De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 10

22 augustus 1925 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER,WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2515 SCHILDERKUNSTKRONIEK TENTOONSTELLINGEN TE HELSINGFORS"JEN TE STOCKHOLM. Er is van het regeeringscomitévoor Nederlandsche kunsttentoonstellingen in het buitenland een communiquéverstrekt aan de dagbladen. We vinden hierin vermeld, dat 51 schilderijen en 15 beeldhouwwerken van Hollanders daarvoor op reis zjjn geweest, en dat de tentoonstelling door Mr. Dr. R. S. Bakels te Helsingfors werd ingericht. Dit is niet het merkwaardige van dit officieel communiqué; het merkwaardige is wat er maar half in te lezen staat, en we worden niet in de war gebracht door een opschrift boven de mededeeling van het communiqué, dat luidt: ,,Bezohkenheid en innerlijke waarde".JDe tentoon stelling te Stockholm werd door den heer Koster ingericht; de gezant weigerde (redenen zijn niet opgegeven) daar een beschermingscomitéte formeeren. Ook deze weigering kan, van het standpunt van den kunstenaar, beschouwd worden als eene van den tweeden rang. Maar... de indruk, dien beide tentoonstellingen maakten zoowel in Finland 3te in Zweden, die is toch eenigszins van belang, lijkt mij, voor ons land ! En dan is dadelijk te zeggen,, dat nocfe Koster noch Bakels (zij moesten het tö$i'èen$ zijn met het wezen der verzameling) geschikte; Heden zijn voor zulke tentoonstellingen Vitórèhoe Verdoezeld ook, en hoe officieel gedraajüi ,.*tf hóe wei-gesausd opgediend beide .tentoonstellingen waren in neide landen een tetor^i^fljn \vaardoor? Wat gemist werd door Finneft Uk .zWeden was het moderne element, en dat, terwijl we hier in Holland tegenwoordig een aantal schilders hebben, die met eere ons in ieder land kunnen vertegenwoordigen, zelfs in Frankrijk, en voor wie de tijd aangebroken is als gesloten groep ons land eens alleen te vertegen woordigen, en die eindelijk! zuiver, alleen, er op uit moeten, en niet gemengd met lieden, wier werk niets meer is, dan dat van epigonen, of zwakken ! En het is tijd, dat het Regeeringscomit ns andere lieden uitzendt dan schilders van den rang ats Bakels en Koster, die noch door begrip, rtoch ;door produtrtiévan de eersten zijn, maar alleen Zijn: ' eenzijdigen van lageren rang! Er is z'óö' lang reeds, 'slordig omgesprongen met de tentoonstellingen 'van Hollandsche schilderkunst jn het' buitenland, dat ik hoopte dat daaraan een einde was gekomen. Het tegendeel blijkt wïfirte zijn; de namen van de uitgezonden comit leden kunnen daf iedereen, die op de hoogte is, dadelijk klaar maken. Ik stel alleen de vraag: tot hoe lang zal ten bate van groepen, die het niet verdienen, ons land nog schade moeten lijden, waar het baat kon vinden, en dan is het verbijs terend te moeten hooren,dat deze tentoonstellingen inderdaad in' zee gaan als officieele vertegen woordiging onzer schilderkunst; immers het comitéis officieel! Laten wij ronduit neerschrijven dat n Koster n Bakels op stal hooren te staan, en niet meer moeten 'ronddraven, als gepatenteerde, offideele «Travers"Van"onze;schilderkunst in den vreemde ! Want ze hebben'er noch de longen voor, noch de 6et nc h !...-. , ' P L A S S C H A E R T 'In 't-artikel over J. Nicolas' raam lees regel 11: praesentatie; en in het artikel over Altorf 's Toorop: verminderen de sterkte niet van dezen sterken kop. EEN AFFICHE VOOR HET VACANTIE KINDERFEEST door J. D. V o s K u i L Voor het vacantiekinderfeest heeft Jordaan, die bij de lezers van ,,de Groene" als onvermoeid strij der voor de ver betering der film en ook als teeke naar bekend is, een affiche ont worpen, hetwelk vreugde vraagt voor het stads kind, dat des zo mers maar al te vaak zijn vrije we ken doorbrengen moet in donke'e kamers vol be nauwde lucht op of de stoffige straten. Een ty peerend tafreel uit het volksleven in de stad heeft Jordaan met deze litho weergegeven, dooreen paar bleekneusjes" te schetsen, die langs de populaire geranium en over het even algemeenc groene hekje de sombere straat ingluren, onbewust ver langend naar een vroolijke gebeurtenis, welke Hefn'eeh gezonde* afleiding brengen zal.... ONZE KOLONIËN : PALEMBANG Teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia. ff Langs een groot gedeelte van Siunatra's Oost kust strekt zich een breede moerassige en met zwaar woud overdekte vlakte uit, Welke bij vloed tot ver landwaarts in overstroomd wordt. Voor menschelijke bewoning zijn deze bijna ondoordring bare wouden, Waarin bovendien eene schier on dragelijke hitte heerscht, totaal ongeschikt, zoodat zij dan ook een slagboom vormen tusschen het binnenland en de kust, Welke alleen te passeeren is door gebruik te maken van een der Weinige bevaarbare rivieren, die zich een weg door dit onmetelijke, hier en daar zelfs tot 100 K-M. breede, gebied gebaand hebben. Een van de meest belang rijke rivieren in deze is de Moesi, die met hare zij takken tot ver in het binnenland bevaarbaar, wel de groote hoofdader van verkeer moest worden van heel het reusachtige gebied ? ongeveer drie maal zoo groot als ons land dat zij met deze bestrijkt Als plaats van vestiging voor Palembang, juist aan het begin der Moesidelta, waar deze haar weg begint door de hier ongeveer 90 K-M. breede wilder nis, had men dan ook geen betere kunnen kiezen en het is tevens te begrijpen dat deze, op het oogenblik grootste plaats van Sumatra, reeds in zeer oude tijden als belangrijke handelsstad bekend stond. Langen tijd heeft het gebied van Palembang onder Javaanscheri invloed gestaan, een invloed, welke nog hier en daar duidelijk merkbaar is, doch, waarschijnlijk in het laatst der 15e eeuw, werd het[onafhankelijk en vormde een eigen sulta naat. Onze betrekkingen met dit sultanaat zijn vele en niet altijd van de prettigste geweest. Tegenslag in den handel overigens wel te begrijpen, want de Palembangers waren in zake handel minstens even geslepen als de dienaren der O. I. Compagnie maar ook verraad en kwade trouw van de zijde van den sultan, met als gevolg daarvan straf expedities van onzen kant, welke ook niet altijd even fortuinlijk verliepen, vormen schering en inslag van de geschiedenis, die deze betrekkingen met het rijk van Palembang behandelt. Eerst in het jaar 1864 werd ons gezag voor goed te Palem bang gevestigd en van nu af aan braken, zoowel voor ons als voor dit voormalig rijk, betere tijden aan, die zich vooral in de laatste jaren in zeer gunstigen zin ontwikkeld hebben, zich nog blijven ontwikkelen en voor dit gewest een groote toe komst openen. J. O. SINIA In het vorige nummer staat onder de teekening Een vlo thuis. Dit moet 7ijn: Vruchten p a s s a r. Er is iets wrangs in deze plaat, welke ons doet denken aan die hooge huizen met troostelooze rijen van ramen waarvoor men altijd grauwe ge zichten ziet, wegkwijnend, omdat deze de frischheid van de buitenlucht en ook het versterkende zonlicht moeten missen, in hun isolement van dorre straten, overhuift door de rookwolken der fabrieken. De rijkdom der natuur is hun vreemd en zij wordt slechts als een groteske herinnering aan haar machtige schoonheid, vertegenwoordigd door een eenzame en vaak wankele geranium. Toch is dit biljet te veel schetsmatig van voor stelling gebleven en te weinig decoratief gehouden, waardoor het wellicht voor een affiche niet sterk genoeg van expressie geworden is. Met duidelijker uitgesproken lijnen zou het ongetwijfeld spoediger de aandacht van het publiek tot zich getrokken hebben, dan thans het geval is.De letters zijn echter volkomen in het karakter van het geheel opgeno men en ook hierdoor maakt deze plaat een rustigen indruk. Maar bovenal trekt ze ons aan, omdat ze, met zooveel ontroering, een stuk volksleven naar voren heeft weten te brengen, hetwelk het doel, waarvoor ze ontworpen werd, zoo treffend pro pageert. Boekbespreking Mas RaNOE, John van Aerzens caclettcntijd. Amsterdam, z. j. L. J. Veen. Een onschuldig en onbenullig prulletje, deze uitstalling van gebeurtenissen uit het Breda'sche cadettenleven. Wat tot zachtheid stemt, is dat het zoo volkomen te goeder trouw is geschreven; al deze cadettengeestdrift, die een hoogtepunt be reikt in het.... hippodroom, waar de heertjes hun toekomstig beroep alvast in praktijk gaan brengen door slag te leveren met het personeel, komt er zoo welgemeend uit, dat men naar den schrijver toe zou willen gaan om hem op den schou der te kloppen en hem vriendschappelijk den raad tégeven, zoo'n stommiteit als het schrijven van een roman nou nooit weer uit te halen. Hij kan heelemaal geen Hollandschen vol zin schrijven. Hij lapt moderne taal-aanstellerigheidjes vast aan gemeenplaatsen van 't jaar '70, gooit met germanismen, stapelt bijzin op bijzin. zonder een greintje gevoel voor rhythme. Hier is het begin, waarin ik het een en ander cursiveer: Het was een wonderschoone dag in einde Juli. De zon, van vroegmorgen af, zond zengende stralen naar beneden, stoofde de perken in de plantsoenen, waar in opperste weelde de bloemen glorieus haar fel schitterende kleuren ten toon spreidden, in opschatering van rood en geel, even verzacht door de groene omranding". De schrijver maakt het je makkelijk. Alle ge breken, die ik opnoemde, zitten al dadelijk in dit begin. Op ongeveer elke bladzijde Worden ze her haald. Het verhaaltje op zich-zelf heeft niets om 't lijf, en de liefdesgeschiedenis, die er in voorkomt is de geïncarneerde banaliteit. Een zekere plat-burgerlijke moraal is trouwens kenmerkend voor het heele boek; een levensbeschouwing, waar het conventioneele duimen dik op ligt, wordt er door loopend in verheerlijkt. Als Mas Ranoe een In donesiër is wat ik overigens niet geloof kan hij onmogelijk nog meer verkeerds van de Hollan ders afkijken, dan hij blijkens zijn boek al gedaan heeft. HER M A N M I D D E N D O R I'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl