Historisch Archief 1877-1940
No. 2514
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET NEDERLANDSCH BUITEN
ONZE GRENZEN
Het Nederlandsch buiten onze grenzen loopt
gevaar. Zoowel in de Koloniën, als in Zuid Afrika,
en vergis ik mij niet, ook in België, dreigt
de onhoudbaar moeilijke spelling, en dreigen de
onzinnige, door onze behoudzticht maar aange
houden taalregels, onze taal terug te dringen tot
het enge gebied, de eigen landsgrenzen, waar men,
door zijn bekrompenheid van inzicht en door zijn
onvermogen van handelen, deze doode schrijftaal
handhaaft. Waar, als in Nederlandsch Indië,
deze taal moet dienen, om aangenomen te worden
?door vreemde bevo4kingsgroepen, ten einde haar
onderwijs, of een meer uitgebreide leering en een
Verdere beschaving te doen deelachtig worden,
waar dus uitbreiding van ons taalgebied voor de
?deur staat, zoo onder inlanders als onder
Chineezen,?daar valt duidelijk waar te nemen, hoe de
moeilijkheid onzer taal een belemmering van den
voortgang is. Het hokt daardoor met het onder
wijs ; te veel jaren moeten daaraan zoek gemaakt
worden.
Wij hebben door ons kleine taalgebied tóch al
veel tegen, ? het Engelsch en het Fransen hebben
tóch al veel voor: wij kunnen in
<le mededinging dus toch al weinig
velen: en niettemin blijft in onze
taal een stel meerendeels geheel
onnoodige regels den strijd van
dien zwakke mateloos bemoeilijken.
Dat men in de kolonie de
Nederlandsche taal nog leert, komt door
dat er het Nederlandsch gezag ge
vestigd is. Dat men buiten zulke
landen, nadat eerst tientallen jaren
een vergeefschen strijd gestreden
is, de Nederlandsche taal loslaat,
is waarlijk niet te verwonderen.
Al dit was al een dertig jaren
tevoren te voorzien, en wellicht nog
langer. Doch de Nederlander buiten
de grenzen, zooals de schrijver dezes,
die rampen als deze al lang ver
wachtte, ziet zijn inzicht eerst goed
gestaafd, wanneer hij toevallig uit
een artikel verneemt, dat in een
ander Nederlandsch taalgebied,
Zuid-Afrika, het Nederlandsch is
losgelaten (of niet aanvaard), en
het Afrikaansch daarvoor is in de
plaats genomen.
Gelukkig, dat dit nog geschiedde.
Gelukkig, dat er nog een soort
Nederlandsch in dat gebied ge
schreven bleef. Het had erger
kunnen zijn. Men had de taal enkel
kunnen laten spreken, zoolang het
den sprekers beliefde, en uit practische over
weging het Engelsch de algemeene voertaal kunnen
laten zijn.
Wat is de reden van dit droevig afsterven onzer
taal, van dit onvermogen tot elk uitgroeien? Ds
reden is m.i., dat de vereenvoudigers van onze taal
een verkeerde poging om tot hare vereenvoudiging
te geraken hebben gedaan.
Toen de eerste vereenvoudigers, was het niet
te Zwolle? bijeenkwamen, toen leek het, alsof
een menschkundige poging was gedaan, die kans
van slagen bood. Men ontzag de gewoonte, men
schoonde de ontzaglijke macht der behoudzucht,
waar het punten betrof, die met lastigheid niets te
maken hadden. Men bleef, om het meest sprekend
voorbeeld te noemen, den uitgang lijk schrijven,
zooals gebruikelijk Was. Men had Wellicht fouten,
maar men ging in dit en ander opzicht zeker met
juistheid niet te ver.
Het z.g. Kollewijnsch, dat daarop kwam, heeft
door den dertigjarigen proeftijd, dien het heeft
gehad, nu waarlijk wel bewezen, dat het geen
levensvatbaarheid had; dat men er niet aan wil".
Welke richting moet thans gekozen worden?
{Want dat er iets gebeuren moet, staat nu wel vast,
of men zou zich steeds meer gebied zien ontglip
pen).
Ik geloof, dat in enkele der adviezen, eenige jaren
geleden van regeeringswege gezocht, (vergeef mij
de vage aanduiding, doch een Nederlander in de
Kolonie is niet gedocumenteerd), het antwoord
te vinden is, en de vingerwijzing gegeven wordt.
Het is in de richting, dat veel in onze toekomstige
-schrijftaal facultatief worde gesteld. Het was de
fout der z.g. oude en van de nieuwe spelling, dat
gezocht was, een regel van Meden en Perzen te
geven, Waarbuiten rnen niet mocht gaan. En het
is toch duidelijk, dat men eveneens regelen schept,
en geenszins een anarchie, wanneer'men eene vrij
heid laat.
Aldus, door op meerdere punten de vrijheid
te laten, b.v. ten aanzien der z.g. geslachten, bij de
uitgangen sch etc., ontziet men den weerzin,
dien nu eenmaal vele menschen hebben tegen een
verandering in wat zij zich hebben eigen gemaakt.
En aldus krijgt men ongetwijfeld na een tijd van
geleideiijken overgang, ten slotte vanzelf de taal
volgens de eindregels, die ter wille der noodzake
lijke vereenvoudiging geboden zijn.
Men zou haast zeggen, de Regeering ga op dezen
aangegeven weg in. Doch dat zij wat doe, en dat
zij een grondige vereenvoudiging brenge, is thans,
dat is duidelijk, een gebiedende noodzaak, die geen
uitstel duldt.
Mr. A. J. G. M A c L A i N E PONT.
BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN
Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam
BEZUINIGING
DE SCHOOI. VOOR BOUWKUND-% VERSIERENDE
KUNSTEN EN KUNSTAMBACHTEN TE
HAARLEM BEDREIGD!
Door doelbewuste en vaste leiding, vooral van
de tegenwoordige directie bijgestaan door een staf
van toegewijde leeraren, is aan bovengenoem
de school een onderwijssysteem ontstaan, waar
uit blijkt zoowel een fijn begrip voor de psychische
factoren waardoor latente kunstbegaving zich
ontwikkelt als een helder inzicht in de practische
De groote waarde van deze sfeer wordt, met
name ook voor de ontwikkeling van den jeugdigen
bouwmeester vooral ook in de kringen der bouw
kunstenaars gevoeld, die inzien, hoe slechts op
deze wijze de jeugdige krachten kunnen worden
gevormd, aan wie de verdere ontwikkeling en
doorvoering van de door de baanbrekende bouw
meesters teruggevonden en als grondslag voor
het bouwkundig kunstwerk gelegde beginselen
kunnen worden toevertrouwd.
En nu zou, ter besparing van nog eenige
weinige guldens op het toch reeds beschamend
geringe bedrag voor kunst beschikbaar gesteld,
door de vernietiging van dit met toewijding en
groote kennis opgebouwde instituut weer een,
der toch steeds schaarscher wordende instellingen
van bloeiend geestelijk leven, een der weinige
uitingen waarin een klein volk groot kan zijn",
worden weggevaagd .... ?
Deze ontstellende vraag zijn wij gedwongen ons
te stellen, nu de ons reeds vroeger ter oore ge
komen geruchten, waarheid schijnen te bevatten
en men zelfs overweegt haar op te heffen.
Mocht deze misdaad aan den geest in waarheid
worden gepleegd, dan zal op geestelijk gebied
Hollands' bloemenhof steeds meer
veranderenin een troosteloos veld
van judaspenningen dat, hoewel
den slechts in guldens denkenden"
vaderlander een vreugde, den
schoonheidsminnaar een woestenij
zal zijn.
(Door de redactie bekort)
T. B. R o o R D A
Oud lid van de Rijkscommissie van
advies in zake reorganisatie van liet
Museumwezen hier te lande.
PIETER SAENREDAM, HET OUDE STADHUIS (HIST. TENTOONSTELLING)
eischen waaraan in onze maatschappij de op
leiding van aanstaande bouw en sierkunstenaars
moet voldoen.
De omstandigheid, waaraan in onze moderne
maatschappij elk ambachtelijk kunstleven te
gronde dreigt te gaan, dat n.l. de jeugdige kun
stenaar bijna nergens meer vinden kan de be
zielende sfeer van de werkplaats, waarin de
meester, door voorbeeld en leering, den gezel tot
steun kan zijn, en waarin het ambacht geadeld
wordt door den geest, deed ons vaak wanhopen
aan de mogelijkheid of in deze maatschappij
orde, niet slechts ontwikkeling, maar zelfs hand
having van bouw en sierkunst mogelijk zou
blijken.
En zie, daar vonden wij in deze school, de
vereeniging van het beste wat de bovengeschetste
ideale ambachtelijke sfeer (heden nog eene reali
teit in vele streken van het oosten, in de middel
eeuwen ook in Europa) in de door de maat
schappij afgedwongen schoolsche organisatie
bieden kan.
De leeraren, ieder maximaal s'echts twee en
een halven dag aan het onderwijsgevend, brengen
daarheen de sfeer van de werkp'aats, die voor
hen het centrum van hun leven blijft. Het door
hen nagestreefde coel is vóór alles:
zell.ntwikkelirig onder leiding en deze methode is tot een
sterk en harmonisch organisme uitgegroeid, dat
wel vernietigd, maar niet gedeeld of op ande e
geënt kan worden.
Hieris het dus gelukt een sfeer te wekken, waarin
eigen geestdrift, met verstand geleid, voert tot
daden, welker resultaat den beschouwer o.a. in
de prachtige tentoonstelling van het werk der
leerlingen te Parijs voor oogen is gevoerd.
VAN CALGUTTA TOT
CEYLON
Naar aanleiding van de kritiek
van dr. H. G. Koster in uw week
blad op het door mij geschreven
boek, getiteld van Calcutta tot
Ceylon", (zij het mij vergund het
volgende op te merken:
Dr. Koster heeft aanstoot genomen
aan een of twee passages, waarin
de secte der Garsees met de Doops
gezinden vergeleken worden. Dit is
mij volkomen verklaarbaar en ik
haast mij een verklaring te geven,
die, naar ik hoop, de zaak
eenigermate duidelijk zal maken.
Genoemd boek bestaat uit reisberichten, welke
ik destijds voor familie-leden en intiemere ken
nissen schreef. Eerst twee jaren later ging ik
tot de uitgifte ervan in boekvorm over. De
bestreden passages zijn geheel als grap be
doeld en zijn ook binnen dien intiemeren kring,
zelfs door meerdere leden van de Doopsgezinde
Gemeente als zoodanig opgevat. Het is echter
aan nalatigheid bij het corrigeeren van de druk
proeven te wijten, dat genoemde passages over
het hoofd gezien en niet geschrapt werden. Voor
deze nalatigheid bied ik niet anders dan gaarne
aan hen, die er aanstoot aan genomen hebben,
mijn oprechte excuses aan.
Wat de passage aangaande de
Mohammedaansche school betreft, ook hier zal dr. Koster wel
gelijk hebben. Een tourist voor 70 dagen kan niet
van alles op de hoogte komen en vermoedelijk
heb ik in onwetendheid verkeerd ten aanzien van
de nuanceeringen van het Islamitisch onderwijs.
B. H E L D R i N <;.
VAN NELLESVAR l N AS
GOUDZEGEL
5O ets. per Pakje.