De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 8 augustus pagina 13

8 augustus 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

NO. Z51J PE uKUENC AM5TEKLJAMMEK, WEEKBLAD VUUK INEDEKLANET 13 Een van Hildo Krop's beelden van het Hollandsche Paviljoen te Parijs. KEULEN EN ZIJN DUIZEND JARIG FEEST n door Dr. P. H. R i T T E R JR. Niemand leert een stad of een land kennen, door in toeristenkudden vermoeiende inventarizeeringen te beluisteren van fooi-begeerige cicero nes, evenmin als men onder de bekoring kan komen van een menschenkarakter, door met een interessanten in-tellectueel op een zeer laat avonduur een twistgesprek te houden over een theoretisch vraagstuk. Cultuurgenot en cultuur beoefening komen tot stand, doordat ge aanraking krijgt met de harmonie van mensch en ding, van droom en daad, van schepper en schepping. De personen krijgen relief door wat zij gewrocht hebben, de verschijnselen krijgen glans, wanneer Wij den wil kennen die ze tot stand heeft gebracht. In Keulen konden wij, handjevol journalisten, ontvangen door Koninklijk-recipieerende gastheeren, die in hun levensvormen den adel droegen eener zelfbewuste demokratie, en die hunne zalen, malen en bokalen zoo voorons open hadden gesteld, dat wjj er verlegen onder werden, in Keulen konden wij menschen en dingen leeren kennen in hun verband, groote gedachten naderen tegelijk met heur verwerkelijking. De leidende figuren van Keulen's ontwikkeling, die wij ontmoetten, vertoonden allen de vereeniging van beminnelijkheid en rustelooze kracht, die wij weerspiegeld hadden gezien in de stad en hare instellingen. Dat is Keulen: Gracie, ontstuimige kracht en kinderlijkheid. En dat zijn de Keulenaars; cultuurbouwers zonder geblazeerdheid, wien de nood een glimlach van verwachting om de lippen schijnt te hebben gebracht en die de onmacht en ver nedering waarmee het lot hen sloeg vervormden tot rekkelijke energie. Verwonderlijk, zooals de Duitschers de ver wachting en]den Arbeid verwerkelijken met dezelfde zielevroomhejd als de Russen de gelatenheid. Het leven strekt bij hen fmmmer de spieren, al valt het koortsige van hun geestkracht niet te miskennen. Sedert de militaire ontwapening mobiliseeren zij stelselmatig handel en nijverheid. Wee Holland, indien het daar blind voor blijft! * * Een merkwaardig onderscheid tusschen den Duitschen en Hollandschen geest komt in de Jahrtausendausstellung" aan den dag. Wij demonstreeren, zij symboliseeren. Wij leggen ons cultuurbezit open aan den vreemdeling als een boek, waarin hij lezen kan. Maar prof. Kuske zei, bij de opening der Jahrtausendausstellung", dat zij niet alleen diende tot onderrichting, maar ook om de neiging en het wilsvermogen van het Duitsche volk te versterken. Deze tegenstelling tusschen nationeele activiteit bij vreemde volken en neutrale bespiegelingszucht bij den Hollander kan den Hollandschen nationalist met vrees ver vullen voor de toekomst van zijn eigen volk. Maar Wie deze actieve bedoeling in eene manifes tatie van Duitsch beschavingsleven tijdens een vreemde bezetting goed begrijpt, zal ook leeren inzien, hoe de Keulenaars in het verleden de richtlijnen vinden voor de toekomst. Het denkbeeld toch, den oeconomischen opbloei van eene streek stuwing te geven door verbetering der stedelijke welvaartsinstrumenten vindt de Jahrtausendausstellung wijst dat uit in de historische factoren van Rhijnland zijn oorsprong. De eigenaardige karaktertrek van het Rhijnland ligt in zijn drang naar stedelijke levensvormen. Meer dan de helft van de bevolking der Rhijnlanden woont in de steden, een derde gedeelte der Duitsche groote steden ligt aan den Rhijn. Die steden vloeien overin industriegebieden,welk meer dan het gemiddelde van geheel Duitschland leveren aan nijverheidsproducten. En de nabuurschap van gebieden, schatrijk aan grondstoffen, gelegen aan een knooppunt van water- en spoor wegverkeer met centra van stedelijk intellect, moest leiden tot nieuwe productieve technische en sociale gedachten. Moderne industrieele praestaties men denke aan de Rhijnlandsche zijde- en chemische nijverheid, vonden hun oorsprong in dit belangrijkste der Europeesche ijzer-, steen kolen- en staalgebieden. Aan den Rhijn werden de eerste bruikbare motoren gebouwd, werd de Duitsche cement-industrie gegrondvest, met haar belangrijke gevolgen voor het moderne leven, en deze, aan alle zijden opkomende industrieele be drijvigheid bracht als vanzelf de rijk-geschakeerde organisatie van ondernemers en arbeiders te voor schijn. * * * Het is de wetenschap, dat een uitbreiding en verheviging van industrieele werkzaamheid voor het Rhijnland de eisch is door het verleden ge steld, die de bezoeker als laatste gave van deze tentoonstelling meekrijgt. Maar eer hij zoover is, wordt hij geoefend in het systeem, dat zich in al hare geledingen openbaart. Zij geeft een veel voudige evenwijdigheid te aanschouwen van in voorwerpen opgestelde historiebeschrijvingen. Po litieke en sociale landsgeschiedenis, van den Keiirvorstentijd tot de Emser dépêche, handschrift van Marx en Engels naast portretten van Bismarck en von Moltke, de historische ontwik keling van den reliekenschrijn, gedemonstreerd aan de zeldzaamste exemplaren, en naast de Katholieke cultuur, de Joodsche en Protestantsche tot aan de proeven van modernen Protestantschen kerkbouw, waarbij de hoofd-momenten van den eeredienst in een vernuftige combinatie waren samenge bracht. De ontwikkeling van het Rhijnlandsche kasteel van den vroeg-middeleeuwschen verdedigingsburcht tot aan het achttiende-eeuwsche lusthof, en daarnaast van de boerenhoeve en van de stad. En wat ons trof, zoowel in de cultuurhistorische als in de sociale afdeeling, dat was overal de praktische indeeling,dat wes, dat deze ten toonstelling nietscheen voort gekomen uit een dorre miizeum-systematiek, die alle zilveren, alle koperen, alle houten gebruiksvoorwerpen katalogizeert en nummert en bijeenbrengt in een dom ver band, maar de gedachte van maatschappelijke organisatie en historische gelijktijdig heid al het geëxpozeerde in het leven zelf had binnen geleid. In de oeconomische af-deeling kwam deze werkelijkheidszin dan uit in eene reeks van buitengewoon verduidelijkende, populaire statis tische voorstellingen. De inrichters hadden daar minder met ijle en moeilijk te overschouwen curven gewerkt, dan wel met plastische toelichting, zoodat niet alleen den Wetenschappelijk-geschoolde, maar ook den onontwikkelden mensch begrip Werd bijgebracht. * * Zoo maant de Jahrtausend-ausstellung" de Keulenaars dan tot verdere ontwikkeling der buitengewoon-gelukkige levensvoorwaarden welke aan Keulen door natuur en historie geschonken zijn, een tocht langs de nieuwe havenwerken en voor de nijverheid bestemde gebieden kan tot de wetenschap leiden, dat de stadsuitbreiding en het dienstbaar maken van de stedelijke omgeving aan de welvaartsbronnen die de stad haar bebeteekenis geven, niet alleen geboden van voor zorg zijn, maar ook geboden van nood. De Keulsche industrie heeft zich in de afgeloopen tientallen jaren vooral in de voorsteden moeten vestigen, en sommige dezer voorsteden, als Ehrenfeld, Nippes, Mülheim, Deutz'en Kalk hebben, doordat er zich groote en middel-groote industrieën nes telden, het karakter van arbeiders-steden aan genomen. En maar een zeer klein onderdeel van deze industrieën vond de eerste voorwaarden, welke voor elke nijverheid onmisbaar zijn: spoorBurgemeester Adenauer Weg- en wateraansluiting. Terwijl door de om arming der industrieterreinen en de onderhevigheid aan Westewinden de woondistricten ongezond waren. Men was dus gedwongen voor de nieuwe nijverheid een gebied te kiezen dat onmiddellijk met den Rhijn in verbinding stond, voor elke fabriek spoorwegaansluiting gaf en tevens door de afwezigheid van rook en lawaai, in hygiënisch opzicht voor woningbouw verkieselijk was. Men vond in de buurt van Nichl een uitgestrekt gebied, dat aan deze vereischten kon voldoen. In de omgeving der toekomstige industriestad is nog zooveel open land, dat men de arbeiders nederzettingen in een gezonde streek en op landelijke wijze ingericht kan vestigen. Het tweede probleem dat men moest oplossen, was het havenvraagstuk. De bestaande Keulsche havens kon men niet uitbreiden, en zoo bevond men zich voor de noodzakelijkheid voor haven aansluiting een geheel nieuw gebied te bestemmen, een terreinstrook, ten zuiden van Niehl, die door een uitbuigend gedeelte van den Rhijn wordt begrensd. In verband met deze haven-uitbreiding is men op uitgebreide wijze voor spoorwegaan sluiting aan het zorgen en zoo zal de omgeving van Niehl, een geheel nieuw stadsbeeld te aan schouwen geven, dat aan de ontwikkeling van Keulen eene richting geeft in overeenstemming met den aardrijkskundigen toestand, en de stad bevrijdt van haar reeds twee duizend jaar bestaande gedwongen ringvormige ontwikkeling, waar haar vestingkarakter toe noodzaakte. Men moet deze nieuwe industrie- en havenconstructie van Keulen niet op zichzelf zien, maar in verband met de algemeene verkeersontwikkeling van Duitschland. De Rhijn is door het Rhijn-HerneKanaal in onmiddellijke verbinding gebracht met het Rhijns<h-Westfaalsche industrie-gebied, dat kanaal heeft weder aansluiting met den waterweg van Dortmund naar Ems en verder door het Middellandsche kanaal met het Wesergebied. Dergelijke verbindingen beoogt men met den Donau, zoodat te verwachten is, dat de Rhijn de verkeersstroomingen van alle richtingen in zich zal opnemen en Keulen de verkeerspoort wordt voor een uitgestekt achterland. Men wacht in Keulen de ontwikkeling der dingen niet af, men wil ze vóór zijn. Men beseft, hoe een groote handelsstad, met het Rhijnsche bruinkclendistrict in de buurt, dat hoe langer zoo meer beteekenis krijgt voor het Duit sche economische leven, zich moet wapenen op de nieuwe eisenen, welke veranderde en verbeterde verkeers-systemen aan haar historische roeping stellen. En hier in Keulen konden wij opmerken, welke onver gelijkelijke beteekenis het stadswezen heeft in het mo derne Wereldverkeer, wan neer de stadsbestuurderen een politiek van voorzorg voeren, en niet de maatrege len zoo maar laten aanpas sen aan de omstandigheden. Om Keulen heen ontstaat een reusachtig uitnemend bewerktuigd gebied dat de botsingen en hevige bewe gingen van handel en verkeer kan'opvangen en leiden. En de nieuwe industrie die men op deze wijze aan lokt, en die de beteekenis der stad als verkeerscentrum komt versterken, vernietigt niet de schoonheid, gezondheid en gracie van het land, maar doordat binnen het uitgepaalde industrie terrein uitgebreide natuurreservaten zijn behouden gebleven, door de zorg van het gemeentebestuur worden gecultiveerd, en het landschap bij voor baat oordeelkundig is verdeeld, behoeft de indu strieele ontwikkeling in geen enkel opzicht de schoonheid geweld aan te doen. Natuurlijk zullen stedenbouwers en stadsuitbreiders hunne kritiek hebben op de Keulsche plannen, maar dat neemt niet weg dat Wij bij onzen rondrit om Keulen, dat zijne militaire verdedigingswerken tot oeconomische verdedigingswerken heeft vervormd, op nieuw de overtuiging wonnen, dat de moderne levensnoodzakelijkheden alleen verleelijken, wan» neer ze zonder voordacht worden afgewacht. Van al deze plannen, die bezig zijn in werke lijkheid over te gaan is burgemeester Adenauer de ziel, zooals hij ook de groote persoonlijkheid is, die het initiatief nam tot den bouw der ontzag lijke concerthal, over den Rhijn, een wonder van architectuur en akoustiek, in welken bouw hij den arbeiders werk verschafte tijdens de zwaarste valutamoeilijkheden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl