Historisch Archief 1877-1940
No. 2513
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De :beste VACANTIE-LECTUUR is
eeiTdeel uit onze
DAALDERS-EDITIE
Prijs geb. f 1.50 per deel
Uitvoerig "prospectus gratis op aanvraag
M HOLKEMH J WHENDOIF
AMSTERDAM.
IS 'N MALLE
door PAMELA WIJ N NE
UIT HET ENGELSCH VERTAALD
DOOR CHR. MORESCO?BRANTS.
TWEEDE DRUK
Een roman van niet te ontkennen bekoring.
Prijs gebonden met geïllustreerden omslag in vierkleurendruk
. . f 2.50
ANK, 18 jaar oud, was zeker het liefste meisje, dat ooit naar Indiëscheep ging. Vóór dat ze drie dagen aan
boord van de Carpathia" was, werd ze verliefd op Tony Seymour, de kranige kerel die zijn tijd doorbracht met
haar te redden uit moeilijkheden, waarin zij door haar onschuld en onfortuinlijkheid geraakte. Maar Tony had
Ank's moeder eenige jaren te voren ergens in de bergen ontmoet en er was toen iets gebeurd, dat hem verbood
Ank's liefde te beantwoorden op dat oogenblik tenminste. En dat was de reden, dat Ank eerst boos werd
en zich daarna ongelukkig voelde. En toen ze naar de kampangs van wilde stammen ontvoerd werd, speet
het haar, dat zij zoo onaardig tegen Tony gesproken had. Daarna sleept zij de lezers mede door een heele
serie van opwindende avonturen. Op den achtergrond is de betoovering van de Oost en op den voorgrond
(gelukkig voor Ank) is haar flinke vriend. Natuurlijk loopt op het einde alles goed af, maar werkelijk. Ank
was 'n malle ofschoon een alleraardigste; en zelfs tot op de laatste bladzijde van het boek weet men niet
wat ze in het volgend oogenblik zal uithalen.
Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam.
TENESSEE
door Dr. JAC. P. TUIJSSE
III.
De vraag is gesteld, of de houding, die de Funda
mentalisten in Amerika aannemen tegenover de
evolutieleer ook voor ons, Europeanen, Neder
landers, van onmiddellijk, practisch belang kan
zijn. Ik zou denken van niet, maar je kunt het
nooit weten. Ons land is van ouds het land der
tolerantie. Wij zijn opgevoed tot respect voor de
meening van andersdenkenden. Plaatselijk -en
tijdelijk beleven we wel eens een felle uiting van
onverdraagzaamheid, maar dat is in den regel toch
niet anders dan een stroovuürtje, hel oplaaiend
maar spoedig uitgebrand en wij zien dat tamelijk
gerust aan, meest, zooals onze Hollandsche aard
dat nu eenmaal meebrengt, met spotzieke indo
lentie.
Verscheidene priesters en predikanten staan
wat het evolutieprobleem betreft vrij wel op het
zelfde standpunt als de Bisschop van Birmingham.
Onze scholen worden vrij gelaten in wat zij willen
leeraren. Dat de lagere school zich met evolutieleer
zou inlaten, is zoo goed als ondenkbaar, temeer,
doordat onbegrijpelijkerwijs voor de Hoofd
onderwijzersacte geen Natuurlijke Historie meer
gevraagd wordt. Het zou anders voor het onderwijs
in de Plant- en Dierkunde op de Lagere Scholen
wel goed zijn, indien de onderwijzers eenigszins
op de hoogte waren van de hoofdzaken van evolutie
en erfelijkheidsleer.
Anders is het op de Middelbare Scholen en
Gymnasia, We zouden zelfs wel kunnen zeggen,
dat de Wet de kennis van het evolutie-begrip voor
de gymnasia verplicht stelt. Het programma voor
het eindexamen der B-Oymnasia (besluit van
26 Mei 1922) eischt o.a. toch: Inleiding in de
algemeene vraagstukken van plant- en dierkunde,
gebaseerd op behandeling van onderwerpen uit
de uit- en inwendige morphologie, de vergelijkende
anatomie, de ontogenie, de systematiek en de
physiologie." In de Toelichting wordt dan nog eens
gezegd: ,,Dat, aangezien de vergelijkende anatomie
ook werkt met palaeontologisch feiten-materiaal
en phylogenetische grondbegrippen, eenige kennis
van de algemeene geologie niet gemist kan worden,
is duidelijk en behoeft niet expressis verbis te
worden aangeduid."
Het programma voor de Hoogere Burgerscholen
verschilt hier niet veel van, al is het dan ook niet
vervat in zulke klinkende termen. Voor beide
soorten van inrichtingen worden vrijwel dezelfde
leerboeken gebruikt en dezelfde leerwijzen gevolgd. .
Wanneer we nu de hierboven genoemde
afdeelingen van de biologische Wetenschap nader be
kijken, dan zal het u opvallen dat de meeste er
van,.eigenlijk alle, gegroeid zijn in het licht van
de evolutie-theorie. Aan de.vergelijkende anatomie
blijft onafscheidelijk de naam verbonden van den
grooten Darwiniaan Gegenbaur, Haeckel's beter
ik. Naast het vele, wat Haeckel in zijn geestdrift
en ongeduld bedorven heeft, staat als generalisatie
zijn biogenetische grondwet die verband legt
tusschen ontogenie en phylogenie. De
palaeontologie vertoont ons bij stukken en brokken, maar
met onbetwistbare realiteit, de opeenvolging van de
verschillende planten- en dierensoorten gedurende
millioenen en millioenen jaren. De systematiek
beproeft de planten en dieren van nu en vroeger
te rangschikken naar hun onderlinge verwantschap,
hun gemeenschappelijke afkomst. Wanneer we
zeggen, dat het madeliefje behoort tot de familie
der composieten, dan spreken we daarmee een
evolutionnistische waarheid uit. Honderd jaren
voor het verschijnen van The Origin of Species"
voelde zich Linnaeus al onbehaaglijk onder het
kunstmatig plantensysteem, dat hij zelf had be
dacht en streefde hij naar een natuurlijke indeeling
berustend op verwantschap, op gemeenschappelijke
afkomst, op evolutie.
Nu is het wel zeer goed mogelijk om al die dingen
te onderwijzen zonder het Woord evolutie te ge
bruiken en zonder te gewagen van de
evolutietheoriën. Je ontmoet tegenwoordig overal
pasafgestudeerde gymnasiasten en H.-B.-S.-sers, en
die vraag ik dan zoo terloops wel eens naar hun
ervaringen met de evolutieleer. Nu, zeer velen
hebben daar wel aardige notie's van, genoeg, om
straks, als ze kiezers zijn, niet te vervallen in de
dwaasheden van Tenessee. Daarvoor is het wel
gewenscht, dat ze af en toe nog eens een mooi
beknopt samenvattend boekje er over lezen, dat
dan geschreven moet zijn door de allerbeste des
kundigen. Een juffertje vertelde me heel merk
waardige dingen en wei, dat het onderwijs op haar
school streng fundamentalistisch was en daar ben
ik wel eventjes van geschrokken. Een andere ver
telde, dat haar leeraar nooit over evolutie had
gesproken, maar dat de leerlingen onder elkander
dat wel hadden gedaan en ook dat naar hun
meening die leeraar, die niet over evolutie sprak,
toch zelf wel een overtuigd evotutionnist was.
Ze hadden hem er nooit naar gevraagd. Dit laatste
kan ik niet goed slikken; mijn ervaring is, dat de
leerlingen je met alles aan boord komen, vooral de
derde-klassers al. Ge kent den zestienjarigen
jongeling van Byron.
He thought about himself, and the whole earth,
Óf man the wonderful, and of the stars ***
And how the deuce they ever could have birth;
And then hèthought of earthquakes, and of wars,
How many miles the moon might have in girth
Of air balloons, and of the many bars
To perfect knowledge of the boundless skies;
And then hèthought of Donna Julia's eyes. enz.
enz. enz.
Als je zulke lui onder elkaar laat uitmaken, dat
ze van de apen afstammen, dan is dat een zeer
bedenkelijke onvoorzichtigheid en nog bedenke
lijker is het, om te probeeren, hun wijs te maken
dat de menschen nog pas sinds een kleine zes
duizend jaren op de aarde rondwandelen. Om deze
en andere redenen is het gewenscht, dat op onze
middelbare scholen en, gymnasia de evolutieleer
wordt gedoceerd. Dertig jaar geleden zouden daar
nog wel bezwaren tegen kunnen zijn geopperd.
Nu niet meer, want nu begint het werk van
Prelaat Mendell vruchten te dragen. Sedert Hugo
de Vries met zijn mutatie-theorie is gekomen, is
de afstatnmingsleer een experimenteele wetenschap
geworden die in de Oude en de Nieuwe Wereld
beoefend wordt met respectabele vlijt en volhar
ding. Er is nu geen plaats meer voor holle voor
barigheden. Wij hebben voorzichtigheid geleerd.
Wij kunnen de weetgierigheid der leerlingen be
vredigen en hen tegelijk waarschuwen tegen de
plausibele onbedachtzaamheden van voorheen.
Jonge, knappe geleerden hebben ons prachtige
leerboeken verschaft, waarin de evolutieleer voor
beeldig wordt behandeld, streng kritisch, en met
diepen eerbied voor het mysterie van het leven.
Een van hen eindigt zijn hoofdstuk over de
Algemeene Biologie aldus: De biologie, de leer
van de levende organismen, tracht de raadselen
van het leven te ontsluieren met behulp van schei
kunde en natuurkunde, maar de oorsprong en het
wezen der grondeigenschappen van het leven,
zooals deze met elkaar voorkomen in n cel, zijn
tot heden van natuurwetenschappelijk standpunt
even groote problemen, als de oorzaak der evolutie,
het ontstaan der doelmatige aanpassingen en van ?
gewaarwordingen als gevolg van op de zintuigen
werkende prikkels".
En de ander zegt: Natuurwetenschappelijk
wordt tot dusver het ontstaan van het leven op
aarde voor ons een te dieper mysterie, naarmate
wij in het stoffelijke wezen van dit leven, dieper
doordringen".
Deze uitspraak is net andersom, dan wat de
fundamentalisten van de evolutionnisten meenen
te moeten verwachten. Ik betwijfel echter, of ze
er wel door zouden worden gerust gesteld.
Van God en Genesis wordt in die leerboeken
niet gewaagd. De auteurs meenen zeker wel, dat
elk leeraar voor zichzelf moet uitmaken, in hoe
verre hij met zijn leerlingen religieuse problemen
wenscht te benaderen. De leerlingen plaatsen den
leeraar met hun vragen vaak in een moeilijk
parket. Het gulden zwijgen is dikwijls geraden.
En de theologische faculteit is er ook nog; die
helpt ons misschien ook nog wel eens met voor
drachten over cosmogonie van haar standpunt.
Heel lang geleden heeft Gladstone al geprobeerd
een compromis te treffen tusschen Darwinisme en
Genesis, maar alleen dit onverwacht succes er
mee behaald, dat Huxley uit ergernis over zijn
betoog herstelde van een leveraandoening. En
sedert zoeken we nog.
Vraagt steeds
VAN OUDS HET BESTE MERK