Historisch Archief 1877-1940
No. 2512
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
DE RUBBERZOLEN
door JAN FEIT H
Hij kwam zoo zacht op z'n nieuwe rubberzolen
over het marmer van de binnengalerij achter haar,
dat zijn vrouw, met plotselingen schrik, uitgeroe
pen had:
,,Je loopt of je bloote voeten hebt !"
Dat 's nou 't nieuwste uit Europa !" blufte
hij lawaaiig, opzettelijk hard sprekend na zijn
zachte loopen.
,,Of je de djongos bent!", zei ze na, niet
bekomen nog van den schrik. Ze was dadelijk van
streek. En 't meest enerveerde haar dat
geluidlooze geslnip van haar inlandsche bedienden. Al
tijd was 't of er iets bij je stond, wat je niet
hoorde, in dit opzettelijk zoo geheimzinnig ge
maakte land.
Onze huisjongen zal geen rubberzolen dra
gen !" lachte hij. Zijn stem schalde door de hooge
holle ruimte nog luider dan anders.
Ook nu weer hinderde haar zijn luidruchtigheid.
Ze was prikkelbaar na den schrik van zooeven.
Waarom niet?"
Omdat onze inlanders d'r geen been in zien,
onze rubberboomen af te tappen; maar ze zoueii
d'r wet aan denken, hun voeten te schoeien
met rubber, dat uit hun heilige gêtah-soesoe
druppelt".
Zij had zich van den schrik hersteld. Doch ner
veus door ongewendheid in haar tropische omge
ving van eenzame rubber-onderneming, huiverde
ze toch even bij zijn woorden. Meteen ergerde ze
zich weer, al dat opgedrongen bijgeloof" en
die naïeve heiligheid" telkens, bij het voor haar
onbegrijpelijke inlandsche volk. Ze trachtte te
spotten. Want achter zijn luiden lach had ze weer
herkend zijn aanvaarden van al dien poespas en on
zin der inlanders, waarmee hij zoolang had samen
geleefd vóór zijn huwelijk.
Is 'n rubberboom hier óók al heilig?"
Zij hoorde dadelijk zijn schaterlach, ruw en hard,
telkens uitbarstend tegen zijn nog zoo weinig
aanpasselijke jonge vrouw, om haar over haar
europeesche kuren" heen te helpen. Toen eensklaps
ernstig zijn stem:
In elk rubberbosch komt steeds 'n heilige
boom voor !"
Offeren ze daar?"
Ook al! 't Is altijd de oudste boom uit het
bosch. Z'n lianen hangen zóó door mekaar ver
ward, dat Absalon d'r jaloers van k0* zijn !"
Ze drong aan:
Heb je dien boom gezien?"
Hij kende haar grillen; antwoordde ontwijkend:
D'r is niets aan te zien. 'n Gewone ouwe
caoutchouc-boom. De inlanders hebben liever niet
dat we daar in de buurt komen".
Waarom niet?" drong ze aan. Juist trok
haar nu weer de geheimzinnigheid, waarvan ze
beweerde niet bang te zijn, en waarvoor ze toch
zoo angstig was.
D'r gaat tooverkracht van uit, beweren ze.
Ze beschouwen de insnijdingen in de rubberstam
men als een kwaad dat zij den boschgeesten toe
brengen. In hun hart verwijten ze 't ons blanken,
dat wij hen noodzaken, de rubber af te tappen.
Om 't weer tegenover hun boschgeesten goed te
maken, brengen ze zoenoffers aan den oudsten.
niet meer gebruikten rubberboom".
Ik zou....", aarzelde ze.
Hij naaide z'n schouders op. Hij begreep al. Was
net lang genoeg getrouwd om haar kuren te ken
nen. 'tOaf immers niets of hij 't haar verbood. Dan
maakte ze maar 'n scène. En kreeg toch haar zin.
Dat zou d'r op den duur misschien afgaan. Slechts
door schade en schande verleerde ze dat
coquetteeren met wat ze spottend noemde het mysterie
der tropen".
Je wil dien heiligen boom zien ? Kun je
gedaan krijgen !"
En ga je zei.' mee?"
Ze wist dat hij neen zou zeggen. Hij had een ge
woonte, die haar irriteerde, om de gevoeligheden
van z'n inlanders te ontzien.
Ikzal je Wagiman, den mandoer,meegeven".
Nee!" zei ze kortaf. Ik zal Van Hagen
vragen om me den weg te wijzen. Hij is al lang ge
noeg hier om den weg in het bosch te kennen".
Hij fronste z'n ruige wenkbrauwen. Daarop had
hij niet gerekend, dat ze dadelijk van deze gelegen
heid weer zou gebruik maken om hem uit te schake
len. Was hij jaloersch? Hij voelde den plotselingen
haat opvlammen. Telkens als zijn vrouw den
laatsten tijd den naam noemde van zijn collega der
aangrenzende rubberfabriek, kroop hem die arg
waan schroeiend door het bloed.
Zooals je wilt", zei hij, uiterlijk kalm.
Neem voor mijn part Van Hagen mee. Je moest'
'm zeggen niet zoo overdreven branie te doen
tegenover onze rubber-koelies. Hij is gewend met
fabrieksvolk om te gaan. Die komen nooit in de
bosschen. Hij zal moeten leeren, hun eigenaar
digheden te ontzien".
Hij is tenminste nog niet aan al die
bijgeloovigheia van jullie overgeleverd !" viel ze uit.
Hij beet z'n snor om niet te antwoorden. Hij wou
zich niet in z'n kaart laten kijken. Pas getrouwd
en nu die beroerdigheid al! Hij wist wat hij wist.
Had genoeg vermoedens opgevangen den laatsten
tijd. En dienzelfden ochtend nog, voor 't eerst zijn
rubberschoenen aan, net met den mail uit Holland
gekomen, geluidloos zolend over de zij-gang langs
de bijgebouwen, had hij haar stem opgevangen,
en toen zijn stem, beiden fluisterend, zijn vrouw
met Van Hagen, den knappen blonden reus van de
naaste fabriek.
Hij had zekerheid....
Met 'n ingehouden vloek van razernij wendde hij
zich af. Nu noemde ze zijn naam wér !
Driftig stappend, die vervloekte rubberschoenen
uittrappend naar den djongos, orn ze naar z'n
kamer te brengen,' stond hij daar weer op z'n
bloote voeten. Daar was hij beter aan gewend !
Even bedacht hij zich. Toen wenkte hij den
ouden mandoer, die gehurkt bij het boschpad op
zijn meester wachtte.
Zou je rubberzolen durven dragen?'' vroeg
ze dartel uit haar auto, die ze voor de fabriek haa
laten zwenken.
Van Hagen had haar zien aankomen; was naar
buiten gesprongen.
Wat is dat nu weer voor bedenksel?"
lachte hij haar tegen, toen ze zei waarom ze hem
kwam afdalen voor 'n wandeling het bosch in.
't Is niet eens 'n gril! M'n man beweert
dat 't gevaarlijk is, het rubberbosch in te gaan
op.... rubberzolen !"
Ze liet haar lachje parelen, omdat ze wist dat
Van Hagen daarvan kleurde als 'n jongen.
Ik heb geen rubberzolen".
Als je ze had, zou je ze durven dragen bij
den heiligen boom?"
Waarom niet?" smeet hij d'r uit; zijn sterke
jonge schouders strekte hij. Als 't er maar op
aankwam, dat knappe vrouwtje van zijn buurman
te toonen hóe hij durfde !
Ik heb ze voor je meegebracht!" Ze had
'n kleur, die haar nog verleidelijker maakte.
Wat?" vroeg hij nog; terwijl strekte hij
z'n handen al uit naar het pakje dat ze geheim
zinnig in 'n sarong had gewikkeld.
De nieuwe rubberschoenen van m'n man.
Hij beweert dat de boschgeesten wraak zullen
nemen, als je op rubberzolen hun heilige plek in
het bosch nadert".
Mag ik?"
Hier!"
Meteen had hij ze al aangetrokken; stampte met
de elastische zolen op het zware grint.
Samen gingen ze het bosch in, waaraan zijn fa
briek en de onderneming van haar man grensden.
Je wilt dus den tooverboom zien?"
M'n man wou me den ouwen Wagiman mee
geven. Hij zelf durft niet gaan. Ik heb gezegd dat
ik liever met jou ga".
Zij drong zich tegen hem aan, nu 't lichtgrijs
schemerde onder de dichte blaren van het
rechtstammig rubberbosch.
Ben je bang?" vroeg hij. D'r loopen hier
zulke zonderlinge verhalen over den ouden boom".
Daarom juist", hijgde haar adem.
Hij vond haar verrukkelijk zoo. Hij zou haar
laten zien dat hij niet bang was, zooals al die
bijgeloovige inlanders en gesuggereerde Europeanen
uit den omtrek !
Met ingehouden schreden stapte hij naast haar.
Maar dieper in het bosch gekomen bleef hij staan:
??Ik krijg 'n zoen van je, is 't niet?"
-- Straks als belooning !" lachte ze aanhalig.
Hij wrong de struiken opzij, die hen nier wilden
doorlaten.
Zij zag den ouden vergroeiden boom. Het dichte
lianenscherm, als 'n warrige reuzenpruik kringelde
uit het hooge dichte tak-getop tot hun voeten. Als
zware kabels daalden ze uit een vreemde hoogte
omlaag, 't Was daar donker en koel. 'n Natuurlijk
prieel dat zich voor hen scheen te openen.
Hij trad vooruit. Schopte, overmoedig als 'n
BOUWT IN MET
OOSTERPAPK
BimiÖVEN
INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE
TELER INT. Mg 6558
jonge verliefde, met zijn schoenen tegen den stam,
zoodat de flarden schors afrafelden. Hij bukte om
ze op te rapen :
,,Je betooverde bruids-bouquet !" snoefde
hij.
Zij lachte nerveus. Zoo had zij zich het
boschavontuur wel voorgesteld.
Toen nam hij haar in z'n armen. . . .
Zij kwam bij uit haar diepe bewusteloosheid,
die als een zware droom op haar gewogen had.
't Was nog geen nacht. Maar het grijze licht onder
de boomen verdichtte reeds tot schemer. Eerst
wist ze niet waar zij was. Dan herkende zij het
dicht gewar der luchtwortels, die haar insloten als
de zware tralies eener cel. Haar hersens waren zoo
dof. 't Was of zij den giftigen bloemgeur nog op
snoof, die haar bedwelmd moest hebben.
De schrik, die haar uit haar machteloosheid had
doen ontwaken, deed haar herinnering terugkeeren
1 met 'n schok. Zij moest zich herinneren waar ze
was?. ... Zij tastte om zich heen. Ze wist weer. . . .
Zij fluisterde zijn naam.... Maar de loome stilte
van het bosch liet haar zonder antwoord. Haar
aarzelend-tastende vingers voelden slechts de
klamheid der vochtige lianen, als slangen
neerkronkelend langs den stam van den boom op welks
wortels zij nog rustte. ...
De oude boom !
En bij het plotseling verhelderen van haar be
wustzijn, vormden zich haar ordelooze gedachten:
-- .... de too verboom. ..."
Een krankzinnige angst greep haar naar het hart.
Zij wilde gillen, schreeuwen, hulp roepen.
Geen geluid kwam uit haar als dicht-geknepen
keel.
Zij trachtte overeind te kruipen uit haar liggen
de houding, zooals zij daar gelegen had, en waarin
zij als met geweld gedurende haar doffe bewuste
loosheid geklemd was gehouden.
En zij zag
Tusschen de warreling van lianen, geworgd en
gesnoerd, hing de groote blonde reus, als het weeke,
bloedlooze slachtoffer van een monster-poliep.
die met zijn wringelende armen zich aan z'n prooi
vastgeklemd en hem lang/aam en wreed het leven'
uitgezogen had... .
Toen zij, meer dood dan levend, aan den
boschrand door de naar hun dessa keerende
inlanders gevonden en opgenomen was, neer
gelegd in de holle hooge voorgalerij, boog zich
haar man over haar heen. Hij ving haar blik op,
verwezen starend, me t nog dennahuivervan krank
zinnigen angst, de opspokende herinnering in haar
nogen aan den afgrijzelijken droom onder den
heiligen gètah-soesoe.
Zij maakte een hulpeloos gebaar naar hem. Half
afwerend, half smeekend. Maar hij sloeg niet; hij
verstiet niet; hij vloekte niet eens.
Slechts dempte hij zijn anders ruwen lach. Want
buiten op het erf, in het duister van den vroegen
tropennacht, zaten hurkend bijeen de zwijgende
huisbedienden, waarbij zich de oude mandoer
Wagiman was koiren voegen, rustig z'n strootje
rnokend.
Zijn heesche stem als een vonnis:
,,Wr:,vr 7<jn m'n nibbcrschoenen?"
VAN
DER
óLU/ó
GEHEELE WOON
INRICHTING
DEN HAAG
NQDRDEINDE