De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 18

22 augustus 1925 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No.[2515 DE ZON TEGEMOET ( Voor Hendriek) Het machtige stoomschip Mon Désir" van de Messageries Maritirnes verliet de haven van Genua, zoo terecht La Superba" genaamd, met bestem ming naar Alexandrië. De zee was spiegelglad en hoog welfde zich de strakke blauwe lucht, waarlangs af en toe kleine witte wolkjes zeilden. Fel brandde de zon en hoewel vroegen morgen, deed zich de warmte danig gevoelen, zoodat de passagiers reeds in tropisch wit Waren gekleed. Velen hunner stonden aan bakboord in de gangen met shawlsen zakdoeken een vaarwel te wuiven aan vrienden en bekenden, sommigen lachten, anderen weenden. Het Was als immer een klein drama, het vertrek van zoo'n mailboot: partir c'est mourir un peu. Heel achteraan tuurde een eenzaam passa gier naar het zog, het schroefwaterdat in breede witte schuimvlokken achter het schip, als 't ware een weg van sneeuw vormde over het diep-blauwe water; en elke slag van de schroeven vergrootte den afstand tusschen Italia la bella" en de Mon Désir". Dan keek hij op, geleund over de ver schansing en zag naar de zon, die stond te branden daar hoog in de lucht. De zon, dacht hij ik ga haar tegemoet, naar Alexandrië, naar Caïro, naar Thebe, de oude wereldstad met de honderd poorten, de hoofdstad van het Oude Egypte in zijn bloeitijdperk, toen Egypte een wereldrijk Was, toen de Amenhotep-dynastie regeerde en Thutmoses III, de groote veroveraar, de Napoleon onder de. Pharao's, regeerde over dat machtige rijk. De zon tegemoet zooais de ziel van dien Pharao, toen zijn tijd vervuld was, de zon tegemoet vloog en zich met haar vereenigde met Ra, zijn vader, om hem te vergezellen op den tocht naar het Westen, door de Onderwereld, het Rijk van Osiris, naar het Oosten en daar weer op te gaan met hernieuwden, frisschen jongen glans. Hij zag naar de bergen langs de kust, zag de "tegen de hellingen gelegen, mooie hotels en witte villa's kleiner en kleiner worden en dacht aan hetgeen hij achterliet in zijn verre vaderland. Achter de bergen lag Italië, daar achter Duitschland, en daar vóór, aan de zee, het kleine landje, het heel kleine landje, dat toch zoo'n beroemden naam had in de gansche wereld, naam op het gebied van wetenschap, kunst, navigatie en vele mannen met wereldvermaardheid had voortgebracht. Het kleine volk, dat zoolang had gestreden voor zijne vrijheid en steeds toevlucht had verleend in den loop der tijden aan alle vreemdelingen, die wegens hunne overtuiging uit hun land moesten vluchten. En in dat kleine landje lag een groote stad en in die stad had hij veel, zoo heel veel, achtergelaten. In de eerste plaats zijn orgel in de kerk, waar hij vele uren had gestudeerd. Als de menschen wandelden in vroolijken zonneschijn zat hij daar te spelen - als het buiten regende of sneeuwde of wel de hagel kletterde tegen de ruiten van den koepel hoog boven hem, dan zat hij daar met volharding en toewijding te studeeren. Dit alles was hem lief en hij had het achtergelaten. Wat hij nog meer achterliet? Eene vrouw, voor wie hij twaalf lange jaren hard had gewerkt, die hem veel verdriet had aangedaan, doch die ook hem met groote toewijding had verpleegd gedurende eene ernstige ziekte, die goed voor hem gezorgd had en de dagelijksche huiselijke beslom meringen geheel op hare schouders had genomen, zoodat hij zich rustig aan zijn studie kon wijden. Dan Weer dacht hij er aan hoe, op zekeren keer, hij van haar was heengegaan en hoe vreemd het hem toen was, zonder haar, zonder vrouw ! Hoe hij eiken avond laat naar buiten zag, uit zijn eenzame kamer en peinsde : Misschien komt zij wel, misschien." Maar onder alle voetstappen die luid weerklonken in de late stille straat waren nooit die hem zoo bekende. En met bitterheid in het hart dacht hij eraan hoe hij haar zoo goed mogelijk steunde. Als een schok ging het door zijn brein, terwijl de meeuwen krijschend boven het achterschip zwermden, hoe hij haar eenmaal nog sprak en met tranen in de oogen vroeg: Dus je komt nooit?", waarop zij onaangedaan antwoordde Neen, nooit". Ook die vrouw had hij achtergelaten, de vrouw, die hij twaalf jaren lang meer had vertrouwd dan zichzelf; zij had een ander lief en hij was haar voor altijd kwijt. Hij veegde de tranen uit de oogen, zag weer naar het vlokkige schuim, hoorde den regelmatigen slag van de schroeven, het gekrijsch van de meeuwen boven hem, van de meeuwen die het schip vergezelden in de hoop op voedsel. De lucht was nog strak, helblauw de hemel, het werd al warmer en warmer en hij ging naar zijn hut om een boek te halen, nam het mede naar het sloependek en trachtte, gelegen in zijn langen stoel, die droeve gedachten te verstrooien, te verjagen met de History of Egypt, het onvolprezen werk van Breadsted. Doch van lezen kwam niets en het duurde niet lang of hij staarde weer droomerig over de eindelooze zee. Nu Weerspiegelde zich een gelukkige lach op zijn gelaat en verlangend strekte hij de armen uit. Mon désir", fluisterde hij, mon désir!" In gedachten zag hij een slank meisje met hooggewelfde wenkbrauwen en kalm, vriendelijk gelaat. Boven haar linker oog sprong een weer barstig lokje op en heur blonde haren straalden als goud, waar het zonlicht op valt. Mon Désir" zou die hem nareizen naar het Nijldal, zou zij komen en zouden zij tezamen de zon tegemoet rijden als die onderging aan den Westelijken woestijnrand? Hoe vaak had hij dit gehoopt ! Dan eerst zou hij tot rust komen en weer kunnen studeeren, dan eerst als zij bij hem zou zijn. Hij sloot de oogen zooals altijd wanneer hij haar wilde zien en zag haar, dacht aan de avonden die hij met haar doorbracht, hoorde nog fluisteren Wacht maar, wacht maar" als zijn sterk ver langen haar begeerde en weer overviel hem groote droefheid. Hij stopte een pijp en ging meedoen met ringen gooien op het promenade-dek. Uitge laten waren de passagiers bij dit mooie weer, Wedstrijden voor de kinderen werden op touw gezet en de kleine jongens en meisjes holden en lachten, schaterden van pret. In de verte passeerde een boot van de Rotterdamsche Lloyd.Vlagsignalen Werden gewisseld, ook het bekende sein Goede reis en behouden aankomst". Die verre boot deed hem denken aan zijn eenigen broer, die, gezag voerder van een dergelijk schip, nooit meer iets van zich liet hooren. Het verzetje had hem goed gedaan en hij kreeg weer moed, moed voor de toekomst, 's Avonds toen het koeler werd en de maan haar bleeken glans over de donkere zee wierp, 's avonds na het diner, leunde hij weer over de verschansing in het kuildek en uit het monotone geraas van de schroeven klonk hem een lied in de ooren, een gedicht van Heine dien hij zoo vereerde. Hij leunde het hoofd tegen de verschansing en het was reeds laat toen hij slapen ging. Den volgenden avond, na een heerlijken dag van prach tig weer, zagen de passagiers een breeden licht bundel over de donkere zee verschuiven, het was het licht van Alexandrië, de vroeger machtige stad, de stad van Alexander den Grooten, waar de Ramses-dynastie had gezeteld, de stad waar het Ramesseum, dat heerlijke bouwwerk, had gestaan, de stad van de triomfeerende liefde van Cleopatra. Hij ging naar zijn hut met de ge dachte: als ik Wakker word morgen vroeg, dan ben ik er, dan ben ik in het geheimzinnige Afrika, dan zie ik de woestijn terug. Men debarkeerde. De aanlegsteigers waren vol. Drie stoomers tegelijk werden door de passagiers verlaten en de fellahs omringden, opdringerig en brutaal als altoos, al die signore Inglese" vechtende om de handbagage. In het station stond de express naar Caïro gereed en de reizigers verdrongen elkaar om een plaatsje te bemachtigen. Men hoorde uitroepen van vele Yankees die elkaarontmoetten Where are you going to?" Are you going to the new tomb?" I am going to the tomb!" Honderden Amerikanen aangebracht door Cook vulden den trein om van Caïro met de Nijlboot naar Thebe te reizen, naar het Dal der Koningen, om het pas gevonden graf van Pharao Toet-ankh-Amen te gaan bezichtigen. Glimlachend zette hij zich in een hoekplaats en dacht aan de business-firma Cook, die booten vol Amerikanen en Engelschcn naar Egypte bracht en heel wat geld wist te slaan uit de (ipgraving van die laatste rustplaats van den voor ruim 3000 jaren gestorven Pharao. Ook wijlen Carnarvon, dat wist hij, was er achter geweest en had met de Times een hoog conctract afgesloten voor persberichten. Maar het eerste hoofdartikel in ons land over die opgraving was van mij, dacht hij tevreden, evenals vele andere artikels over het Oude Egypte. Nu 7,011 hij dan toch het Nijldal zien en naar zijne famillie kunnen schrijven, evenals Champollion je suis arriv dans cette terre d'Egypte après laquelle je soupirais depuis longtemps. J'ai pu boire de l'eau fraïche a discrétion et cette eau-la tait de l'eau du Ni!". Ook Champollion had hij herdacht op den dag, dat deze honderd jaren geleden het hi roglyphenschrift had ontcijferd en dezen Vader der Egyptologie" hulde gebracht. Hoeveel vij anden hadden hem die artikels bezorgd toenmaals ! Maar ook vrienden onder wie twee bekende geleerden. Met verbittering dacht hij nu terug aan dat kleine land waar ook zooveel kleine" menschen Wonen. De express raasde naar Caïro met zijne lading Amerikaansche richards, bijeenOL.OO &N gebracht door Cook going to the tomb. Hij keek naar buiten. Zand en nogeens zand, woestijn, en daarboven als een immense blauwe koepel, de hemel. Weldra Werd het te eentonig, en dommelde hij in, in slaap gewiegd door de zacht veerende beweging van het rijtuig en het monotoon geklik der wielen. Nu droomde hij Weer van haar ze lachte hem vertrouwelijk toe en fluisterde wacht maar, wacht maar". Een luide stem deed hem wakker schrikken: Caïro" !, Le Caire"1 Hij wreef zich den slaap uit de oogen, nam zijn valies en stond op het hoofdperron van Caïro. Op Weg naar het hotel overdacht hij nog eens alles. Eerst zou hij zich installeeren, na eenige weken zou zij hem nareizen en vooraf haar komst .te Alexandriëseinen. In de hall van het Astor-Hotel waren vele vrienden werkzaam bij den CatalogueStaff van het groote museum te Bulacq. Die hadden reeds eene Woning bij Thebe voor hem gehuurd, buiten die stad, met uitzicht op de woes tijn, in het dorp Gurneh aan den Westelijken oever van den Nijl. Drie dagen besteedde hij aan het maken van notities in het museum en den vierden dag bracht de Nijlboot hem naar ThetöWaar hij na een prachtigen riviertocht van enkele dagen arriveerde. Van Amsterdam naar Thebe ! Welk een afstand ! 't Was als een droom, als in een koorts, zooals hij voor eenige jaren in zijne ziekte had gedroomd. Toen hoorde hij een stem die luide riep door werken", doorwerken"! Hij had doorgewerkt, heel veel gestudeerd, een weinig succes gekend, maar veel verloren. Nemen dan de Goden met de eene hand terug wat zij met de andere schenken? Nu was hij dan toch in Thebe. De machtige stad met de honderd poorten l Waar was dat machtige gebleven, waar de honderd poorten, waar de stra ten vol vreemdelingen van allerlei ras, de grootsche tempels met de hooge pylonen (voormuren), de geweldige afgodsbeelden, de plechtige optochten waarbij het gerinkel van het sistrum (1) weer klonk, de Pharao's op hunne strijdwagcns, de kaalhoofdige priesters, de fluitspeelsters, de bloemenmeisjes, de hooge vaandels op de muren, de Obelisken wier driehoekige punten vlammen schoten als de zon ze bescheen, de geweldige massa's slaven, gedreven door opzichters met den karwats in de hand, de slanke Egyptische vrouwen in nauwsluitend gewaad waar was dat alles? Achtergebleven achtergelaten door den Tijd, zooals hij veel had achtergelaten in dat kleine land van nevel, mist, regen en influenza ! Een gids bracht hem naar zijne woning, een klein huisje, zooals hij had gewenscht, nabij de woestijn eu het Dal der Koningen. Aan den westelijken woestijnrand zou hij dien avond de zon zien ondergaan, zooals hij jaren geleden de dieproode schijf had zien zinken in het zand, een schouwspel om nooit te vergeten. Eene 1) Schel bij de ceremoniën gebezigd. HETBOEK VAN DEWEEK De Ontdekking van Joost Gelderop DOOR Uitgave vanVANHOLKEMUWARENDORF.t'dam F. DE SINCLAIR Geïllustreerd omslag van B. VA.\' VLIJMEN Prijs geb. f 1.50

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl