De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 1 augustus pagina 19

1 augustus 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2512 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 DE RUBBERZOLEN door JAN FEIT H Hij kwam zoo zacht op z'n nieuwe rubberzolen over het marmer van de binnengalerij achter haar, dat zijn vrouw, met plotselingen schrik, uitgeroe pen had: ,,Je loopt of je bloote voeten hebt !" Dat 's nou 't nieuwste uit Europa !" blufte hij lawaaiig, opzettelijk hard sprekend na zijn zachte loopen. ,,Of je de djongos bent!", zei ze na, niet bekomen nog van den schrik. Ze was dadelijk van streek. En 't meest enerveerde haar dat geluidlooze geslnip van haar inlandsche bedienden. Al tijd was 't of er iets bij je stond, wat je niet hoorde, in dit opzettelijk zoo geheimzinnig ge maakte land. Onze huisjongen zal geen rubberzolen dra gen !" lachte hij. Zijn stem schalde door de hooge holle ruimte nog luider dan anders. Ook nu weer hinderde haar zijn luidruchtigheid. Ze was prikkelbaar na den schrik van zooeven. Waarom niet?" Omdat onze inlanders d'r geen been in zien, onze rubberboomen af te tappen; maar ze zoueii d'r wet aan denken, hun voeten te schoeien met rubber, dat uit hun heilige gêtah-soesoe druppelt". Zij had zich van den schrik hersteld. Doch ner veus door ongewendheid in haar tropische omge ving van eenzame rubber-onderneming, huiverde ze toch even bij zijn woorden. Meteen ergerde ze zich weer, al dat opgedrongen bijgeloof" en die naïeve heiligheid" telkens, bij het voor haar onbegrijpelijke inlandsche volk. Ze trachtte te spotten. Want achter zijn luiden lach had ze weer herkend zijn aanvaarden van al dien poespas en on zin der inlanders, waarmee hij zoolang had samen geleefd vóór zijn huwelijk. Is 'n rubberboom hier óók al heilig?" Zij hoorde dadelijk zijn schaterlach, ruw en hard, telkens uitbarstend tegen zijn nog zoo weinig aanpasselijke jonge vrouw, om haar over haar europeesche kuren" heen te helpen. Toen eensklaps ernstig zijn stem: In elk rubberbosch komt steeds 'n heilige boom voor !" Offeren ze daar?" Ook al! 't Is altijd de oudste boom uit het bosch. Z'n lianen hangen zóó door mekaar ver ward, dat Absalon d'r jaloers van k0* zijn !" Ze drong aan: Heb je dien boom gezien?" Hij kende haar grillen; antwoordde ontwijkend: D'r is niets aan te zien. 'n Gewone ouwe caoutchouc-boom. De inlanders hebben liever niet dat we daar in de buurt komen". Waarom niet?" drong ze aan. Juist trok haar nu weer de geheimzinnigheid, waarvan ze beweerde niet bang te zijn, en waarvoor ze toch zoo angstig was. D'r gaat tooverkracht van uit, beweren ze. Ze beschouwen de insnijdingen in de rubberstam men als een kwaad dat zij den boschgeesten toe brengen. In hun hart verwijten ze 't ons blanken, dat wij hen noodzaken, de rubber af te tappen. Om 't weer tegenover hun boschgeesten goed te maken, brengen ze zoenoffers aan den oudsten. niet meer gebruikten rubberboom". Ik zou....", aarzelde ze. Hij naaide z'n schouders op. Hij begreep al. Was net lang genoeg getrouwd om haar kuren te ken nen. 'tOaf immers niets of hij 't haar verbood. Dan maakte ze maar 'n scène. En kreeg toch haar zin. Dat zou d'r op den duur misschien afgaan. Slechts door schade en schande verleerde ze dat coquetteeren met wat ze spottend noemde het mysterie der tropen". Je wil dien heiligen boom zien ? Kun je gedaan krijgen !" En ga je zei.' mee?" Ze wist dat hij neen zou zeggen. Hij had een ge woonte, die haar irriteerde, om de gevoeligheden van z'n inlanders te ontzien. Ikzal je Wagiman, den mandoer,meegeven". Nee!" zei ze kortaf. Ik zal Van Hagen vragen om me den weg te wijzen. Hij is al lang ge noeg hier om den weg in het bosch te kennen". Hij fronste z'n ruige wenkbrauwen. Daarop had hij niet gerekend, dat ze dadelijk van deze gelegen heid weer zou gebruik maken om hem uit te schake len. Was hij jaloersch? Hij voelde den plotselingen haat opvlammen. Telkens als zijn vrouw den laatsten tijd den naam noemde van zijn collega der aangrenzende rubberfabriek, kroop hem die arg waan schroeiend door het bloed. Zooals je wilt", zei hij, uiterlijk kalm. Neem voor mijn part Van Hagen mee. Je moest' 'm zeggen niet zoo overdreven branie te doen tegenover onze rubber-koelies. Hij is gewend met fabrieksvolk om te gaan. Die komen nooit in de bosschen. Hij zal moeten leeren, hun eigenaar digheden te ontzien". Hij is tenminste nog niet aan al die bijgeloovigheia van jullie overgeleverd !" viel ze uit. Hij beet z'n snor om niet te antwoorden. Hij wou zich niet in z'n kaart laten kijken. Pas getrouwd en nu die beroerdigheid al! Hij wist wat hij wist. Had genoeg vermoedens opgevangen den laatsten tijd. En dienzelfden ochtend nog, voor 't eerst zijn rubberschoenen aan, net met den mail uit Holland gekomen, geluidloos zolend over de zij-gang langs de bijgebouwen, had hij haar stem opgevangen, en toen zijn stem, beiden fluisterend, zijn vrouw met Van Hagen, den knappen blonden reus van de naaste fabriek. Hij had zekerheid.... Met 'n ingehouden vloek van razernij wendde hij zich af. Nu noemde ze zijn naam wér ! Driftig stappend, die vervloekte rubberschoenen uittrappend naar den djongos, orn ze naar z'n kamer te brengen,' stond hij daar weer op z'n bloote voeten. Daar was hij beter aan gewend ! Even bedacht hij zich. Toen wenkte hij den ouden mandoer, die gehurkt bij het boschpad op zijn meester wachtte. Zou je rubberzolen durven dragen?'' vroeg ze dartel uit haar auto, die ze voor de fabriek haa laten zwenken. Van Hagen had haar zien aankomen; was naar buiten gesprongen. Wat is dat nu weer voor bedenksel?" lachte hij haar tegen, toen ze zei waarom ze hem kwam afdalen voor 'n wandeling het bosch in. 't Is niet eens 'n gril! M'n man beweert dat 't gevaarlijk is, het rubberbosch in te gaan op.... rubberzolen !" Ze liet haar lachje parelen, omdat ze wist dat Van Hagen daarvan kleurde als 'n jongen. Ik heb geen rubberzolen". Als je ze had, zou je ze durven dragen bij den heiligen boom?" Waarom niet?" smeet hij d'r uit; zijn sterke jonge schouders strekte hij. Als 't er maar op aankwam, dat knappe vrouwtje van zijn buurman te toonen hóe hij durfde ! Ik heb ze voor je meegebracht!" Ze had 'n kleur, die haar nog verleidelijker maakte. Wat?" vroeg hij nog; terwijl strekte hij z'n handen al uit naar het pakje dat ze geheim zinnig in 'n sarong had gewikkeld. De nieuwe rubberschoenen van m'n man. Hij beweert dat de boschgeesten wraak zullen nemen, als je op rubberzolen hun heilige plek in het bosch nadert". Mag ik?" Hier!" Meteen had hij ze al aangetrokken; stampte met de elastische zolen op het zware grint. Samen gingen ze het bosch in, waaraan zijn fa briek en de onderneming van haar man grensden. Je wilt dus den tooverboom zien?" M'n man wou me den ouwen Wagiman mee geven. Hij zelf durft niet gaan. Ik heb gezegd dat ik liever met jou ga". Zij drong zich tegen hem aan, nu 't lichtgrijs schemerde onder de dichte blaren van het rechtstammig rubberbosch. Ben je bang?" vroeg hij. D'r loopen hier zulke zonderlinge verhalen over den ouden boom". Daarom juist", hijgde haar adem. Hij vond haar verrukkelijk zoo. Hij zou haar laten zien dat hij niet bang was, zooals al die bijgeloovige inlanders en gesuggereerde Europeanen uit den omtrek ! Met ingehouden schreden stapte hij naast haar. Maar dieper in het bosch gekomen bleef hij staan: ??Ik krijg 'n zoen van je, is 't niet?" -- Straks als belooning !" lachte ze aanhalig. Hij wrong de struiken opzij, die hen nier wilden doorlaten. Zij zag den ouden vergroeiden boom. Het dichte lianenscherm, als 'n warrige reuzenpruik kringelde uit het hooge dichte tak-getop tot hun voeten. Als zware kabels daalden ze uit een vreemde hoogte omlaag, 't Was daar donker en koel. 'n Natuurlijk prieel dat zich voor hen scheen te openen. Hij trad vooruit. Schopte, overmoedig als 'n BOUWT IN MET OOSTERPAPK BimiÖVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE TELER INT. Mg 6558 jonge verliefde, met zijn schoenen tegen den stam, zoodat de flarden schors afrafelden. Hij bukte om ze op te rapen : ,,Je betooverde bruids-bouquet !" snoefde hij. Zij lachte nerveus. Zoo had zij zich het boschavontuur wel voorgesteld. Toen nam hij haar in z'n armen. . . . Zij kwam bij uit haar diepe bewusteloosheid, die als een zware droom op haar gewogen had. 't Was nog geen nacht. Maar het grijze licht onder de boomen verdichtte reeds tot schemer. Eerst wist ze niet waar zij was. Dan herkende zij het dicht gewar der luchtwortels, die haar insloten als de zware tralies eener cel. Haar hersens waren zoo dof. 't Was of zij den giftigen bloemgeur nog op snoof, die haar bedwelmd moest hebben. De schrik, die haar uit haar machteloosheid had doen ontwaken, deed haar herinnering terugkeeren 1 met 'n schok. Zij moest zich herinneren waar ze was?. ... Zij tastte om zich heen. Ze wist weer. . . . Zij fluisterde zijn naam.... Maar de loome stilte van het bosch liet haar zonder antwoord. Haar aarzelend-tastende vingers voelden slechts de klamheid der vochtige lianen, als slangen neerkronkelend langs den stam van den boom op welks wortels zij nog rustte. ... De oude boom ! En bij het plotseling verhelderen van haar be wustzijn, vormden zich haar ordelooze gedachten: -- .... de too verboom. ..." Een krankzinnige angst greep haar naar het hart. Zij wilde gillen, schreeuwen, hulp roepen. Geen geluid kwam uit haar als dicht-geknepen keel. Zij trachtte overeind te kruipen uit haar liggen de houding, zooals zij daar gelegen had, en waarin zij als met geweld gedurende haar doffe bewuste loosheid geklemd was gehouden. En zij zag Tusschen de warreling van lianen, geworgd en gesnoerd, hing de groote blonde reus, als het weeke, bloedlooze slachtoffer van een monster-poliep. die met zijn wringelende armen zich aan z'n prooi vastgeklemd en hem lang/aam en wreed het leven' uitgezogen had... . Toen zij, meer dood dan levend, aan den boschrand door de naar hun dessa keerende inlanders gevonden en opgenomen was, neer gelegd in de holle hooge voorgalerij, boog zich haar man over haar heen. Hij ving haar blik op, verwezen starend, me t nog dennahuivervan krank zinnigen angst, de opspokende herinnering in haar nogen aan den afgrijzelijken droom onder den heiligen gètah-soesoe. Zij maakte een hulpeloos gebaar naar hem. Half afwerend, half smeekend. Maar hij sloeg niet; hij verstiet niet; hij vloekte niet eens. Slechts dempte hij zijn anders ruwen lach. Want buiten op het erf, in het duister van den vroegen tropennacht, zaten hurkend bijeen de zwijgende huisbedienden, waarbij zich de oude mandoer Wagiman was koiren voegen, rustig z'n strootje rnokend. Zijn heesche stem als een vonnis: ,,Wr:,vr 7<jn m'n nibbcrschoenen?" VAN DER óLU/ó GEHEELE WOON INRICHTING DEN HAAG NQDRDEINDE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl