De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 19

22 augustus 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2515 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 fellah-vrouw, belast met de huishouding en haar man El Mouzri verwelkomden eerbiedig den Sahib, die den fellah, dien hij van vroeger kende als een goed kameraad en vertrouwden gids, hartelijk begroette. El Mouzri kende de geheimen van de woestijn, was zelf een kind van de woestijn evenals de Toeareggs uit den roman van Bénoit. Hij bespeurde Uren van tevoren reeds de nadering van den sirocco, den vreeselijken; van den saimoen, den wervelWind die het zand omhoog werpt in zuilen welke reiken tot aan den hemel en de karavanen met den dood bedreigen en liet zich door geen fata morgana, hoe bedriegelijk ook, van den weg af brengen. En toen de zon dien avond haar reis had voort gezet naar het Rijk van Osiris, sliep hij in, vermoeid van den langen tocht, met een photo van het liefste meisje van de Wereld", van Adeodaat, de gave Qods", onder zijn kussen Eiken dag tegen zonsondergang reed een ruiter door het Dal der Koningen naar het Westen en zag aan den rand van de woestijn, in het warme zand gelegen, naar het zinken van de zonneschijf, om, als die geheel was verdwenen en de korte schemering aanbrak, met een zucht weder zijn kameel te bestijgen en den eenzamen terugweg te aanvaarden door die meest sombere van alle valleien, Waar geen spoor van eenigen plantengroei te bekennen is en ter weerszijden zich grauwe, hooge, grimmige rotsen verheffen, waarboven, hoog in de lucht, in breede vlucht, de roofvogels, loerende op prooi, in wijden boog cirkelen. In het halfduister zagen de fellahs, voor hunne armzalige leemen hutten gehurkt, iederen avond weder het silhouet passeercn van den eenzamen sahib op zijn kameel en mompelden eerbiedig hun groet de vrede van Allah zij met U". Op een morgen werd hem door een koerier uit Luksor een telegram gebracht, kom 24 dezer AlexandriëMon Désir". Dien avond reed hij weder, doch nu met een glimlach op het gelaat naar de woestijn en den volgenden dag vertrok hij via Caïro naar Alexandrië. Veertien dagen later, in den namiddag, trok een kleine stoet van drie kameelen van Ourneh naar het Westen. Voorop El Mouzri, achter hem, met helmhoed en in rijcostutim eene slanke, blonde vrouw, die af en toe gilletjes uitstiet als haar kameel eene onverwachte beweging maakte, aan haar zijde de Sahib. Zij spraken niet en zagen elkaar voortdurend aan. Zoo zag ik eens, verbrak hij de stilte, eene afbeelding van den Pharao Akh-en-Aten, staande in zijn wagen, de leidsels in de hand, en naast zich zijne gemalin Nefertiti, haar gelaat liefdevol naar hem toegewend, terwijl hun jongste dochtertje Merent-Aten aan hun voeten speelt. Je weet, elk jaar werd dit gelukkige echtpaar eene dochter geboren, wel acht malen achtereen, er kwam geen zoon. Toch hield die Pharao veel van vrouw en kinderen en gaf zijn hovelingen een voorbeeld van huiselijk leven. De eenige wijze waarop hij zijn verdriet uitte over dat uitblijven van den opvolger was de slotzin -der proclamatie Waarin hij telkenmale de bevalling zijner gemalin aan zijn Volk mededeelde en de Pharao is wederom teleurgesteld." Af en toe hielden zij de kameelen even in en moest ze, ongewend aan de verzengende Warmte welke het zand uitstraalde en het vermoeiende rijden, eenige oogenblikken rusten. Langzaam ging het dan weer verder. El Mouzri zong zacht voor zich heen zijn -eentonigen zang en wikkelde zich af en toe beter in zijn ruime burnous. Geen geluid was te hooren, doodstil was het op de eindelooze zandvlakte en de zon zonk al lager. Ver weg waren zij thans van de menschen" en het Geluk vergezelde hen. Bij den rand van de Woestijn gekomen stiet de gids een langgerekten kreet uit. Traag bogen de kameelen de pooten en legden zich neder. Zij stapten uit den zadel en terwijl de fellah eerbiedig achter hen bleef staan, gingen zij in het Warme zand liggen op een zorgzaam door dezen uitgespreid kameelendek met den helmhoed naast zich. Het hoofdje drukte ze tegen zijn schou der en zoo bleven zij kijken naar de zon die lang zaam en indrukwekkend onderging. Zooals alleen in Egypte ! Die zonsondergang inspireerde Pharao Akh-en-Aten tot zijne hymne aan den zonneschijf: Door U leven de menschen en hun oogen zien op Uwe schoonheid, Maar als Gij ondergaat sterven zij". Wie, die nooit door eene sombere vallei als deze heeft gereden en een zonsondergang in dit land zag, kan zich voorstellen wat de dood, het heen gaan beteekende voor de Oude Egyptenaren, die hun woning beschouwden als zeer tijdelijk, als een verblijf, dat zij eenmaal en wel spoedig zouden verlaten om hun leven voort te zetten in de Duat, het Rijk van Osiris? Zij namen dan, volgens hun innige overtuiging, plaats in het zonneschip, de zonnebark, en reisden daarin door de twaalf regionen van den nacht. Hun heengaan was als het ondergaan van de zon. Maar alleen T.\\, die deze bark zagen vertrekken, kunnen de UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE bedoeling van dit vergeten Geloof beseffen. In de steden van het Westen bespeurt rnen van den zonsondergang bijna niets ! Het daglicht verdwijnt heel langzaam en het oogenblik waarin de zon achter den horizon zinkt, blijf t onopgemerkt. Doch Egypte Wordt beheerscht"* door de zon en het oogenblik van den ondergang wordt door ieder tegemoet gezien en is voor ieder een gebeurte nis. Het is een belangwekkend tijdstip, een plechtig oogenblik en voor hen die dit in de Woestijn beleven is het de gebeurtenis van den dag. Dan kan men veel leeren omtrent het Oude Egypte, wat in geen studeerkamer in het Westen door geleerden uit boeken te halen is; in dit opzicht is de meest gewone toerist beter leerling dan zij. Een bekend Egyptoloog zeide eens de eenige goede studie van. het Oude Egypte is die welke aanvangt bij de lippen van de Sphinx". In Europa voelt men bij het heengaan van de zon eene lichte droefheid, doch in Egypte komt daar nog bij iets als een voorgevoel, een onbestemd gevoel van vrees en een zeer sterk gevoel van verlatenheid als de laatste stralen zijn verdwenen. Het is dan alsof men aan zichzelf wordt overgelaten na den geheelen dag door het Licht beschermd en omgeven te zijn en alleen zoodra de duisternis geheel is ingetreden en de vertroostende stilte van den nacht ons om ringt is de ziel weder gerust en kalm gestemd. Ook zij gevoelde dit en geraakte diep onder den indruk. De laatste stralen der ondergaande zon hulden haar blonde lokken als in een glans van goud. El Mouzri, die nog nooit zulk een pracht zag, gewoon aan de donker-oogige en zwartharige feHah-vrouwen, was van stomme bewondering vervuld. Hij zag neer op dat blonde haar daar beneden hem en kon met moeite een kreet weer houden. Den ruimen, langen mantel achter de schouders werpend, keerde hij zich met op de borst gevouwen handen naar het Oosten, maakte drie malen eene diepe buiging en stamelde Allah Akbar, twékruinen, het is een Koningskind".... De zon \\as verdwenen, de korte schemering brak aan, dralend rezen zij en namen plaats in den zadel. El Mouzri deed zijn langgerekten kreet hooren, langzaam stonden de kameelen op. Met den trouwen gids voorop reed de kleine cavalcade naar het Oosten, naar Gurneh, langzaam werd de terugtocht aanvaard. De arme fellahs voor hunne leemen hutten gehurkt zagen dien avond uit het Dal der Koningen den kleinen stoet voorbijtrekken, de drie silhouetten van ruiters en kameelen scherp afgeteekend tegen de lucht, voorop hun vriend El Mouzri, dicht gehuld in zijn burnous, achter hem de twee vreemdelingen, nog sprakeloos en stil, onder den indruk van wat zij beleefden. En ook thans mompelden ze hun groet de vrede van Allah zij met U". Zwijgend reden zij verder om na jaren van afwachten, strijd en verlangen de zon tegemoet te gaan als die, uit het Rijk van Osiris komende, opnieuw zou verrijzen in frisschen, jongen glans. In het eenvoudige huisje, buiten, aan den rand PADOX HOUTBOUW Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten Levering in korten tijd. Fabrieken Warmond van Gurneh, wachtte hun het Geluk dat was vooruitgesneld, daar zouden zij tezamen zijn, Voor het eerst tezamen zijn in den nacht. Hoog boven hunne hoofden breidde zich aan den hemel de Melkweg uit als een wazige boog van horizon tot horizon en ze dachten aan de Oude Egyptenaren die geloofden dat dit de Nijl van den Hemel was, waarlangs zij die daér waren 1) dreven ir. hunne geestesbooten. De hitte van den dag had de rotsen en het zand verlaten, het was knel geworden; in het sombere dal dat zij hadden doortrokken fluisterde een lichte bries langs de rotsblokken en zuchtte tusschen de heuvels. 1) De gestorvenen. UITNEMENDE Vacantielectuur De Society Reeks Prijs geb. f2.50 per deel Ank is 'n malle door PAMELA WYNNE De held harer droomen door PAMELA WYNNE Buikje door HENRI BÉRAUD TER PERSE: Liefdespel door SUZANNE LENGLEN, de ongeslagen tennisspeelster UITGAVEN VAN Van Holkema en Warendorf, AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl