De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 16

22 augustus 1925 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2515 DE WERELDKAMPIOENSCHAPPEN WIELRIJDEN Teekening voor de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen r FINALE BEROEPSRIJDERS: KAUFMANN SCHILLES FINALE AMATEURS: . JAAP MEIJER MAZAIRAC MOESKOPS HEEFT ZONDAG VERLOREN Het Stadion was er stil van, onder den indruk en geheel ter neer geslagen. Het is wel begrijpelijk, dat die sportieve tegenvaller de rrjassa in haar geheel even heeft aangepakt, waar de massa in haar geheel zoo vast en zeker op een overwinning van Moeskops had gerekend. En nu was het onbegrijpelijke geschied: Moeskops door Schilles geslagen met ruim een banddikte. Moeskops, op wien nagenoeg iedereen rekende. Moeskops de onoverwinnelijke, de man, die met n been al zijn tegenstanders hebben" kon. En na de nederlaag wist iedereen precies hoe het kwam, dat onze landgenoot niet had gewonnen. En zelfs de grootste leek in sprint-aangelegenheden kon u juist vertellen, waar Moeskops zijn spurt had moeten inzetten, wanneer hij de leiding had moeten nemen, waarom hij het ingaan der bocht en waarom bij het uitgaan der bocht en waarom op het rechte eind en waarom bij den start en waarom voor den eindstreep en waarom Moeskops en waarom Schilles en waarom de U.C.I. en waarom vroeger Jaap Eden en waarom Rutt.... in het kort: ieder een wist op eens haar te vertellen, waar op de Stadionlatten feite lijk Moeskops verloor en heel precies, hoe het kwam, dat hij verioor. Het was zijn versnelling, die te hoog was en te laag; het was zijn sfuurtje dat te krom was en te recht; het waren zijn schoe nen, die te nauw waren en te wijd; het was zijn zadel, het was zijn tactiek, het was zijn ketting, het was zijn haar, het was de jury, het was Jan van den Berg, het was Veen, het was de minister, het waren zijn pedalen, het was Gotfried van Bouillon, het was iedereen en alles, maar wie het aan Moeskops zou hebben gevraagd, zou ten antwoord hebben gekregen en dit antwoord is dat van iemand, die het weten kon : Wat praten jullie allemaal toch, Schilles was sneller. ik was minder snel en daarom heeft Schilles mij met een banddikte geklopt! De rest is gezwam". Over de amateurs werd veel minder gepraat. Maar heel het Stadion was gelukkig, toen het ein delijk zoover was, dat Holland met drie menschen in de halve beslissing kwam en waarbij de kansen van Meijer vrij gunstig stonden. En toen de sterke Duitsche renner Oszmella geslagen was, toen bezetten onze jongens de eerste drie plaatsen in den grootsten en belangrijksten wielerwedstrijd, dien ons land ooit gezien heeft Meijer, Mazairac en Leene l, 2 en 3. Ze hadden gewonnen, en nu was er niemand, die wist te ver tellen hoe en waar en wat.... Ze hadden gewonnen en dat was genoeg en napraten over de redenen, wel dat is toch over bodig ! Onze jongens waren sneller, voila tont A. P, M. MOUSSAULT MOESKOPS ZIEKENHUIS-SILHOUET Met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" deor Nora Schnitzler Recht-op in zijn bedje, bestaart ie met f l-grijze lichtoogjes 't gedoe van de zusters om 'm heen, met iets van verbazing om haar drukke bezig-zijn. 'n Fijn, zuiver-belijnd profieltje, 'n blank-bleek snuitje, donkere zwakheidskringen om de grijze, sprankel-levende oogjes, 'n dun kinderhalsje rijzend boven 't gemeenschapsgoed van 't Ziekenhuis de teere meisjesachtige, dunne handjes met spitse vingertjes liggen in gelaten rustigheid op de moeder lijk-wollen deken. Witte pluisdonzen haartjes bestreden zijn klamme, koorts-kloppende voor hoofd je, waar zichtbaar zijn de adertjes. Zussie gane we nou ete strakkies?", klatert plots zijn kloek-schelle stemmetje door de middag-afwachtende zaal. Heeft mijn kleine jongen honger?" vraag ik. Nee. Want ik krijg altijd rijssies", beklaagt ie zich, ik hou niet van rijssies !" Maar rijst is goed voor mijn kleine jongen. Dan wordt ie groot en sterk !" verzeker ik. Maar ik hou niet van rijssies", zegt hij, en dan eet ik niet en dan wor ik niet groot en niet sterk " Hij kijkt me aan met volledige tevre denheid afdoende geantwoord te hebben, zeker, dat ik er niets tegen in zal kunnen brengen sluit ie de bleeke streep-lipjes op elkaar. Ik onderbreek mijn haastige werk, ga even naar 'm toe knuffel 'm, wat ie zich laat welgevallen met 'n gezicht van: dat schijnt er nou eenmaal bij te hooren, dus maar berusten. De hoofd-verpleegster, statig in haar bewustzijn van toezichtuitoefenend overheidswezen, komt binnen. Onverstandig, zuster !" beknort ze me. Onverstandig? Ja, 'n Tering-lijdertje knuffelt men niet. De hatelijke niets-ontziende, heerschzuchtige bacillen klemmen zich bloeddorstig aan elke voortplantingsmogelijkheid vast. Zussie.... en asse we gegete hebbe komt er 'n uur nacht...." Ja, kleine jongen, dan moet je 'n uurtje sla pen". Enne asse we dan weer wakker worde hoelaat is het dan?" Drie uur, baby". Dan zie 'k door de boome de lichies van de huize", mijmert ie, omdat 't winter is. Want as 't zomer is, hoeve de lichies nog niet op...." Hij staart met zijn licht-oogjes naar de drijvende, zonLa Vin Blanc de KRESSMANN-BORDEAUX GRAVES MONOPOLE DRY Agince: Comptoir des Pays-Bas et de Paris, La Haye nelooze winterwolken boven de wuivende en knik kende boomtopkronen. Daar is professor. Hij kijkt rond met zijn scherpzienden wetenschaps-blik, stelt zich op de hoogte met de ziekte-stadia van z'n kleine patiënten. Dag perfester!" groet mijn kleine jongen juichend. Zoo Lautje " mompelt professor, met zijn gedachten er niet bij hij kijkt naar buiten, naar de boomtakstrengelingen. Regendruppels beginnen met bedachtzaamheid neer te val len. Hoe komt het hier zoo donker, zuster?" vraagt ie verstrooid. Omdat het regent, denk ik, professor", antwoord ik. 't Kan zijn... ."overpeinst ie afwezig, grasduint met de vingers in z'n baard tot de lijn van zijn blik kruist die van Lautje. Zóó, klein jongetje", ontwaakt professor, lioe gaat 't? Ben je al haast op weg een groote meneer te worden?" Nee. Want zussie geeft me altijd rijssies. En ik hou niet van rijssies...." Professor lacht. Is even weg uit zijn werkgedachten. Ik hou niet van rijssies. Nee", overtuigt Lautje met stelligheid. Professor knijpt 'm in zijn wit wangetje, glimlacht tegen 'm, gaat dan verder op zijn ronde. Ik neem de temperatuur van Lautje op, 38.7. Altijd is hij koortsig. In gedachten zie ik het komende leventje van den kleinen jongen. Maanden zal hij moeten zijn in het Ziekenhuis, maanden van liggen-in-bed, uur aan uur, dag aan dag, met als stille troost allén het volgen van lijnen der eigen gedaclitenplastiek, de montere lijnen, de droeve lijnen. Dagen zal hij kunnen zijn thuis, 'n schijnbare gezondheids-opleving, 'n blijkbaar gaan-meedoen met de anderen, gezonden tot het weer niet meer kan.... tot ie weer geduldig liggen moet, maanden in de eenzelvige ziekenzaal. Vijf jaar leeft ie z'n leventje pas van ziek menschje. Misschien zal hij nooit volwassen ontbotten tot een volrijpe, doorleefde menschenziel van leef tijd .... En ik voel weemoed om den kleinen jongen en knuffel 'm toch. M I N N Y H E IJ E R M A N S de meest volmaakte wagen. AUTO-CENTRALE - HAARLEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl