Historisch Archief 1877-1940
No. 2512
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1925
\r%
voor
Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel Dispositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
EEN NIEUW BOEK VAN DEN GEWEZEN
DUITSCHEN KROONPRINS
I
Ich suche die Wahrheii! Ein Buch zur
Kriegsschuldfrage, von Wilhelm, Kronprinz. 1925. Cotta'sche
Buchhandlung Nachfolger. Stuttgart und Berlin.
Tijdens zijn ballingschap opWieringen heeft de gewezen Duitsche
kroonprins zijne Mémoires geschreven, en gepubliceerd.
Geheel zijn eigen werk was dat boek niet. Hij had er een man
van het vak, Karl Rosner, bijgehaald om er de laatste hand aan
te leggen.
En nog wel iets meer dan de laatste hand. Want het pakket,
dat aan Rosner uit Wieringen werd toegezonden, was eigenlijk
een stapel losse bladen, met allerlei notities: over de ontwikkeling
van den jongen Wilhelm tot man, over zijne ontmoetingen met
groote persoonlijkheden, over de belangrijke politieke kwesties
van vóór den oorlog, over den oorlog zelf en over de revolutie
van November 1918.
Er kon een boek uit gemaakt worden maar die taak liet de
opsteller der notities aan den heer Rosner over; zoo iets behoorde
eigenlijk ook niet tot het métier van iemand als den toenmaligen
bewoner van de pastorie te Wieringen. Hij gaf zijn
compagnonin-het-auteurschap dan ook plein pouvoir: deze mocht de stof
niet alleen rangschikken en artistiek bewerken", maar er ook
uit weglaten, wat hem minder geschikt leek, en er aan toevoegen,
wat hij noodig oordeelde. Dit laatste echter alleen ,,op grond
van onze gesprekken" Rosner was tijdens den oorlog herhaal
delijk de gast van den kroonprins geweest, in zijn hoofdkwartier
in Frankrijk, en had ook op Wieringen den tijd helpen verdrijven
of krachtens hetgeen hij, Rosner, zelf had waargenomen.
Zoo draagt Rosner de verantwoordelijkheid. voor den vorm
van de Mémoires". Aan den artistieken bewerker" zullen wij
bijv. passages danken als:
Het is avond en nog eens weer ben ik gegaan langs de stille
wegen, zonder menschen, daar buiten tusschen de drassige
stukken wei, waarover de wind veegt. In schemer en donker.
Geen mensen geen inenschelijk geluid. Alleen de wind van
overzee, die tegen mij opdringt en mij door de kleeren beet pakt.
Maartsche wind. Het moet spoedig voorjaar worden. Vier maanden
ben ik nu hier."
Ook is Rosner vermoedelijk meer belezen in Heine, dan de
gewezen kroonprins en kost het hem weinig moeite om dezen,
als hij 's nachts staat te mijmeren voor de wijd geopende vensters,
bij het verre ruischen van de zee en het doffe rumoer en loeien
van de dieren op de wei", de regels van Heine te laten binnenschie
ten:
Denk ich an Deutschland in der Nacht,
Bin ich urn meinen Schlaf gebracht."
Zulke intermezzo's veraangenamen ongetwijfeld de lectuur;
maar als je deze en dergelijke uitingen van menschelijkheid"
tegenkomt, ben je altijd geneigd te zeggen: Goed gebruld,
Rosner !" En wie weet, hoe groot onrecht je den gewezen kroon
prins aandoet, door al het menschelijke" in zijn boek op rekening
van Rosner te stellen ! Misschien is ook hij net zoo sentimenteel
als de meeste brave Duitschers waarom ook eigenlijk niet?
Maar dat komt er nu eenmaal van, als je zelf alleen maar den
feitelijken inhoud van een boek voor je verantwoording neemt
en een ander laat gaan strijken met de eer van de artistieke
bewerking" !
Met zijn nieuwe boek heeft de slotheer van Oels beter opgepast.
De eer daarvan eischt hij voor zich alleen op.
Dat wil zeggen: hij heeft nu niet zelf voor de artiestiekigheid
gezorgd. Want die ontbreekt ditmaal geheel.
En ze kon ook gerust wegblijven. Want Ich suche die Wahrheit l
is een doodgewoon historisch betoog. En, zooals men weet, is de
auteur van zulk een werk niet gehouden, zijn lezers eenig kunst
genot te bereiden; bij sommigen zou dit zelfs afbreuk doen aan
het vertrouwen, dat zij in de wetenschappelijke waarde ervan
stellen.
Wat de auteur heeft bedoeld, was: de bewering van het verdrag
van Versailles, juister gezegd, van de nota der geallieerde en
geassocieerde mogendheden van 16 Juni 1919 te weerleggen,
waarbij Duitschland wordt beschuldigd, den wereldoorlog op
zettelijk uitgelokt te hebben, aan welke beschuldiging de over
winnaars het recht ontleenden, Duitschland bij het vredesverdrag
zulk een zware straf op te leggen. Hij meent te kunnen bewijzen,
dat Duitschland volgens de beteekenis, waarin het woord schuld
in het verdrag van Versailles wordt gebruikt zelfs niet mede
schuld draagt aan het uitbreken van den oorlog, ja, dat het den
oorlog niet alleen niet gewild, maar ook gevreesd heeft.
Om dit bewijs te leveren, haalt hij breed uit en begint hij bij
den Fransch-Duitschen oorlog van 1870, om vervolgens de geheele
groote politiek tot aan 1914 toe de revue te laten passeeren.
Geen kleinigheid ! en dit karweitje heeft hij heelemaal alleen
verricht.
Ten minste hij noemt den naam van geen enkelen hefper
er bij. Rosner is er niet bij te pas gekomen; die was ook niet
bepaald de aangewezen man daarvoor; maar zelfs geen enkel
Duitsch historicus krijgt een bedankje voor bij de redactie ver
leende hulp.
Zonder assistentie tenzij dan de assistentie, waarvan ook
voorname historici plegen te zwijgen, als zij door secretarissen
of leerlingen uittreksels uit de litteratuur over hun onderwerp'
hebben laten maken heeft de gewezen kroonprins een groot
aantal boeken en artikels gelezen, die over de schuldvraag"
in engeren of wijderen zin handelen, en met name allerlei
aanteekeningen verzameld uit de groote uitgave: Die grosze Politik
der europaiscnen Kabinette, 1871?1914. Sammhing der
diplomatischen Akten des Auswa'rtigen Amtes."
Een hcele praestatie voor iemand, die, sinds hij afscheid van
Wieringen nam, zijn tijd ook nog met andere bezigheden heeft
doorgebracht dan met het lezen en verwerken van historische
geschriften !
Maar hij is er volstrekt niet trotsch op. Heel bescheiden, en
volkomen naar waarheid, zegt hij in de voorrede, dat zijn boek,
afgezien van enkele dingen, die hij uit persoonlijke ervaring kan
meededen, aan de mannen van het vak weinig nieuws zal bieden.
Toch heeft hij gemeend zijn vaderland een dienst te bewijzen
door de publicatie van zijn werk. De waarheid over de schuld
vraag" moet niet alleen door de mannen van de wetenschap
worden uitgevorscht, maar ook over de geheele wereld verbreid.
Die waarheid heeft hij ook onder de vlag van zijn naam de wereld
willen insturen, omdat zij dan misschien tot ruimere kringen door
dringt dan die, welke door de Duitsche wetenschap worden
bereikt.
En zoo staat dan als auteur op het titelblad vermeld: Wilhelm,
Kronprinz welke laatste toevoeging bij menigen niet-Duitscher
de vraag zal doen rijzen, of de kroonprins" niet ereis gehoord
heeft van zekere November-revolutie, en of het hem heeletfiaal
is ontschoten, dat op 5 December 1918, in opdracht van het
Duitsche gezantschap te 's-Gravenhage, dat daarmede \veer een
bevel van de Duitsche regeering opvolgde, de legatie-secretaris
von Pannwitz op Wieringen bij hem kwam en hem uitnoodigde,
een verklaring te teekenen, waarbij hij afstand deed van zijne
rechten op den troon: een uitnoodiging, waaraan hij, zooal niet
gracieuselijk, maar dan toch voldeed.
Maar in de Duitsche republiek" zal men het nu ja, misschien
een weinig praematuur vinden, dat er in die republiek" alweer
een kroonprins is, maar overigens: heeft kroonprins Wilhelm,
in de laatste bladzijden van zijne Mémoires", niet uitdrukkelijk.
ontkend, dat de gewelddadigheden van de revolutie hem iets zou
den kunnen ontnemen van zijne geërfde rechten", en heeft hij daar
niet het recht voor zich opgevorderd, de roepstem van de meerder
heid van het Duitsche volk te volgen, wanneer die hem ooit den
troon zou aanbieden? Zoodat hij, door den titel kroonprins te
blijven voeren, de Duitschers er alleen maar aan wil herinneren:
zoodra jelui roept kom ik.
Er is nog iets op het titelblad, dat een beetje vreemd lijkt.
Maar daarover een volgend maal.
KERNRAMP