei sport en die .... hij kan maken "en breken. De schrijver moge 't mij ver geven, maar zijn twee aristocratische" jongelui zijn net .... zoo'n tooneel-apache met zijn meid, hij onweerstaanbaar van blik en grillig van aan trekkend of afstootend gebaar; zij zich wel we rend, opveerend door innerlijk verzet, maar ten slotte toch altijd gedwee, betooverd, verlamd. Dominique en Alban schijnen 't te willen probeeren met een nieuwe liefde, een liefde die vriend schap en toch ook iets anders zal zijn, een vriend schap tusschen man en vrouw, maar, en dit is het drama, het meisje houdt het niet uit, ze wil liefde, en hij... .wenscht zich hier toe niet te verlagen. Zij moeten scheiden, tot groote smart van Dominique. Vóór het zoover komt, is Do minique Soubrier infirmière geworden en heeft zich, met aan haar zorgen toevertrouwde soldaten in allerlei sensueele spelletjes vermeid (had men ons in plaats van dit lange hors-d'oeuvre maar liever het inwendig proces laten zien dat tot de catastrophe zou voeren); en Alban heeft in dien tijd, door vriendschap naar het front gedreven, zijn vriend zien sterven, heeft gedood (Pruisen met minder afschuw dan Beieren, omdat de eer sten ketters zijn!) en ook zien dooden, heeft voor zijn leven gevreesd zoodra vriendschap hem niet langer ophield, heeft gewonden getroost, een nederig kameraad tot den dood in zijn sterke armen gehouden. Ja, want, evenmin als Monther lant zelf, blijft hij onbesmet met menschelijkheid en verteedering des harten. Alban strijdt tenslotte tegen zijn harde karakter; hij weet wel dat hij niet goed is, hij hoopt verontschuldiging te vinden in een beroep op zijn groote gaven en krachten, die groote ondeugden min of meer verklaren en wet tigen; het oude: hoe grooter geest....Het boek heeft dus schakeering. Het heeft ook onvergetelijke passages en hoofdstukken, en de taal is overal schitterend: n stroom van lange, evenwichtige zinnen, die onmiskenbare schoonheden, soms ook wansmakelijken rommel in zich opneemt en mee voert, die zoodoende het leelijke snel doet vergeten en het schoone niet te zeer isoleert: altijd blijft een breed rhythme voelbaar dat het rhythme van 's schrijvers langen hartslag moet zijn, van zijn diepe ademtochten. Zoo is Le Songe een indruk wekkende symphonie geworden; alleen, vraagt men wat het tenslotte wil zeggen, dan blijkt het een lofzang op een soort gecondenseerde mannelijk heid, te loven voor zoover mannelijkheid schoon is, te misprijzen om een eenzijdigheid die het tegendeel is van rijp-menschelijke wijsheid. En nieuw schijnt het dan maar zeer ten deele. Na den oorlog deed Montherlant ten overstaan der natie aan sport.... Niet bedenkend, naar het schijnt, hoe weinig het mens sana in corpore sano" eigenlijk oplost, hoe oppervlakkig een levensbeschouwing blijft die zich in deze misbruik te formule samentrekt; een oogenblik vergetend dat Vermaak en Hygiëne en wat is sport meer? het tenslotte nooit tot Muzen zullen brengen; gedreven door den lust om ook in vredestijd te vechten, scheen hij als mensch meer en meer een held van het stadion en als schrijver de propagator van een soort padvindersideaal te worden. De paar boeken die hij toen schreef, hebben zeker ook groote deugden; maar intijds, gelukkig, zag Montherlant zich geestdriftig op weg in een doodloopende straat. Hij zal geschrokken zijn, en ver klaarde, om te willen keeren. En welken weg hij nu inslaat? Dit jaar pu bliceerde hij een kort geschrift, dat op deze vraag nog geen afdoend antwoord bevat: zijn Chant funèbre pour les morts de Verdun. 2) Dat de geWezen strijders, naar de schrijver met vergeeflijke hooghartigheid aanduidt, ietwat neerzien op de E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25'" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELE FOON 126 lieden van de achterhoede" en hun tragiek," gelooft men gaarne, gevoelt men mede. Een be schrijving van de streek om Verdun waardeert men om aanschouwelijkheid en opmerkelijke de tails. Wanneer Montherlant in een, aan Barrès herinnerende meditatie, de beteekenis aangeeft van Verdun als plaats der Herinnering, als doel van pelgrimstochten, als een rustpunt en een haven men vindt het gevaarlijk, maar niet zonder houding." Zijn lange en bewogen bepeinzing van den dood, de redenen waarom hij zich met ons aller lot verzoend zegt, ze boeien en ver heffen ons. Maar men vraagt aldoor naar de con clusie, en het laatste hoofdstuk geeft die. Heeft men iemand niet gezien als soldaat, merkt Mon therlant daar op, dan moet men wel een laatsten twijfel aan zijn waarde behouden: de beslissende proef heeft hij niet doorstaan. De oorlog maakt de strijders beter, doet edelmoedigheid, kame raadschap, Waardigheid plotseling opengroeien, doet hen leven voor een hooger ding dan het eigen bestaan. De afschuw van oorlog heeft iets weekelijks: is het een sterkere menschelijkheid die ons doet gruwen of minder gezondheid? De ellenden van den oorlog zijn intusschen van dien aard dat wie ze gezien heeft onmogelijk naar een nieuwe ontbranding kan verlangen. Kortom, Montherlant is wel zoo goed zich tegen den oor log te verklaren; maar niet onvoorwaardelijk. De vredestijd zal gehouden zijn de grootsche deug den van den oorlog te kweeken en te beoefenen. En nooit mag aan het vredesverlangen voldaan worden ten koste van het patriotisme. Deze conclusie stelt te leur. Zeker, ze is treffend die uitspraak, dat wij niet-strijders de beslissende proef nooit hebben doorstaan. Als kleine bijdrage slechts tot de menschelijke psychologie vermeld ik dat dit inderdaad ook voor mij een kwellende, ofschoon kortstondige gedachte geweest is, toen het einde van den grooten oorlog in zicht was. Overtuigd van het goed recht van een der partijen, had ik mij niettemin nooit voor die partij in onmiddellijk levensgevaar begeven, en een kans was nu voor goed verloren, op n punt althans zal ik nu levens lang aan mij zelf moeten twijfelen. Het is waar. En toch? Wie weet wat nog kan gebeuren? Zal een ramp ons weer aantreffen in voorzichtige aarzeling, of in bevende, maar vaste bereidheid? Bovendien, moet dan n daad, misschien in op winding volbracht, over de waarde van een leven beslissen? Vooral, vooral... .zoekt niet zichzelf wie dit bewijs zoekt? Onzekerheid over eigen waar de, in godsnaam mits dan de gruwel niet her nieuwd wordt. Blijft slechts, zal Montherlant zeggen, het be lang van het land. Ziet men dat hij ook hier weer niets nieuws weet? Hoe de belangen van ieder land te verzoenen met ons vredesverlangen? dat is de eeuwige vraag. Wie hierover schrijft, hij bren£e ee i ophssiig, hij doe een voorstel. Montherlant laat dit na. Montherlant schreef eenige schitterende boeken. Met nuance zeker, met besef van het andere.... prediken ze toch de kracht en de daad. Dat is goed, want hij meent het; dat is schoon, want hij is een lyricus die weet waar te maken wat hij meent. Maar nieuw is het niet, het wordt bij mindere geesten zelfs een mode. Montherlant is nu 28 jaar. Hij verzacht zienderoogen.hij matigt zich merkbaar; maar welke keus zal hij doen? Men heeft hèeen jongen Barrès genoemd, een tweeden D'Annunzio, een naneef van Chateaubriand, en niet zonder recht. Maar wat zal er eenmaal onder verstaan worden als men iemand een Montherlant" noemt? 1) Parijs, Grasset, 1922, 7 fr. 50. 2) Parijs, Grasset, 1925, 6 fr. 50. VANNELLESVARINAS GOUDZEGEL 3O ets. per Pakje. Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vele GOEDE SIGAREN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl