De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 8 augustus pagina 19

8 augustus 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2513 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE L1MBURGSCHE TYPEN door DR. ANDRÉSCHILLINGS DUN AFECOAT Buiten den ban der kleine samenleving in een «envoudig landhuis, waarheen een met hooge boomen omplante, vrij goed onderhouden grintweg leidde en waaromheen schoone dennenbosschen groeiden, woonde dun affecoat oet de heij" dat was zijn volledige titel. Waarom hij zoo genoemd werd, wist ie wellicht zelf het minst, want hij was geen advocaat, had misschien een blauwen Maandag met de muts naar een meestertitel gegooid, maar zeker al spoedig afgelaten er zich verder voor in te spannen, toen hem uit zijn vaders versterf het buiten, met bosschen, weilanden en een schoenen vijver, benevens voldoende contanten toevielen om niets anders te doen dan den heer spelen. Want een heer was hij! Zijn innemend, donker uiterlijk verzorgde hij Zomer en Winter op de keurigste wijze; bracht, wanneer hij op zijn buiten toevend, naar stad reed in zijn panier, een livreikkecht op den hoogen bok, om boodschappen te doen of 's Zondags de late mis bij te wonen, de nieuwst wetsche dingen van kleedij voor de oogen der hem eerbiedig na kijkende stedelingen. Ongemeen hoofsch waren de groeten, die hij naar alle zijden uitdeelde en die op de beleefdste wijze door jong en oud werden beantwoord. Zijn gemakkelijke zitplaats verliet hij om geen enkele reden. Moest hij in winkel of werkplaats terecht, dan reikte zijn knecht hem de zweep over en tikte hij met het boveneind er van zoolang op vitrine of deurraam, dat de bewoner naar buiten kwam stormen: Waat bleef t j uch, Munhier dun Affecoat?" En heel lang behoefde hij nooit te wachten ! Toorn dcorvlamde trouwens zijn gelaat, als de verschijning der geroepenen even duurde en daarvoor leken de menschen wel erg gevoelig. Overigens was hij een man van weinig woorden. Bijna zwijgend kwamen de kleine transacties tot stand! In zijn wagen bracht hij steeds mee een rieten hengselmand voor kruidenierswaren en eene emailIe kan, waarin hij bloed meenam voor de twee geweldige doggen, die zijn buiten bewaakten. De betrekkelijke leveranciers van beide kwamen op zijn tik naar buiten, negen diep, grepen mand of kan en brachten ze zoo spoedig mogelijk op haar oude plaats terug, negen weer en het rijtuig rolde zachtjes verder. Voor de mis hield zijn rijtuig stil bij een der zijingangen van de kerk, steeds ongeveer tegen hetzelfde uur en bleef er wachten, totdat hij, als het Ite missa est koud was, door de opgepakte massa, die hem, als hoorde dit zoo, vrij gaan liet, naar buiten kwam. In den Winter werd hij maar sporadisch gezien, gedoken in een ongewoon schoonen, zwaren pels mantel, maar 's Zomers verscheen hij vrij regel matig. Over zijn geheele gedraging lag een geheim zinnigheid, die allen nieuwsgierig maakte. Waar toefde hij, wanneer hij niet op zijn buiten was en wat voerde hij daar uit gedurende de vele, lange Zomerdagen? Zijn knecht, de eenige toeschouwer van zijn leven, zweeg immer en buren, die iets weten kon den, had hij niet, want uren ver in zijn omtrek woonde niemand. Enkele wandelaars zagen hem wel eens door zijn bosschen dwalen, maar daarmee kon hij zijn tijd toch niet vullen, vooral niet, omdat hij zoo weinig spraakzaam was tegen de enkele boeren of boschwerkers, die hij ontmoette op zijn gronden. Met eenderen doordringenden blik placht hij hen te monsteren, groette met lichte hoofdbui ging en schreed verder. Zag hij iets, dat zijn ontevredenheid opwekte, dan kregen de schuldigen het te hporen uit den mond van zijn knecht, dien hij bij zijn thuiskomst uitzond. Slechts wanneer hij in zijn bosschen iemand rooken vond uit een pijp zonder dop, ging hij er op af, nauwelijks zich zelf meester van kwaadheid of terwijl hij vriendelijk vermaande, zijn sigarenkoker den rooker voorhoudend: Gein piepe rouke in de bossche. 't Blieftj gevoarluk !" Zijn optreden op dat punt hing geheel af van zijn stemming. t&^-eêgfarwfc: AH>tx*Ae5rU' «-f C-T*- ^o ?' ? »-*^' ?-?* _ . , r~r^ r^é^^A&(^^<^^; Maar altijd sprak er uit'zijn bijna afgodische liefde voor de slanke boomen, die zijn vader ge plant had en die hem waren als goede, trouwe kinderen, voor wier heil hij te waken had. Gerooid was er sinds menschenheugenis niet meer, terwijl in sommige gedeelten zelfs alle kap achterwege bleef, zoodat een nauwelijks doordringbare vegetatie van varens, braam en kam perfoelie om de stammen welig tierde. De meest fantastische verhalen omtrent zijn motieven daarvoor deden de ronde, maar hij, de eenzame, leefde ongenaakbaar voort op zijn grond of ver vandaar in den vreemde, waar niemands oog hem bespieden kon. Maar eens keerde hij terug midden in het Winterseizoen, bleek en stug; ouder plotseling en licht gebogen En nauwelijks van de reis bekomen, schreed hij met zijn knecht, die een scherp mes had moeten meenemen en een dot menie, de bosschen in. Direct al hielden ze stil rechts van zijn huis, waar een tiental kaarsrechte stammen als met groen versierde masten van reuze schepen oprezen. Toen greep hij zijn trouwen dienaar het scherpe mes uit de hand en met een houw sloeg hij de vette bast een handbreedte weg op manshoogte. Zetj heej un steep met eure kwast" beval hij kort, dieze mot ut ierst valle." Verwildering kwam in zijn oogen, naar gelang al verder van zijn huis de boomen geteekend werden. En bij elk nieuw stuk zuchtte hij dieper: Ich bin dur nog neet!" Totdat eindelijk slechts nieuwe aanplant overbleef en er niets meer te verkoopen was. Toen riep hij op een avond zijn trouwen knecht bij zich in de kamer. Marge vertrek ich mer weer !" aarzelde hij, PADOX HOUTBOUW Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten Levering in korten tijd. Fabrieken Warmond De slutst went alles wie gewoen ! 't Paard neemste mer met van de stal." Groote oogen keken hem aan. Zoo kort had de heer nog nooit gesproken den avond voor zijn vertrek. Zwieg mich nier!" zei hij droevig, toen de eenvoudige man wat vragen wilde en trok weer naar de achterkamer van het huis, waar hij al weken bezig was koffers te pakken; allerlei din gen, die anders bleven, werden nu in de breede malen opgeborgen. Vele jaren is het huis sindsdien verlaten liggen gebleven, terwijl fantastischer aldoor werden de verhalen over zijn heengeganen heer, maar ge fluisterd werd het niet langer, dat hij daarginds in het zonnige Zuiden door spel zijn hebben en houden was kwijt geraakt en thans in een andere wereld fortuin zocht. UAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES AANLEGGEN DOOR DEKONFABRF.W.BRAAT-DELFT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl