Historisch Archief 1877-1940
No. 2515
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
FERN-OST
door S. VAN PRAAG.
HANS UND MARGARE DRIESCH
Twee keer mocht ik het genoegen smaken
Hans Driesch in wetenschappelijke voordrachten
te hooren. De eerste maal in onze deftige
Amsterdamsche Aula. Een paar weken te voren had
Rudolf Steiner van denzelfden Katheder af zijn
wijsheid uitgegalmd en nu welk een tegenstel
ling de ras-echte philosoof, die met een schier
angstwekkende voorzichtigheid zijn feitenmate
riaal opbouwde om toch weer boven die feiten
uit ons in de verte naar een theorie te wijzen, die
wel iedere bloot-mechanische verklaring der
levensverschijnselen voor goed onmogelijk maakte.
En de tweede keer?hoe was het decor veranderd!
We waren de ondragelijke warmte van Tokyo
ontvlucht en toefden nu in het bergoord Karuizawa,
van alle kanten omringd door zendelingen en nog
eens zendelingen. Want voor wie het niet weten
mocht zij het hier kort vermeld: Karuizawa is
het middelpunt, waar 's zomers missionarissen
uit de meest verschillende streken van Japan en
China te zamen komen. Men treft ze hier bij
bosjes aan, menschen, die in het heele verdere
jaar vaak geen ander bleek-gezicht aanschouwen
en die nu hier, in Karuizawa, hun zomervacantie
besteden met het beleggen van vergaderingen,
stichtelijke bijeenkomsten en wat dies meer zij.
Lukt het u waar ik niet zeker van ben op
uw wandeling het vergaderingsgebouw van de
methodists te ontwijken, zeer stellig hoort ge
uit een andere plaats de preek en het
gezang van de Presbyterians oprijzen. Behoef
ik te zeggen, dat het gesprek met die lieden vaaK
zeer belangwekkend is, dat ge gegevens uit het
Japansche dorpsleven te hooren krijgt, die u
anders verborgen zouden zijn gebleven, dat ge
in staat wordt gesteld een boek als Sayo Vara
(helaas ook in het Hollandsen vertaald) in al
zijn kale leegte te doorzien. Maar is het ook te
verwonderen, dat ge na al die gesprekken toch
wel weer eens naar iets anders verlangen gaat!
En welk een schok van blijdschap doortrilde
ons dan ook, toen de tijding ons gewerd dat Hans
Driesch van uit China Japan zou aandoen, om
aldaar een aantal lezingen te houd;n en dat ook
Karuizawa aan de beurt kwam. Ik heb eenige
malen een wandeling door de brandende zon ge
maakt om me hier in het verre Oosten weer eens
te kunnen vergasten aan Driesch' degelijke voor
drachten, want de hal, waarin hij dien zomer zijn
college's hield lag tamelijk ver van den kom der
gemeente. Wel een eigenaardig auditorium, dat
hier bijeengekomen was om den sensei (leeraar) te
hooren. Zeker meer Japanners dan Driesch andere
jaren hier had kunnen verwachten, want het gold
ditmaal voor hen als goede sier naar Karuizawa te
gaan. Karuizawa toch werd vroeger bijna niet door
Japansche zomergasten bezocht, maar dit jaar had
het departement, belast met de zaken der keizer
lijke huishouding, na lang wikken en wegen
besloten, dat het niet beneden de waardigheid van
den kotaishitenka (kroonprins) was om zulk een
democratisch oord als Karuizawa te bezoeken
en diens aanwezigheid maakte dan ook, dat het
krioelde van Japanners. Waren Driesch' voor
drachten te veel pas klaar gemaakt voor een kolo
nie van vacantiegangers? Ik weet het niet, maar
ze lieten dit keer maar een half bevredigenden
indruk achter. En toch sloeg ik met groot enthou
siasme het boek op, waarin hij en zijne vrouw
hun bevindingen over hun verre reizen hebben
opgeteekend. ^ern-Ost; Brockhaus 1925).
,,0een reisdagboek van een philosoof wil het
zijn" klinkt het ons uit de voorrede tegemoet.
Een reden van vreugde voor ieder, die met mij geen
onverdeeld bewonderaar is van Keyserling's
toch in ieder geval zeer merkwaardig boek.
Maar dra ontwaart ge tot uw schrik, dat we met
Driesch in een ander uiterste zijn vervallen.
Is toch het bezwaar, dat men tegen Keyserling zou
kunnen opperen, dat hij zich te vast heeft inge
sponnen in het web zijner abstracties en dat u
nergens de frissche onbevangen indruk van het
direct aanschouwde tegenwaait, vlak is zijn boek
nooit. Ja men zou verder kunnen gaan en beweren,
dat Keyserling zich op zijn wereldreis pas als
philosoof ontpopt heeft en dat zijn vroegere
werken eerst beteekenis krijgen als men ze be
schouwt als praeludia op dit reisdagboek. Hoe
anders is het met Driesch. Hij, de schrijver van
een half dozijn werken, die naar veler meening
tot de allerbelangrijkste behooren, welke de mo
derne philosophie aan te wijzen heeft, weet na
2ijn wereldreis niet veel meer dan banaliteiten
mede te deelen. Mogen wij het totaal onbevre
digende van dit ,,Fern-Ost" alleen aan Mevrouw
Driesch wijten, die haar echtgenoot voortdurend
in de rede valt? Geenszins, ook al vind ik in haar
causerieën over curio's, tempels, Duitschers
in de Oost geen enkel woord, dat geest
verraadt. Wel betrap ik er haar vaak op, dat ze
zelfs haar reisgids niet goed heeft doorgelezen.
In Osaka is heusch nog wel iets anders te zien
dan het gebouw van den Deutsch-Japanischer
Verein, waar men zich onder het genot van goed
(hetzij met dankbaarheid erkend) Duitsch bier ver
heugen kan in de belangstelling der Japanners voor
de beste (hetzij met nog grootere erkentelijkheid
uitgesproken) vruchten der Duitsche cultuur.
Maar hoe begrijpelijk het dan ook is, at zij deze
belangstelling met vreugde constateert, dit mag
nog geen reden zijn voor onze wereldreizigster
om het werkelijk mooiste, dat Osaka oplevert,
ongezien en onbesproken te laten. Dit is behoef
ik het eigenlijk nog te zeggen hetpoppentheater
de ningyoshibai. Wie in het schoone Kobe
dit adjectief is van Mevrouw Driesch, ik voor mij
heb in die allerellendigste havenstad nog nooit
iets mooi's ontdekt dreigt om te komen onder
den zwaren last van het moderne zakenleven,
wel die heeft maar een uur te trammen en hij be
vindt zich bij dit poppenspel in een echt Japansch
milieu, welks gestileerde schoonheid zich aan een
ieder openbaart, ook dan wanneer hij van het
gesprokene weinig of niets begrijpt. Behoort hij
echter tot die groep, voor wie ook dit gesprokene
leeft, dan kan hij zich vergasten aan een rijke
sappige taal, die in haar honderde schakeeringen
de kleinste nuance's van een veelstemmig gemoeds
leven weet tot uitdrukking te brengen. Waarmede
ik maar zeggen wil, dat het hoofdstukje over
Osaka in dit boek althans al erg mislukt moet
heeten. We zullen deze analyse niet al te ver
doorzetten, al kunnen we een glimlach van ver
bazing niet onderdrukken als we te hooren krijgen
dat het Biwa-meer eigenlijk zoo onbelangwekkend
is. Zou ik me dan zoo vergist hebben, toen ik
keer na keer de Ishiyama-dera bezocht om in
dit klooster althans eeni'ge oogenblikken de sensatie
te smaken van in de Japansche Middeneeuwen
te zijn? Zou mijn herhaalde gang naar de stille cel,
waar het schoonste Japansche proza geschreven is/
HANS DRIESCH
TENTOONSTELLING van werken door
A. H. GOUWE. Schilderijen en tee keningen,
portretten en caricaturen.?Van 14 tot 31 Aug.
KUNSTZAAL VAN LIER
naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.)
dan toch dwaas en ijdel geweest zijn? Ik laat het me
niet inpraten en ik geloof eerder, dat de schrijvers
van dit boek zich aan een reeks van oppervlakkig
heden hebben schuldig gemaakt, die men althans
van een hunner niet zou verwacht hebben.
Want het hooge woord moet er nu maar dadelijk
uit, ook de gedeelten door Driesch zelf geschreven
zijn nauwelijks iets beter te noemen.
Aan welk lezers-publiek dacht hij eigenlijk toen
hij zijn hoofdstuk over Land, Sprache und Religion
schreef? Toch niet aan hen, die aan een herhaling
van een Brockhaus-artikel behoefte hebben? Maar
als hij, als leek, over deze interessante aangelegen
heden niets nieuws te zeggen wist, dan had het
op zijn weg gelegen althans n ding goed en uit
voerig te beschrijven. Driesch was uitgenoodigd
om als Lecturer aan eenige Chineesche en Japan
sche universiteiten voordrachten te houden over de
moderne philosophie. We twijfelen er geen
oogenblik aan of die taak is door hem naar behooren ver
vuld. Maar ons had hij kunnen verblijden met zijn
op exacte gegevens berustende indrukken omtrent
het geestesleven daar. Hoe reageert de Chineesche
intellectueel als hij kennis neemt van het diep
zinnige, dat alle warhoofden ten spijt ook het
Westen heeft opgeleverd? Zietdaar een vraag.
welke mij, die in Japan op heel kleine schaal
dergelijke studie's maakte, zoo bijzonder inte
resseerde. En nu weet ik heel goed, dat zelfs een
denker als Driesch daar na een verblijf van In
maanden geen bevredigend antwoord op vermag
te geven. Maar was het dan niet beter geweest
geheel het stilzwijgen te bewaren? Zou hij op zijn
gebied niet even streng een relaas van opper
vlakkigheden veroordeeld hebben? Zoo blijven
wij ook na de lectuur van dit boek in onze kennis
van het Oosten nog even ver als wij waren en
ieder, die aangelokt door den naam van den
schrijver, op dit boek aanvliegt, komt bedrogen
uit.
MARGARE DRIESCH
RAMP TE BORCULO
Inwonenden die hierbij hun bril verloren
hebben stel ik in de gelegenheid GRATIS
een nieuwe te bekomen. Aanvragen onder
opgave van juiste naam, adres en leeftijd
te richten aan:
JOS. HARTOG
Hoofdsteeg 17 Nobelstraat 28
ROTTERDAM UTRECHT