De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 2

22 augustus 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2515 n v TI/DGENGÓT EN! l, *r , : t . . . i , 'i . i . . ; MECHTILD LICHNOWSKY door Dr. W. G. C. B Y v A N c K QEBURT (Romanstudie) II Vorstfh Lichnowski, gelijk men zal weten, is de vrouw van den Duitschen gezant te Londen, aan wien in de eerste dagen van Augustus 1914 de Engelsche oorlogsverklaring werd beteekend. Margot Asquith's (Lady Óxford's) dagboek ver meldt uitvoerig den indruk welken de breuk met de Londensche wereld op het echtpaar heeft, gemaakt. Mij dunkt, er is eenige invloed te bespeuren dien Engelsche gevoelsstrooming op het talent van de Duitsche schrijfster heeft uitgeoefend, maar misschien doet men beter de overeenkomst toe te schrijven aan een algemeen Europeesche stemming die het onderzoek noopt het zieleleven tot op den bodem bloot te leggen. Laten wij ons voorloopig hieraan houden en zonder verderen omhaal in het dichte kreupelbosch der pagina's van het boek doordringen. Het is de hoofdpersoon van den roman, de jongeling die staat geboren te worden, met wien wij thans te doen krijgen. Op de hoogste verdieping yan het huis Waar wij zijn binnengeleid, had de jonge Albert, graaf Kerkersheim, ook wel in zjjn familie de arme Albert genoemd om het ongeluk van zijn mankhetd, zijn apartement dat uit een paar kamers bestond. Daar bracht de negentienjarige veel van zijn tijd door in gezelschap van zijn katje, -dat een aanspraak was en van zijn dagboek, dat zijn vertrouwen had. Te leven was voor hem: zich te ontwikkelen, zijn talent te doeri rijpen, niets wat in hem lag ongebruikt te doen voorbijgaan. Zijn verwanten mochten plannen voor zijn toekomst maken, hij wilde dichter zijn. Alleen de dichter beheerschte het leven. Voor anderen stond hun omgeving altoos ver van hen af, het tegenwoordige was er om van te genieten, ja, maar het was voorbij als we zijn 'komst waarnamen; de dichter daaren tegen trok het verleden en het toekomende naar zich, door zijn verbeelding schiep hij zich zijn wereld; hij had alles dichter bij zich. Voor hem was er iets dat boven het streven van de rrienschen uitging opgesloten in hun drang om aan de behoefte die de werkelijkheid hun oplegde, tegemoet te komen. Waarom hadden de primitieve vazen, die enkel moesten dienen voor het bewaren der vloeistoffen, zoo dikwijls den vorm van het vrouwenlijf ? Naar zijn beeld schiep hij ze, heet het in de gewijde boeken; de ziel van den schepper drukt zich af in het geschapene. Zulke gedachten vervulden zijn eenzaamheid. Hij deed zijn best dieper in te gaan op de ver houdingen van hetgeen hij zag. Het weten toonde zich niet voor hem als een opgestapelde en dadelijk beschikbare massa van kennis, maar als het resultaat van een liefdevol intreden in een toe stand dien men meester wilde worden, Begreep men hem niet, wanneer hij het geheugenwerk zooveel minder stelde dan het persoonlijk onderzoek, dat zoowel den persoon van den onderzoeker als den aard van het onderzochte tot zijn recht deed komen, kon hij van hen met wie hij zich daarover onderhield geen meege voel krijgen met zijn inzicht in de behandeling van het leven, zoo sloot hij de gesprekken af en zweeg stil. In zijn dagboek maakte hij de opmer king: evenals men boeken heeft voor den kinder leeftijd, moet men er ook verzamelingen op na houden van gedachten pour Vage mür, om vrede te bewaren met het geslacht dat ons voorgaat en onze ideeën niet kan vatten. Hij kon zijn voorraad van algemeene gewone gedachten bijeenbrengen om zijn oom Dr. Aign pleizier te doen, de specialiteit in zenuwziekten en zijn anderen oom, graaf Vormbach, die r et liefst naar een goed aangerichte tafel en een aardig meisjesgezicht keek. Wat zou hij den schat van zijn gedachten open leggen voor menschen die geen besef hadden van de krachten die hem den sleutel zouden geven tot een nieuwe wereldbeschouwing ! Hij van zijn kant kon heel goed peilen wat men voor hem verborgen zou Willen houden, en hij begreep ach het was niet moeilijk ??hun dubbelzinnigheden. Zoo was er een wereld van schim rondom hem; die omhulde de kern van waarheid welke hij in zich droeg. De eenige met wie hij zich zou hebben kunnen verstaan, was denkelijk zijn tante Isis, de Isabella die met Dr. Aign was gehuwd. Hij had enkele woorden van haar betrapt, door haar gesproken, terwijl zij niet Wist, dat hij luisterde. Zoo dom is het leven", had zij gezegd, dat men heusch niet weet of men voor eenige bestemming hier op aarde dient. Alles wat de anderen van me weten, is bijv. dat ik een gehuwde dochter heb, en daarbij nog drie kinderen, maar zoo'n feit heeft met mijn wezen niets te maken." Het wezen, dat zich verborgen wil houden, daar kon de jonge Albert in komen ! Maar tante Isis, ofschoon zij een gevoel van keurverwantschap in hem wakker riep, droeg een Oostersch masker en als een marmeren pantser; en zij maakte soms gebruik van uitdruk kingen wier cynisme en rechtuit losgaan op de dingen zelf den teeren geest van den jongen dweper terugstootten. Vroeg zij niet eens, tot besluit van haar theorie dat men zich de voorstellingen van andere menschen moest eigen maken over hun Werk om hen rechtmatig te kunnen beoordeelen: hoe denkt »zich de Abortsfrau aan een station de functies van een dame du palais aan het hof? Het zijn daarentegen de zie/envragen, die den jongen peinzer op zijn dakkamer bezig houden. Hoe is het met de ziel? Dat is het groote geheim, dat de mensen met zich draagt, terwijl hij weet, dat het onoplosbaar is. Laat mij hier een enkelen zin uit het dagboek aanhalen. De Kerk zegt handig: Wat ge niet kunt begrijpen, moet ge gelooven. Maar iets grijpbaars te gelooven, dat kan iedereen. Oelooven zonder te grijpen en te vatten wordt gevraagd. Dat gaat echter maar zoo nLt. Want: Wien moet ik dan gelooven? Wien? Ik geloof niemand dan mij zelf, en wat het zoo'n kerkvader gelukt is te bereiken, daar kan ik ook op rekenen. Ik heb hem dus niet noodig. En God? De kerkvaders hebben mij God gegeven, zelf wil ik hem vinden of mijzelf. Of men al de begaafdheid heeft voor een bruikbaar ambtenaar, dat maakt niet de persoon lijkheid uit of de onpersoonlijkheid , maar de zielsaanleg en die weerstaat lederen invloed van buiten af." De ziel heerscht, zij neemt haar beslissing over het leven en haar oordeel is zonder beroep; haar stem waarschuwt en wij weten van haar door een innigst besef den samenhang van het leven, maar wij kunnen niet zien, en missen het middel de ziel op te voeden. Zij is het mysterie dat wij meedragen. Wonder zou het zijn, indien de natuur niet, na zooveel filosofie, haar recht op den armen Albert Wou herwinnen. De liefde stond bij hem voor de deur. Hij zou geen peinzer in de hanebalken zijn geweest, wanneer hij zijn liefdesbegoocheling niet was begonnen met het vormen van een ideaal hoog in de lucht als een godin. Dan spoedig ging hij het beeld der geliefde formeeren op den bodem der werkelijkheid, methodisch met een streekje pedanterie, zooals een welopgevoed jongmensch uit een artistieke omgeving paste. Hij bouwde haar gestalte van den grond op, mag men wel zeggen. Er was hem niet ontgaan hoeveel verschil er bestond enkel in het marcheeren van de tnenschen: kwamen sommigen bijna niet vooruit, anderen namen haastige passen. Albert zocht eene uit die zich regelmatig bewoog, zoodat de voortgaande pas zuiver aansloot bij den afgelegde en men door het onderschuiven van een vlak de lijn van een parketvloer verkreeg. Zoo was zijn basis. Het geheel bekroond door een zwanenhalsje van het teerste rozige waas, had 700 groote be koring dat hij in een passie ontvlamde en voor goed zijn ziel -?wij weten thans wat dit voor hem beteekende aan de verschijning op aarde ver bond. Wij vinden dan bladzijden die aan beroemde hoofdstukken van Dickens' romans herinneren, waar ze ons de helden toonen op zoek naar onbe kende geliefden die hun hart geheel hebben ver overd. Gang en leven komt in het verhaal, de deftige zinnen pakken hun mysterieuze sleepen op en bewegen zich als personen die geen gevaar loopen bij den weg neer te zijgen omdat zij onder hun last niet verder kunnen. Om in de atmosfeer van den roman te v/orden opgenomen haal ik enkele passages van het boek aan. De jonge Albert en het meisje dat hij zich opge bouwd en verkoren heeft zijn bekenden geworden, hun families behooren tot denzelfden kring; op een groote buitenpartij vinden zij gelegenheid tot intieme gesprekken. Genoveva heet het meisje, maar Albert noemt haar bij haar kindernaam Vewi, Baronin. Vewi. Zij hadden over een' roman van Tolstoi ge sproken. Albert was in enthousiasme gersakt, SCHEEPS WINKELKA M E RBETIMMERINGEN GROOTSTE MEUBELFABRIEK VAN NEDERLAND niet over het boek, maar over de liefde. Tolstoi weet daar eigenlijk niet van", zeide hij, en pp eens barstte hij los: De anderen evenmin. Maar ik zooals ik het zal doen, zal nooit een mensen van u houden." Zij waren stil blijven staan bij de staldeur, die voortdurend klopte, evenals Albert's hart, en Vewi antwoordde ook in vollen ernst: Ik houd ook van u veel meer dan van alle anderen." Maar haar hart klopte niet zoozeer. Het is toch waar", dacht zij bij zichzelf. Hij is als niemand anders." Zij gevoelde geen hinder tusschen hem en haar, maar ook niets van de onmacht van het ijzer tegenover den magneet. Het ging alles te natuurlijk. De toestand van haar ziel was de inleiding tot liefde, maar er had nog een groote wervelstorm moeten komen, om haar de andere treden omhoog te voeren. Vewi was bijna van denzelfden leeftijd als Albert, maar hem twee jaren vooruit in omgang met de Wereld; zijn vreemdheid in gezelschappen hield zij voor teruggetrokkenheid uit het leven, daar zij gezelschap en leven met elkander ver wisselde. In tegenstelling tot anderen zag zij in hem een goed en ernstig mensch, maar geen heer", en het gebrek van zijn voet gaf hem noodzake lijkerwijze een trek die niet diende om het krachtig optreden van zijn persoon te bevorderen. Maar zij wist uit zichzelf iets van hem dat voor haar een merkteeken was; hij verstaat alles, ook wat men hem niet zegt. Zij was nog een eenvoudig meisje en kon van zijn hartsgeheim niet afweten dat het een vraag van leven of dood was. Zij was blij wanneer zij hem op straat ontmoette, en als zij zijn fijnen kop en zijn eigenaardig jongensgezicht en profil zag voorbijgaan, zoo ernstig en veelzeggend, hoorde zij toch wel de stem van haar ziel die tot haar waar heid sprak: Die is bovenaardsch goed met hem moogt ge niet zooals met andere hecren" een modisch spel beginnen...." Zij keek hem dan ernstig aan, en in zoo'n oogenblik kon hij haar ware ziel zien en wist dat hij zich niet vergiste, omdat in zulk geval zijn eigen ziel niet zoo machtig opgewekt had kunnen zijn. Een overtuigende Demosthenes was hier Vewi goed te pas gekomen om haar te zeggen: Hier is het grootste wonder der wereld dat u slapend op uwen weg kruist. Maar is e wel een redenaar die ooit heeft overtuigd? Alleen het leven kan tot een handeling drijven, en het leven gaat voorbij, wacht zijn ge legenheid niet af, spreekt niet voor, raad niets af spreekt in het geheel niet". AAN DE MEDEWERKERS Brieven en bijdragen bestemd voor het redac tioneel gedeelte moeten worden geadresseerd aan het secretariaat der redactie, Keizersgracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoons namen. DE GRUYTER &Co. DEN HAAO AMSTERDAM ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl