De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 5

22 augustus 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2515 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND FERN-OST door S. VAN PRAAG. HANS UND MARGARE DRIESCH Twee keer mocht ik het genoegen smaken Hans Driesch in wetenschappelijke voordrachten te hooren. De eerste maal in onze deftige Amsterdamsche Aula. Een paar weken te voren had Rudolf Steiner van denzelfden Katheder af zijn wijsheid uitgegalmd en nu welk een tegenstel ling de ras-echte philosoof, die met een schier angstwekkende voorzichtigheid zijn feitenmate riaal opbouwde om toch weer boven die feiten uit ons in de verte naar een theorie te wijzen, die wel iedere bloot-mechanische verklaring der levensverschijnselen voor goed onmogelijk maakte. En de tweede keer?hoe was het decor veranderd! We waren de ondragelijke warmte van Tokyo ontvlucht en toefden nu in het bergoord Karuizawa, van alle kanten omringd door zendelingen en nog eens zendelingen. Want voor wie het niet weten mocht zij het hier kort vermeld: Karuizawa is het middelpunt, waar 's zomers missionarissen uit de meest verschillende streken van Japan en China te zamen komen. Men treft ze hier bij bosjes aan, menschen, die in het heele verdere jaar vaak geen ander bleek-gezicht aanschouwen en die nu hier, in Karuizawa, hun zomervacantie besteden met het beleggen van vergaderingen, stichtelijke bijeenkomsten en wat dies meer zij. Lukt het u waar ik niet zeker van ben op uw wandeling het vergaderingsgebouw van de methodists te ontwijken, zeer stellig hoort ge uit een andere plaats de preek en het gezang van de Presbyterians oprijzen. Behoef ik te zeggen, dat het gesprek met die lieden vaaK zeer belangwekkend is, dat ge gegevens uit het Japansche dorpsleven te hooren krijgt, die u anders verborgen zouden zijn gebleven, dat ge in staat wordt gesteld een boek als Sayo Vara (helaas ook in het Hollandsen vertaald) in al zijn kale leegte te doorzien. Maar is het ook te verwonderen, dat ge na al die gesprekken toch wel weer eens naar iets anders verlangen gaat! En welk een schok van blijdschap doortrilde ons dan ook, toen de tijding ons gewerd dat Hans Driesch van uit China Japan zou aandoen, om aldaar een aantal lezingen te houd;n en dat ook Karuizawa aan de beurt kwam. Ik heb eenige malen een wandeling door de brandende zon ge maakt om me hier in het verre Oosten weer eens te kunnen vergasten aan Driesch' degelijke voor drachten, want de hal, waarin hij dien zomer zijn college's hield lag tamelijk ver van den kom der gemeente. Wel een eigenaardig auditorium, dat hier bijeengekomen was om den sensei (leeraar) te hooren. Zeker meer Japanners dan Driesch andere jaren hier had kunnen verwachten, want het gold ditmaal voor hen als goede sier naar Karuizawa te gaan. Karuizawa toch werd vroeger bijna niet door Japansche zomergasten bezocht, maar dit jaar had het departement, belast met de zaken der keizer lijke huishouding, na lang wikken en wegen besloten, dat het niet beneden de waardigheid van den kotaishitenka (kroonprins) was om zulk een democratisch oord als Karuizawa te bezoeken en diens aanwezigheid maakte dan ook, dat het krioelde van Japanners. Waren Driesch' voor drachten te veel pas klaar gemaakt voor een kolo nie van vacantiegangers? Ik weet het niet, maar ze lieten dit keer maar een half bevredigenden indruk achter. En toch sloeg ik met groot enthou siasme het boek op, waarin hij en zijne vrouw hun bevindingen over hun verre reizen hebben opgeteekend. ^ern-Ost; Brockhaus 1925). ,,0een reisdagboek van een philosoof wil het zijn" klinkt het ons uit de voorrede tegemoet. Een reden van vreugde voor ieder, die met mij geen onverdeeld bewonderaar is van Keyserling's toch in ieder geval zeer merkwaardig boek. Maar dra ontwaart ge tot uw schrik, dat we met Driesch in een ander uiterste zijn vervallen. Is toch het bezwaar, dat men tegen Keyserling zou kunnen opperen, dat hij zich te vast heeft inge sponnen in het web zijner abstracties en dat u nergens de frissche onbevangen indruk van het direct aanschouwde tegenwaait, vlak is zijn boek nooit. Ja men zou verder kunnen gaan en beweren, dat Keyserling zich op zijn wereldreis pas als philosoof ontpopt heeft en dat zijn vroegere werken eerst beteekenis krijgen als men ze be schouwt als praeludia op dit reisdagboek. Hoe anders is het met Driesch. Hij, de schrijver van een half dozijn werken, die naar veler meening tot de allerbelangrijkste behooren, welke de mo derne philosophie aan te wijzen heeft, weet na 2ijn wereldreis niet veel meer dan banaliteiten mede te deelen. Mogen wij het totaal onbevre digende van dit ,,Fern-Ost" alleen aan Mevrouw Driesch wijten, die haar echtgenoot voortdurend in de rede valt? Geenszins, ook al vind ik in haar causerieën over curio's, tempels, Duitschers in de Oost geen enkel woord, dat geest verraadt. Wel betrap ik er haar vaak op, dat ze zelfs haar reisgids niet goed heeft doorgelezen. In Osaka is heusch nog wel iets anders te zien dan het gebouw van den Deutsch-Japanischer Verein, waar men zich onder het genot van goed (hetzij met dankbaarheid erkend) Duitsch bier ver heugen kan in de belangstelling der Japanners voor de beste (hetzij met nog grootere erkentelijkheid uitgesproken) vruchten der Duitsche cultuur. Maar hoe begrijpelijk het dan ook is, at zij deze belangstelling met vreugde constateert, dit mag nog geen reden zijn voor onze wereldreizigster om het werkelijk mooiste, dat Osaka oplevert, ongezien en onbesproken te laten. Dit is behoef ik het eigenlijk nog te zeggen hetpoppentheater de ningyoshibai. Wie in het schoone Kobe dit adjectief is van Mevrouw Driesch, ik voor mij heb in die allerellendigste havenstad nog nooit iets mooi's ontdekt dreigt om te komen onder den zwaren last van het moderne zakenleven, wel die heeft maar een uur te trammen en hij be vindt zich bij dit poppenspel in een echt Japansch milieu, welks gestileerde schoonheid zich aan een ieder openbaart, ook dan wanneer hij van het gesprokene weinig of niets begrijpt. Behoort hij echter tot die groep, voor wie ook dit gesprokene leeft, dan kan hij zich vergasten aan een rijke sappige taal, die in haar honderde schakeeringen de kleinste nuance's van een veelstemmig gemoeds leven weet tot uitdrukking te brengen. Waarmede ik maar zeggen wil, dat het hoofdstukje over Osaka in dit boek althans al erg mislukt moet heeten. We zullen deze analyse niet al te ver doorzetten, al kunnen we een glimlach van ver bazing niet onderdrukken als we te hooren krijgen dat het Biwa-meer eigenlijk zoo onbelangwekkend is. Zou ik me dan zoo vergist hebben, toen ik keer na keer de Ishiyama-dera bezocht om in dit klooster althans eeni'ge oogenblikken de sensatie te smaken van in de Japansche Middeneeuwen te zijn? Zou mijn herhaalde gang naar de stille cel, waar het schoonste Japansche proza geschreven is/ HANS DRIESCH TENTOONSTELLING van werken door A. H. GOUWE. Schilderijen en tee keningen, portretten en caricaturen.?Van 14 tot 31 Aug. KUNSTZAAL VAN LIER naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.) dan toch dwaas en ijdel geweest zijn? Ik laat het me niet inpraten en ik geloof eerder, dat de schrijvers van dit boek zich aan een reeks van oppervlakkig heden hebben schuldig gemaakt, die men althans van een hunner niet zou verwacht hebben. Want het hooge woord moet er nu maar dadelijk uit, ook de gedeelten door Driesch zelf geschreven zijn nauwelijks iets beter te noemen. Aan welk lezers-publiek dacht hij eigenlijk toen hij zijn hoofdstuk over Land, Sprache und Religion schreef? Toch niet aan hen, die aan een herhaling van een Brockhaus-artikel behoefte hebben? Maar als hij, als leek, over deze interessante aangelegen heden niets nieuws te zeggen wist, dan had het op zijn weg gelegen althans n ding goed en uit voerig te beschrijven. Driesch was uitgenoodigd om als Lecturer aan eenige Chineesche en Japan sche universiteiten voordrachten te houden over de moderne philosophie. We twijfelen er geen oogenblik aan of die taak is door hem naar behooren ver vuld. Maar ons had hij kunnen verblijden met zijn op exacte gegevens berustende indrukken omtrent het geestesleven daar. Hoe reageert de Chineesche intellectueel als hij kennis neemt van het diep zinnige, dat alle warhoofden ten spijt ook het Westen heeft opgeleverd? Zietdaar een vraag. welke mij, die in Japan op heel kleine schaal dergelijke studie's maakte, zoo bijzonder inte resseerde. En nu weet ik heel goed, dat zelfs een denker als Driesch daar na een verblijf van In maanden geen bevredigend antwoord op vermag te geven. Maar was het dan niet beter geweest geheel het stilzwijgen te bewaren? Zou hij op zijn gebied niet even streng een relaas van opper vlakkigheden veroordeeld hebben? Zoo blijven wij ook na de lectuur van dit boek in onze kennis van het Oosten nog even ver als wij waren en ieder, die aangelokt door den naam van den schrijver, op dit boek aanvliegt, komt bedrogen uit. MARGARE DRIESCH RAMP TE BORCULO Inwonenden die hierbij hun bril verloren hebben stel ik in de gelegenheid GRATIS een nieuwe te bekomen. Aanvragen onder opgave van juiste naam, adres en leeftijd te richten aan: JOS. HARTOG Hoofdsteeg 17 Nobelstraat 28 ROTTERDAM UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl