Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER,WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2515
SCHILDERKUNSTKRONIEK
TENTOONSTELLINGEN TE HELSINGFORS"JEN
TE STOCKHOLM.
Er is van het regeeringscomitévoor
Nederlandsche kunsttentoonstellingen in het buitenland
een communiquéverstrekt aan de dagbladen.
We vinden hierin vermeld, dat 51 schilderijen
en 15 beeldhouwwerken van Hollanders daarvoor
op reis zjjn geweest, en dat de tentoonstelling
door Mr. Dr. R. S. Bakels te Helsingfors werd
ingericht. Dit is niet het merkwaardige van dit
officieel communiqué; het merkwaardige is wat
er maar half in te lezen staat, en we worden niet
in de war gebracht door een opschrift boven de
mededeeling van het communiqué, dat luidt:
,,Bezohkenheid en innerlijke waarde".JDe tentoon
stelling te Stockholm werd door den heer Koster
ingericht; de gezant weigerde (redenen zijn
niet opgegeven) daar een beschermingscomitéte
formeeren. Ook deze weigering kan, van het
standpunt van den kunstenaar, beschouwd worden
als eene van den tweeden rang. Maar... de indruk,
dien beide tentoonstellingen maakten zoowel in
Finland 3te in Zweden, die is toch eenigszins van
belang, lijkt mij, voor ons land ! En dan is dadelijk
te zeggen,, dat nocfe Koster noch Bakels (zij moesten
het tö$i'èen$ zijn met het wezen der verzameling)
geschikte; Heden zijn voor zulke tentoonstellingen
Vitórèhoe Verdoezeld ook, en hoe officieel
gedraajüi ,.*tf hóe wei-gesausd opgediend
beide .tentoonstellingen waren in neide landen een
tetor^i^fljn \vaardoor? Wat gemist werd door
Finneft Uk .zWeden was het moderne element,
en dat, terwijl we hier in Holland tegenwoordig
een aantal schilders hebben, die met eere ons in
ieder land kunnen vertegenwoordigen, zelfs in
Frankrijk, en voor wie de tijd aangebroken is
als gesloten groep ons land eens alleen te vertegen
woordigen, en die eindelijk! zuiver, alleen, er op
uit moeten, en niet gemengd met lieden, wier
werk niets meer is, dan dat van epigonen, of
zwakken ! En het is tijd, dat het Regeeringscomit
ns andere lieden uitzendt dan schilders van den
rang ats Bakels en Koster, die noch door begrip,
rtoch ;door produtrtiévan de eersten zijn, maar
alleen Zijn: ' eenzijdigen van lageren rang! Er is
z'óö' lang reeds, 'slordig omgesprongen met de
tentoonstellingen 'van Hollandsche schilderkunst
jn het' buitenland, dat ik hoopte dat daaraan
een einde was gekomen. Het tegendeel blijkt
wïfirte zijn; de namen van de uitgezonden comit
leden kunnen daf iedereen, die op de hoogte is,
dadelijk klaar maken. Ik stel alleen de vraag:
tot hoe lang zal ten bate van groepen, die het niet
verdienen, ons land nog schade moeten lijden,
waar het baat kon vinden, en dan is het verbijs
terend te moeten hooren,dat deze tentoonstellingen
inderdaad in' zee gaan als officieele vertegen
woordiging onzer schilderkunst; immers het
comitéis officieel!
Laten wij ronduit neerschrijven dat n Koster
n Bakels op stal hooren te staan, en niet meer
moeten 'ronddraven, als gepatenteerde, offideele
«Travers"Van"onze;schilderkunst in den vreemde !
Want ze hebben'er noch de longen voor, noch de
6et nc h !...-.
, ' P L A S S C H A E R T
'In 't-artikel over J. Nicolas' raam lees regel 11:
praesentatie; en in het artikel over Altorf 's Toorop:
verminderen de sterkte niet van dezen sterken kop.
EEN AFFICHE VOOR HET
VACANTIE KINDERFEEST
door J. D. V o s K u i L
Voor het
vacantiekinderfeest
heeft Jordaan, die
bij de lezers van
,,de Groene" als
onvermoeid strij
der voor de ver
betering der film
en ook als teeke
naar bekend is,
een affiche ont
worpen, hetwelk
vreugde vraagt
voor het stads
kind, dat des zo
mers maar al te
vaak zijn vrije we
ken doorbrengen
moet in donke'e
kamers vol be
nauwde lucht op of de stoffige straten. Een ty
peerend tafreel uit het volksleven in de stad heeft
Jordaan met deze litho weergegeven, dooreen paar
bleekneusjes" te schetsen, die langs de populaire
geranium en over het even algemeenc groene
hekje de sombere straat ingluren, onbewust ver
langend naar een vroolijke gebeurtenis, welke
Hefn'eeh gezonde* afleiding brengen zal....
ONZE KOLONIËN : PALEMBANG
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia.
ff Langs een groot gedeelte van Siunatra's Oost
kust strekt zich een breede moerassige en met
zwaar woud overdekte vlakte uit, Welke bij vloed
tot ver landwaarts in overstroomd wordt. Voor
menschelijke bewoning zijn deze bijna ondoordring
bare wouden, Waarin bovendien eene schier on
dragelijke hitte heerscht, totaal ongeschikt, zoodat
zij dan ook een slagboom vormen tusschen het
binnenland en de kust, Welke alleen te passeeren
is door gebruik te maken van een der Weinige
bevaarbare rivieren, die zich een weg door dit
onmetelijke, hier en daar zelfs tot 100 K-M. breede,
gebied gebaand hebben. Een van de meest belang
rijke rivieren in deze is de Moesi, die met hare zij
takken tot ver in het binnenland bevaarbaar, wel
de groote hoofdader van verkeer moest worden van
heel het reusachtige gebied ? ongeveer drie maal
zoo groot als ons land dat zij met deze bestrijkt
Als plaats van vestiging voor Palembang, juist
aan het begin der Moesidelta, waar deze haar weg
begint door de hier ongeveer 90 K-M. breede wilder
nis, had men dan ook geen betere kunnen kiezen
en het is tevens te begrijpen dat deze, op het
oogenblik grootste plaats van Sumatra, reeds in zeer
oude tijden als belangrijke handelsstad bekend
stond.
Langen tijd heeft het gebied van Palembang
onder Javaanscheri invloed gestaan, een invloed,
welke nog hier en daar duidelijk merkbaar is,
doch, waarschijnlijk in het laatst der 15e eeuw,
werd het[onafhankelijk en vormde een eigen sulta
naat.
Onze betrekkingen met dit sultanaat zijn vele
en niet altijd van de prettigste geweest. Tegenslag
in den handel overigens wel te begrijpen, want
de Palembangers waren in zake handel minstens
even geslepen als de dienaren der O. I. Compagnie
maar ook verraad en kwade trouw van de zijde
van den sultan, met als gevolg daarvan straf
expedities van onzen kant, welke ook niet altijd
even fortuinlijk verliepen, vormen schering en
inslag van de geschiedenis, die deze betrekkingen
met het rijk van Palembang behandelt. Eerst in
het jaar 1864 werd ons gezag voor goed te Palem
bang gevestigd en van nu af aan braken, zoowel
voor ons als voor dit voormalig rijk, betere tijden
aan, die zich vooral in de laatste jaren in zeer
gunstigen zin ontwikkeld hebben, zich nog blijven
ontwikkelen en voor dit gewest een groote toe
komst openen.
J. O. SINIA
In het vorige nummer staat onder de teekening
Een vlo thuis. Dit moet 7ijn: Vruchten
p a s s a r.
Er is iets wrangs in deze plaat, welke ons doet
denken aan die hooge huizen met troostelooze
rijen van ramen waarvoor men altijd grauwe ge
zichten ziet, wegkwijnend, omdat deze de
frischheid van de buitenlucht en ook het versterkende
zonlicht moeten missen, in hun isolement van
dorre straten, overhuift door de rookwolken der
fabrieken. De rijkdom der natuur is hun vreemd
en zij wordt slechts als een groteske herinnering
aan haar machtige schoonheid, vertegenwoordigd
door een eenzame en vaak wankele geranium.
Toch is dit biljet te veel schetsmatig van voor
stelling gebleven en te weinig decoratief gehouden,
waardoor het wellicht voor een affiche niet sterk
genoeg van expressie geworden is. Met duidelijker
uitgesproken lijnen zou het ongetwijfeld spoediger
de aandacht van het publiek tot zich getrokken
hebben, dan thans het geval is.De letters zijn echter
volkomen in het karakter van het geheel opgeno
men en ook hierdoor maakt deze plaat een rustigen
indruk. Maar bovenal trekt ze ons aan, omdat ze,
met zooveel ontroering, een stuk volksleven naar
voren heeft weten te brengen, hetwelk het doel,
waarvoor ze ontworpen werd, zoo treffend pro
pageert.
Boekbespreking
Mas RaNOE, John van Aerzens caclettcntijd.
Amsterdam, z. j. L. J. Veen.
Een onschuldig en onbenullig prulletje, deze
uitstalling van gebeurtenissen uit het Breda'sche
cadettenleven. Wat tot zachtheid stemt, is dat het
zoo volkomen te goeder trouw is geschreven; al
deze cadettengeestdrift, die een hoogtepunt be
reikt in het.... hippodroom, waar de heertjes
hun toekomstig beroep alvast in praktijk gaan
brengen door slag te leveren met het personeel,
komt er zoo welgemeend uit, dat men naar den
schrijver toe zou willen gaan om hem op den schou
der te kloppen en hem vriendschappelijk den raad
tégeven, zoo'n stommiteit als het schrijven
van een roman nou nooit weer uit te halen.
Hij kan heelemaal geen Hollandschen vol
zin schrijven. Hij lapt moderne
taal-aanstellerigheidjes vast aan gemeenplaatsen van 't jaar '70,
gooit met germanismen, stapelt bijzin op bijzin.
zonder een greintje gevoel voor rhythme.
Hier is het begin, waarin ik het een en ander
cursiveer:
Het was een wonderschoone dag in einde Juli.
De zon, van vroegmorgen af, zond zengende stralen
naar beneden, stoofde de perken in de plantsoenen,
waar in opperste weelde de bloemen glorieus haar
fel schitterende kleuren ten toon spreidden, in
opschatering van rood en geel, even verzacht door de
groene omranding".
De schrijver maakt het je makkelijk. Alle ge
breken, die ik opnoemde, zitten al dadelijk in dit
begin. Op ongeveer elke bladzijde Worden ze her
haald.
Het verhaaltje op zich-zelf heeft niets om 't lijf,
en de liefdesgeschiedenis, die er in voorkomt is de
geïncarneerde banaliteit. Een zekere
plat-burgerlijke moraal is trouwens kenmerkend voor het
heele boek; een levensbeschouwing, waar het
conventioneele duimen dik op ligt, wordt er door
loopend in verheerlijkt. Als Mas Ranoe een In
donesiër is wat ik overigens niet geloof kan
hij onmogelijk nog meer verkeerds van de Hollan
ders afkijken, dan hij blijkens zijn boek al gedaan
heeft.
HER M A N M I D D E N D O R I'