De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 1 augustus pagina 9

1 augustus 1925 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2512 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4: t OPVOEDINGSPROBLEMEN 1) door A. H. LOEF F?B o K M A In dit werkje is een moeder aan het woord, die, zoowel in eigen milieu als in wijderen kring, door haar ambt, voortdurend voor de praktijk der opvoeding staat en als ernstige, diepgaande, eerlijke persoonlijkheid voor ons uitspreekt hoe zij denkt over de moeilijke kunst en de zware verantwoordelijkheid van het leiding-geven aan jonge levens, die ons werden toevertrouwd. Het zijn niet slechts enkele problemen diéde schrijfster hier met ons behandelt, zij heeft haar onderwerp zoo ruim mogelijk genomen en geeft een beschouwing over het innerlijk groeiproces van den jongen mensen vanaf zijn geboorte tot aan zijn huwelijk, wanneer de opzettelijke op voeding van de zijde der ouders als geëindigd mag worden beschouwd en indien het goed is de zelfopvoeding geheel de leiding neemt voor het verdere leven. Nooit of te nimmer zal er een handleiding ge schreven kunnen worden, die aan ouders voor houdt hoe zij in ieder concreet geval hebben te handelen, en dit zou ook geenszins wenschelijk zijn, maar werkelijken steun -bij hun zware taak kunnen ouders ondervinden, wanneer zij in de gelegenheid worden gesteld om hun inzicht te ver helderen en te verdiepen, wanneer daar het bijna wonderbaarlijke doorschouwen komt, dat door den troebelen, verwarden en verwarrenden buiten kant heen, de onbewogen schoone kern in de diepte doet zien, die daar ligt als een parel onder woelige golven. Zulk een verruimend, rustgevend inzicht, dat soms een ander woord is voor ver trouwen in het leven en in de groeikracht en het weerstandsvermogen van het goede en edele kan plotseling den afstand scheppen, dien we bij tijden allen zoozeer noodig hebben om onze omgeving met ruimen blik te blijven zien en de groote lijnen van de dingen niet te verliezen voor de stippellijn waarop we ons blind kunnen staren. Ik geloof dat dit boekje ons helpen kan bij het zoeken naar zulk inzicht, daar de schrijfster haar onderwerp beheerscht, het vele, ook vakkundige materiaal op dit terrein schijnt te kennen en in boeienden vorm een samenvatting geeft van wat er in den loop der tijden door ervaring aan nieuw en dieper inzicht werd gewonnen. Dat de schrijf ster dit breed opgevatte onderwerp in betrek kelijk klein bestek wist te behandelen zonder in oppervlakkigheid te vervallen, is naast den ernst harer persoonlijkheid en de gave om zich tot hoofdzaken te kunnen bepalen, te danken aan haar krachtige stijl, die de dingen, waar het omgaat, zonder een woord te veel, in klare, mooie taal weet te zeggen. Ik denk da.n ook niet dat er velen zullen zijn die haar boekje moeilijk" vinden; bij allen ernst, waarmede ook de meest diepgaande dingen worden besproken, is er groote eenvoud en duidelijkheid, maar wel zal hier en daar een lezer tot tegenspraak worden uitgelokt, wat ontegenzeggelijk het voor deel heeft dat hij geprikkeld wordt tot het samen vatten van zijn misschien tegengestelde rneening. Ook tegen het feit dat de schrijfster zich nu en dan schijnbaar tegenspreekt, kan m.i. niet te veel bezwaar worden gemaakt. Ik zeg schijnbaar", omdat 't met het zoeken naar oplossingen voorproblemen soms gaat als met het toedienen van medicijnen: wat voor 't eene baat, doet 't andere kwaad. Twee, niet overeenstemmende uitspraken kunnen toch beide onze eerlijke mee ning weergeven, het hangt er maar van af welke kant van de gecompliceerde kwestie, op 't oogenblik van onzen uitspraak, onze volle aandacht had, met verwaarloozing bijgevolg van de andere kanten, die later hun beurt kregen en ons anders deden spreken. Zoodra het kind den leeftijd te boven is, waarop het nog bij moeder is", hebben we in onze opvoeding rekening te houden eerst met de school en later ook met de maatschappij, en het spreekt vanzelf dat mevrouw Mankes in haar boekje heenwijst naar vele zieke plekken in onderwijs en samenleving. En hoe meer ouders zij er toe brengt om over deze belangrijke dingen, die zoo sterk in ieder gezin meespreken, hun gedachten te laten gaan, hoe meer de kansen groeien zullen om tot betere toestanden te geraken. Waar mevrouw Mankes bijv. over het onderwijs in geschiedenis spreekt, lezen wij, als resultaat van een officieel onderzoek dat talrijke Fransche en Belgische boeken blijken gemaakt te zijn om de gedachten aan den afgeloopen oorlog levendig te houden." Vragen wij, ouders, ons eigenlijk ooit af in welken geest onze kinderen geschiedenisonderwijs krijgen? In het diepernstige en belangrijke hoofdstuk ,,de puberteitsjaren", lezen wij dat de onhandelbare 1) A. MANKES?ZERNIKE. Opvoedingsproble men. Uitg. Maatsch. Elsevier, Amsterdam. vijftien-jarigen, die niets in zich schijnen te willen opnemen, een paar jaar met rust moesten worden gelaten en naar scholen noch ontwikkelingsclubs moesten gaan". In theorie is dit mogelijk juist gezien, maar practisch zal het meestal onuit voerbaar blijken te zijn. Sprekend over de beroepskeuze, die wanneer de jonge mensch geen enkele voorkeur of neiging toont, ouders soms plaats tegenover moeilijk heden, waar ze niet uit weten te komen, zoodat veelal het toeval beslist, uit de schrijfster de wensch dat een van de leeraren der school in de hoogste klasse iets zou mededeelen over verschillende studie vakken en betrekkingen. Het moest mogelijk zijn," vervolgt zij, dat jonge menschen ver schillende soorten werk te zien krijgen. Hoe kunnen zij hun levenstaak kiezen, als ze van geen enkele taak een voorstelling hebben.? De psycho-techniek wekt geen sympathie bij mevrouw Mankes. Liejdc voor e'en vak komt niet in aanmerking, die kan niet gemeten worden, 't gaat slechts om de vaardigheid, de fitness", zegt zij. Zeker, maar ziet de schrijfster hier niet te veel over 't hoofd dat vaardigheid voor een vak juist ontstaan kan omda<- er liefde was en is het dan niet nuttig als via de vaardigheid de neiging, de voorkeur (om het groote woord liefde te ver mijden) opgemerkt wordt? Wie op 18-jarigen leeftijd voor een vak ongeschikt lijkt, kan tien jaar later er de prach tigste capaciteiten voor blijken te bezitten", lezen wij verder, maar dit verandert niets aan het feit dat in de meeste gevallen op dezen leeftijd, of eerder nog, een keuze moet worden gedaan. Wordt het schoonc doel bereikt, dat het kind opgroeit tot een zelfstandig denkend mensch met een bewust doel voor oogen, dan zal hij meestal, indien daar de sterke wil in hem is om een eigen weg te gaan, zoo noodig van beroep veranderen. Waarom zullen wij nu reeds smalend den rug toekeeren aan een 'wetenschap die practische hulpmiddelen bieden wil juist aan degenen, wien ieder richtsnoer ontbreekt? Zou het in zulke ge vallen dan maar niet beter zijn dat de psycho techniek beslist en niet het toeval? Bovendien is deze wetenschap nog jong. Wij hebben nauwe lijks tijd gehad haar beteekenis voor de praktijk te toetsen. Dit boekje heeft een eigen klank. Het spreekt met donkere, krachtige, indringende stem. Be dwongen heftigheid en nauwelijks verholen sar casme, hooren we ook een enkele maal en wij luisteren, want het is een geluid dat het oor treft. En daar is 't om te doen. EEN MODEPRAATJE door G E E R T R U I D A C A R E L S E N. KLEEDING VAN DE MAAND Tcekening voor de Groene Amsterdammer' door S. Desaga Wij zullen de schim van Dieuwertje Diikeboer maar weer eens oproepen, om haar gevoelens omtrent de hedendaagsche modes uit te spreken. Verleden jaar dacht zij dat de dames, voor 't gemak, met bloote beenen liepen. Toen vroeg zij of er dan geen braiskooltjes" meer waren, waar de meissies konden leeren kousen breien. Maar sinds heeft zij ontdekt, dat hetgeen zij voor naakt heid aanzag, vleeschkleurig tricot is; en daarover is haar ergernis nog intenser. As der ient je het ongeluk had.geen kouse te kenne betalen en ze verfde den der biene wit of zwart veur de skain, den zou je dat nog kenne begraipe. Maar det ze nou de skain omkeere en vleeschkleurige kouse drage, ze laike wel stapel. En die rokke, die amper over derlui knieëkomme Eerst docht ik as dat et van Wege de algemeene be zuiniging was. Maer azze je den al die dure dinge zie, die ze der bal drage, 'k zal mar zegge die wilde beeste, die ze over derlui nakende nekke hange nou den kost er na main oordeel beter 'n paar el jeponnestof meer bai overskiete. De ouwe mense die doene zoo mal niet van ondere; die drage deur de bank wel langer rokke. Maar die doen des te maller van boven. Met det veere-gepruts det ze bovenop derlui hoeje nebbe! Deer laike ze allegaer gek op te zain, arm en rijk. Heele wieken en vlerke zie je bai de weg op de hoeie Temet vliege de haneveere derlui maer zoo om derlui oore. ,,'k Had 'n tante ari 't NuWediep, en die ver telde wel van de steeke met haneveere, die de hooge van 't zeevolk droege met groote feeste. Nou, da's in de koers: manne met haneveere. Maer vrouwe met haneveere ikke niet, hoor. Meest ben 't wel kippeveere. Den kenne ze vrij kakelen as kippe. Maer zoo waid denke ze der niet bai. Verlee week liep der 'n ouwe ziel, die krante rondbrocht; die had 'n heel bossie eendeveere boven op derkop,heelemaal verregend, en die zwiepten heen en weer in de wind. 't Was 'n mal gezicht, det was 't. En toen zag ik as dat twee dames om det arme mens stonde te lache; Zomerjapon van crêpe marocain, tête de négre, met blauw lint, eindigend in franje en geborduurd in de kleur van de stof. Gesp met gekleurde steenen m CORSETIERE ia KEIZERSGRACHT 772AMSTERDAM lTELEF. 57151 \3 ~) ATELIEKVOORREPAPATJËN IN DENHAAG ELKEN VRIJDAG MOTELCENTRAL en deur hadde ze geen recht toe ; want ze zagge der eiges krek zoo mal uit, allienig niet zoo vuil. De iene had 'n partij veere skeef over der nek danse, en de aere om der hoed 'n ring van kleine veertjes,, waer ze deurhien kiek as 'n poedel deur zen hare. 't Rooide der net na of ze slaitazie van 't be nul had, 't Ergst ben nog die gevaarlijke hoeie-bajonnette, zooas 'n boer bai ons op 't dorp ze noemt. Effetieve dames drage ze op heden amper meer, allienig nog maar, 'k zei maar zegge: die veur dames wille deur gaan. Ik heb van zelf met al dat spul nooit van doen had, want ik droeg, van jongs af de hul en de kap en den 't boerehoedje. Maer der ben op hede bij ons 'n hoop, die de kap houe en die deer 'nstadshoed bovenop zette. Nee, det wil der bai main niet in. 't Iene of 't aere. Niet alles dur mekaar. En as je der ienmal toe resolveert, stadskleeding te gaan drage, den je aige verstand gebruiken en zorgen dat'-t niet de spuigaten uitloopt." Aldus het oordeel van Diewertje Dijkeboer,. weleer boeredochter in het noordelijkst Noorden van Noord-Holland. Koopt U een gouden ring zonder merk? Waarom dan wel boter zonder Rijksmerk? Hofstede Oud-BussenT Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl